• No results found

Persoonlijke voorkeur van de teamleider

6 De telefoontap in de praktijk

6.3.4 Persoonlijke voorkeur van de teamleider

Uit de gesprekken blijkt dat de persoonlijke voorkeur van de teamleider en/of OvJ een rol speelt bij de overwegingen om te gaan tappen. Uit onderzoek van Kruisbergen en De Jong (2010, p. 152-153) komt naar voren dat de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden afhangt van kennis en ervaring ermee. Ook speelt de houding ten opzichte van een opsporingsmiddel, dus de wijze waarop men tegen het opsporingsmiddel aankijkt, een rol bij de overweging omtrent de inzet ervan.

Een aantal respondenten blijkt geen liefhebber te zijn van de tap en geeft aan de tap pas in te willen zetten als het echt niet anders kan. Zij vinden dat de tap te veel capaciteit opslokt en de flexibiliteit uit het team haalt. Een

dent geeft aan dat hij zijn team liever de straat op stuurt om buurtbewoners te spreken en dat het aanwezig zijn in de wijk ook veel resultaat oplevert.

‘Het tappen is een hele traditionele ouderwetse opsporingsmethode. Het is vooral een heel duur middel en kost gewoon heel veel capaciteit. (…) Ik heb de rechercheurs liever anders.’ – politie

Toch zeggen respondenten die geen voorstander zijn van de telefoontap dat ze niet zonder de tap kunnen. Wel proberen ze de inzet ervan zo kort moge-lijk te houden.

Andere respondenten vinden het een geweldig opsporingsmiddel. Deze res-pondenten zetten, volgens eigen zeggen, daar waar mogelijk de tap eigenlijk standaard in.

‘Als door bewijs één verdachte bekend is en die loopt nog op straat. Die ga je dan vooral tappen. Waarom? Omdat je wilt weten wie de overige daders zijn. Dan ga je naar Opsporing Verzocht, je plaatst het in de krant, je gooit het item er lekker in en dan heb je de stille hoop dat ze elkaar gaan bellen van “jeetje, we waren op televisie die zaak”. Taps zijn zinnig, echt.’ – poli-tie

Resultaten uit het verleden bepalen de inzet van opsporingsmiddelen in het heden. Indien men voorheen positieve resultaten heeft behaald met een bepaald opsporingsmiddel, is men eerder geneigd wederom dat opsporings-middel in te zetten (zie hierover ook De Poot et al., 2004, p. 256-257). Opspo-ringsmiddelen waarmee negatieve ervaringen zijn opgedaan worden het liefst vermeden. Sommige opsporingsteams komen er niet toe bepaalde opsporingsmiddelen in te zetten, vanwege onbekendheid met het middel, waardoor ze niet de kans krijgen ervaring met deze opsporingsmiddelen op te doen en de specifieke (on)mogelijkheden ervan te leren kennen.

Zoals gezegd speelt de houding die men ten aanzien van bepaalde opspo-ringsmiddelen heeft ontwikkeld ook een rol bij de overwegingen om die mid-delen in te zetten. Meerdere respondenten maken de vergelijking met Ame-rika, waar men veel gebruikmaakt van undercoverbevoegdheden. Deze opsporingsmiddelen worden hier als ‘zwaar’ ervaren. Deze perceptie zorgt er mede voor dat deze middelen minder vaak worden ingezet dan bijvoorbeeld de tap, die als een minder zwaar opsporingsmiddel wordt ervaren.

6.3.5 Tapcultuur

Respondenten herkennen zich in de uitspraak dat het tappen is verankerd in de Nederlandse opsporingspraktijk en een lange geschiedenis kent met vele succesverhalen. Maar tegelijkertijd vinden ze dat dit niet leidt tot

sporig veel tappen. De algemene opinie van de respondenten is dat de tap veelvuldig wordt ingezet maar dat dit weloverwogen gebeurt.

‘Wij tappen veel en dat kan in Nederland omdat we heel transparant zijn.’ – ULI

‘Ja, er wordt veel getapt, maar niet omdat dat de cultuur is.’ – politie ‘We kijken er kritisch naar en weten wat de beperkingen en nadelen zijn. Maar het is wel een standaardmiddel geworden.’ – politie

Uit de gesprekken komt naar voren dat er binnen de onderzochte regio’s ini-tiatieven en ideeën bestaan over het terugdringen van het aantal taps door bijvoorbeeld het opsporingsonderzoek anders in te richten.

