• No results found

Nadere informatievoorziening en klachten

6 De telefoontap in de praktijk

6.19.4 Nadere informatievoorziening en klachten

Hoewel in de notificatiebrief staat vermeld dat nadere informatie niet wordt verstrekt, komt het toch voor dat mensen bellen voor vragen of nadere uitleg. Regio A had in het verleden een notificatiebrief waar veel over werd gebeld. Deze brief bevatte veel juridische termen waar de gewone burger geen wijs uit werd. Inmiddels is de brief aangepast en zijn er, na het versturen van een beter leesbare versie, volgens een parketsecretaris en medewerkers van de BOB-kamer, geen telefonische vragen meer binnengekomen over de notifica-tiebrief. Men is momenteel bezig achterstanden weg te werken. Echter, de adressen van de te notificeren personen worden uit het strafdossier gehaald en zijn vaak al jaren oud. De medewerkers van de BOB-kamer geven aan eventuele adreswijzigingen en andere mutaties niet te kunnen controleren in de gemeentelijke basisadministratie omdat men geen toegang heeft tot de gegevens. Vermoedelijk zal de notificatiebrief hierdoor niet alle personen bereiken. Mogelijk dat dit ook bijdraagt aan het uitblijven van vragen over de notificatiebrief. Wanneer er wel een vraag komt, geeft men overigens niet meer informatie dan al in de brief staat vermeld.

In regio B daarentegen geeft een medewerker van de BOB-kamer aan dat hij, als mensen hem in paniek opbellen, nog wel eens het dossier erbij wil pakken om hen gerust te stellen. Hij informeert dan beknopt over het onderzoek en legt hij uit dat deze brief juist dient om hen gerust te stellen omdat het onder-zoek niet tot vervolging heeft geleid. De BOB-kamer in regio B werd in het begin vijf tot tien keer per dag gebeld door mensen die een notificatiebrief hadden ontvangen. Dat is toen doorgeschoven naar de parketsecretaris. Nu staat er een algemeen telefoonnummer op de brief, waardoor degene die belt bij de centrale binnenkomt. Dit blijkt als een soort filter te werken voor de BOB-kamer of voor de parketsecretaris, die nu nog slechts sporadisch (één à twee keer per maand) een telefoontje hierover binnenkrijgen.

De klachtenregeling van het OM blijkt dus voor verbetering vatbaar. In de notificatiebrieven van de onderzochte regio’s wordt geen melding gemaakt van een klachtenregeling of van organisaties waartoe men zich kan wenden bij vragen. De onderzoekers hebben getracht te achterhalen waar men wel heen kan gaan met vragen of klachten. Er is contact opgenomen met het Juri-disch Loket, waar de vraag is voorgelegd of het wel eens vragen krijgt over een ontvangen notificatiebrief. Dit verzoek is uitgezet bij alle dertig vestigingen en van de tien vestigingen die hebben gereageerd geven alle aan dat ze nog nooit een vraag over dit onderwerp hebben gekregen.

Tevens kan men zich met een klacht richten tot de Nationale ombudsman. Ook deze is door onderzoekers benaderd met de vraag of er wel eens klachten binnenkomen met betrekking tot de notificatieplicht. De Nationale ombuds-man geeft aan dat ‘zeer sporadisch’ klachten binnenkomen hieromtrent. In één geval klaagde een verzoeker over het geheel ontbreken van verdere

toelichting door het OM, nadat hij schriftelijk geïnformeerd was over de toe-passing tegen hem van een bijzondere opsporingsmethode. In een ander geval werd de verzoeker wel geïnformeerd dat zijn telefoon gedurende enige tijd werd afgetapt, maar bleef aanvullende informatie – ondanks een verzoek daartoe – uit. Beide klachten zijn ter kennisneming aan de betrokken instan-ties (OM en politie) doorgezonden. In één geval heeft de verzoeker nadere informatie ontvangen en was hij daarmee tevreden. In het andere geval was de (notificatie)klacht een ondergeschikte vraag bij een aantal andere vragen over de informatievoorziening en de behandeling door de politie. In die klachtbehandeling is na kennisgeving, zonder verdere bemoeienis van de Nationale ombudsman, een verdere afspraak gemaakt tussen klager en poli-tie.

De Nationale ombudsman geeft te kennen dat het zo lijkt te zijn dat mensen het er maar bij laten zitten als ze de brief ontvangen, de weg niet weten om hun beklag te doen of wellicht helemaal niet worden geïnformeerd. Daarmee is bij de Nationale ombudsman de indruk ontstaan dat de notificatieplicht en met name de aanvullende informatievoorziening aan betrokkenen – niet ver-dachten – voor verbetering vatbaar is.