‘Wij [in regio B] krijgen van stuurgroepen vaak de opdracht mee: je gaat dit onderzoek doen maar er wordt niet getapt. Probeer het maar op een andere manier. Probeer het financieel in te vliegen, of op een andere manier. Maar niet tappen. Dat is puur en alleen om van dat traditionele af te willen, van die cultuur af te willen.’ – politie

‘We zijn [in regio A] nu meer dadergericht dan dat we zaaksgericht aan het opsporen zijn. Dus het heeft geen nut meer om links en rechts maar stekkers erin te stoppen bij mensen die zijdelings betrokken zijn bij een zaak want die gaan we toch nooit meer aanpakken.’ – politie

Dezelfde respondent uit regio A geeft ook aan dat men is afgestapt van veel langlopende onderzoeken naar zware criminaliteit. De sterkere focus op de hoofdverdachten hangt daarmee samen. Na drie maanden opsporen worden de resultaten van het opsporingsonderzoek geëvalueerd en wordt besloten of er nog een verlenging van maximaal twee maanden volgt, of dat het onder-zoek moet worden stopgezet. Omdat er in een korte periode veel informatie moet worden vergaard, grijpt men volgens deze respondent sneller naar de tap. Dit omdat het een opsporingsmiddel is dat snel veel informatie oplevert:

‘In die drie maanden voel je je als opsporing wel betrokken bij die zaak en wil je gewoon die zaak rond hebben of je verlenging krijgen. Dat betekent dat je snel door moet pakken (…) om het voor elkaar krijgen om zo’n zaak rond te hebben binnen de gestelde termijn. En dat maakt dat het verzoek naar de artikel 126 bevoegdheden [onder andere de tap] explosief stijgt. (…) Logisch dat men dan wat sneller naar de wat hardere middelen grijpt.’ – politie

De korte termijn die hun gesteld wordt voor het uitvoeren van een onderzoek leidt er dus toe dat de opsporingsteams hoog inzetten om een zo goed

mogelijk resultaat te behalen. Het hoog inzetten lijkt echter niet aan te slui-ten bij de doelstelling om het aantal taps terug te dringen.

6.4 Wie wordt er getapt?

Als besloten wordt een tap aan te sluiten, kan deze zowel op een verdachte als op een betrokkene worden ingezet. Wanneer het nummer van de ver-dachte niet bekend is, kan dit vaak achterhaald worden door een tap op naaste familie of de partner van deze persoon in te zetten. Dit geldt voor zaken waarin gericht op bepaalde verdachten wordt gerechercheerd. Er zijn ook zaken waarin de verdachte nog moet worden opgespoord. In dat geval gaat men anders te werk. Als het misdrijf ernstig genoeg is – zoals bij een moordzaak – kunnen er taps worden aangesloten op de nummers waarmee het slachtoffer als laatste heeft gebeld. Wie er in contact stond met het slacht-offer en of deze personen iets met het misdrijf te maken hebben, kan dan later tijdens het onderzoek worden achterhaald. Ook wordt er in dergelijke situaties in de sociale kring van het slachtoffer getapt om op die manier infor-matie te krijgen over de leefwereld van het slachtoffer en over mogelijke motieven voor de moord. Op die manier probeert men aanknopingspunten te vinden waarmee verder richting kan worden gegeven aan het onderzoek. ‘Je zet de telefoontap eerder op een verdachte in, maar soms moet je ook op een betrokkene inzetten om bij een verdachte te komen. Soms is dat zelfs gewoon de reden waarom je iemand anders gaat tappen.’ – politie ‘Eigenlijk is de belangrijkste reden dat je alles wilt weten van de mogelijke verdachte. En als het niet de mogelijke verdachte is, zelfs van het slachtof-fer. Dat is van belang: in welke wereld leeft hij en noem maar op. Dan ga je rondom het slachtoffer tappen.’ – politie

RC’s, OvJ’s maar ook een aantal politiefunctionarissen geven aan voorzichti-ger te zijn met het plaatsen van een tap op een betrokkene dan op een ver-dachte. Men vindt een tap op een betrokkene vaak ingrijpender. Sommige respondenten geven aan op grond hiervan de termijn waarvoor een tap wordt aangevraagd te verkorten naar bijvoorbeeld twee weken in plaats van de standaard vier weken. Een tap op een betrokkene moet in de aanvraag ook beter worden gemotiveerd. In het algemeen vinden respondenten het gemakkelijker om een verdachte te tappen dan een betrokkene.

‘Op moment dat uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld komt dat jij iets gedaan hebt, dan vind ik het voor mijn eigen gemoedstoestand makkelijker om te zeggen nou wij gaan jou tappen, dan

dat wij jouw broertjes, zusjes, moeder die er helemaal niks mee te maken hebben gaan tappen. (..) Bij betrokkenen leg ik de lat hoger.’ – RC

6.5 Aantal taps per onderzoek

Het aantal telefoontaps per onderzoek is zeer verschillend en onder meer afhankelijk van het delict, de omstandigheden, de capaciteit van het team en de persoonlijke voorkeur van de teamleider. Zo kan in een zaak waarbij een mobiele telefoon is gestolen worden besloten om voor een korte periode een tap aan te sluiten op de telefoon (IMEI-tap) én op het telefoonnummer. Deze twee taps kunnen voldoende zijn om de zaak af te ronden. In een grotere zaak kan het aantal taps daarentegen behoorlijk oplopen. Wanneer men geen verdachten in beeld heeft, begint het zoeken naar aanknopingspunten. In dat geval kunnen de scenario’s die zijn opgesteld een leidraad vormen voor de personen die onder de tap komen te staan.

‘Dan ga je de kring steeds breder maken en dan heb je op een gegeven moment in die eerste twee en een halve maand al veertig à vijftig taps aangesloten die nergens toe hebben geleid maar die wel noodzakelijk waren om überhaupt een richting te krijgen. – politie

‘Hoeveel taps er lopen in een zaak is afhankelijk van de groepering waarop je werkt, hoeveel telefoons ze hebben, hoe vaak ze van telefoon wisselen. Vaak moet je de telefoon (IMEI) en het sim-kaartje tappen in onze zaken. We proberen zo min mogelijk te tappen, maar aan het eind van het onderzoek blijken het er altijd veel te zijn.’ – politie

Het komt vaak voor dat verdachten meerdere telefoons in gebruik hebben die dan ook allemaal onder de tap staan. Op de vraag hoeveel taps gemiddeld per onderzoek worden aangesloten, kunnen respondenten geen antwoord geven. Dit blijkt zeer wisselend te zijn, uiteenlopend van geen tot in totaal soms wel 200 taps. De teamleiders en OvJ’s kunnen in hun beleving een onbegrensd aantal taps inzetten bij hun onderzoeken. Er zijn geen quota vastgesteld of afspraken gemaakt over het aantal in te zetten taps per jaar.

6.6 Spoedtap

Voor de inzet van een spoedtap moet aan de eisen van een ‘normale’ tap zijn voldaan. Daarnaast moet de noodzaak tot onmiddellijk tappen aanwezig zijn om te voorkomen dat belangrijke informatie verloren gaat of om snel ingrij-pen mogelijk te maken. Dit is zoals gezegd bijvoorbeeld het geval bij een straatroof waarbij de mobiele telefoon van het slachtoffer is afgenomen. In de

eerste uren na de roof is de kans het grootst dat de dader de telefoon

gebruikt. Daarna is de telefoon meestal al doorverkocht en is de dader (bijna) niet meer te traceren.25

De inzet van een spoedtap is soms ook noodzakelijk als er op de dag dat er een belangrijke actie gepland staat een nieuw telefoonnummer over een getapte lijn komt. In dat geval wil men het nieuwe nummer ook onder de tap hebben om controle te kunnen houden over het telefoonverkeer.

‘Normaal is het geen spoedtap als we meekrijgen dat hij weer een ander nummer heeft. Dan doen we een gewone aanvraag. Vorige week krijg je mee dat er “vanavond een deal gaat plaatsvinden” en dat hoor je dan om 14 uur ’s middags. Dan maken we daar een spoedtap van omdat je die avond een deal krijgt.’ – OvJ

Een normale tapaanvraag wordt gemiddeld binnen twee uur uitgevoerd. Ten aanzien van tapbevel dat na 14.00 uur bij de ULI binnenkomt, kan niet wor-den gegarandeerd dat die dezelfde dag wordt uitgevoerd. Het is dan mogelijk dat het tapbevel pas de volgende dag wordt uitgevoerd. Wanneer er een goede reden is om niet langer te wachten met tappen kan gekozen worden voor een spoedtap. Deze is binnen een half uur te realiseren. Over het alge-meen zijn de respondenten van mening dat als er geen echte spoed is, er dan geen spoedtap moet worden aangevraagd.

‘Als het vandaag niet lukt voor tweeën dan komt het gewoon morgen toch. Spoed is spoed.’ – OvJ

Bij de aanvraag van een spoedtap kan de RC na telefonisch overleg met de OvJ een machtiging tot tappen afgeven. Een OvJ geeft aan nog nooit te heb-ben meegemaakt dat de RC een spoedaanvraag afwijst.

‘De RC mag ervan uitgaan dat de officier die hem om drie uur ’s nachts belt, niet zomaar een tapje gaat aanvragen.’ – OvJ

Een spoedtap wordt meestal voor een periode van één tot twee weken aange-vraagd. Dit is korter dan de maximale looptijd van een tap. De geïnterviewde RC’s geven als reden hiervoor dat de informatie waarop de spoedtap wordt aangevraagd vaak beperkter is. De verhouding tussen normale taps en spoed-taps verschilt per type onderzoeksteam. Over het algemeen zijn er veel min-der spoedtaps dan gewone taps. Uitzonmin-dering hierop zijn de straatroofteams die zoals gezegd vaak gebruikmaken van (korte) spoedtaps wanneer er sprake is van gewelddadige berovingen waarbij een mobiele telefoon is buitgemaakt.

25 Er wordt bij een roof alleen gebruikgemaakt van een spoedtap wanneer de gestolen mobiele telefoon enige waarde heeft en/of als er geweld is toegepast.

‘We besluiten meteen over te gaan tot een spoedtap. Want de kans dat de dader het ding toch even snel gebruikt die is gewoon heel reëel gebleken. En op grond van ervaring doen we op dat moment altijd standaard een spoedtap. Weliswaar maar voor één of twee dagen maar we doen het wel. Bij elke straatroof, standaard.’ – politie

6.7 CIOT