Een derde optie om aanvullende informatie te verkrijgen na het ontvangen van een notificatiebrief, is het doen van een WOB-verzoek. Dit lijkt echter nog nooit te hebben plaatsgevonden.31

6.19.5 Derdenbescherming

Personen die zijn getapt, dienen dus genotificeerd te worden. Daarnaast zijn er nog heel veel mensen die communiceren met de getapte persoon en daar-door ook in hun privacy worden geschonden. Deze personen worden echter niet genotificeerd. Een respondent van Bits of Freedom pleit voor uitbreiding van de notificatieplicht met de personen die frequent contact hebben gehad met een getapt persoon.

‘Een vriend van mij die zelf bij de politie werkt die werd ineens, overigens geheel onterecht bleek later, voor intern onderzoek kwam er iets ter sprake. Hij zei je moet me niet meer bellen want ik weet zeker dat ik word afgetapt. Daar schrok ik wel van. Derdenbescherming is dus ook wel een belangrijk punt. Als er 26.000 taps lopen dan zijn er in feite veel meer mensen afgetapt.’ – BoF

Op de vraag hoe die derdenbescherming ingericht zou moeten worden, ant-woordt de respondent:

31 Op www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/wob-verzoeken kan men zoektermen invoeren en kijken of er op een betreffend onderwerp wel eens een WOB-verzoek heeft plaatsgevonden. De onderzoekers heb-ben op diverse zoektermen gezocht (telecommunicatie, tap, telefoontap, BOB, bijzondere opsporingsbevoegd-heden, artikel 126m, 126n, 126na, de Wet BOB), maar geen van deze zoektermen heeft resultaat opgeleverd. 144 Het gebruik van de telefoon- en internettap in de opsporing

‘Notificatieplicht zou zich kunnen uitstrekken naar mensen met wie her-haaldelijk contact is geweest. Het is toch belangrijk als burger om te weten of je bent afgeluisterd. Zegt niet alleen iets over dat concrete opsporingsonderzoek maar ook, en dat is ook een belangrijk onderdeel van de EVRM-jurisprudentie, over het chilling effect wat afluisteren en bewaren van je gegevens op je telecommunicatieve handelingen kan heb-ben.’ – BoF

In de praktijk lijkt dit echter niet haalbaar te zijn gezien de grote hoeveelheid werk die het met zich mee zou brengen. Van al deze personen zouden de naam- en adresgegevens achterhaald moeten worden, waarna zij zouden moeten worden aangeschreven.

6.19.6 Vernietigen

Artikel 126cc lid 2 Sv schrijft voor dat twee maanden na notificatie van een persoon, de processen-verbaal waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door het opnemen van telecommunicatie, vernietigd die-nen te worden. Hoe gaat dit vernietigen er in de praktijk aan toe?

Het doel van vernietiging van processen-verbaal is de persoonlijke levens-sfeer van betrokken burgers te beschermen. Omwille van dit privacybelang wordt het onwenselijk geacht om gegevens die door inzet van bepaalde bij-zondere opsporingsbevoegdheden zijn verkregen tot in lengte der dagen in de politiesystemen te bewaren. Het is de OvJ die de vernietiging van proces-sen-verbaal beveelt. De uitvoering wordt gedaan door het rechercheteam dat het onderzoek waarin is getapt heeft gedraaid. Onder processen-verbaal en andere voorwerpen worden niet alleen de originelen verstaan, maar ook eventuele kopieën ervan. Bij voorwerpen kan gedacht worden aan gegevens-dragers waarop tekstbestanden of gedetecteerde signalen worden geregis-treerd, zoals cd-roms en diskettes, maar ook een integraal uitgewerkt tapver-slag (Blom, 2009, p. 630).

Uit de interviews blijkt dat men in regio A nog niet zo lang systematisch aan het vernietigen is. Sinds kort is er iemand binnen de politie aangesteld die de coördinatie op zich heeft genomen van het vernietigen van ver-baal. Deze persoon stuurt teamleiders stapels met te vernietigen processen-verbaal. Sommige respondenten geven aan wel bezig te zijn met het vernieti-gen van processen-verbaal, andere houden zich er nog niet mee bezig. Een teamleider TGO zegt hierover:

‘Drie weken geleden heb ik mijn collega-teamleiders bijeen geroepen en gevraagd hoe zij dat nou doen. Een team had een verdwaalde collega die dat deed, de rest zat een beetje van nou wij doen dat eigenlijk ook niet. Nu proberen we het naar een hoger niveau te brengen om te proberen dat het

niet bij de tactische poot komt te liggen. Ondertussen zwelt de stroom van papieren aan. Dus hoe langer je daarmee wacht. Tot nu toe besteed ik er geen aandacht aan.’ – politie

De achterstand in het vernietigen van processen-verbaal is volgens een politiefunctionaris te wijten aan de OvJ’s:

‘Zolang we niet notificeren blijft het bewaard. Op het moment dat we gaan notificeren, wordt het vernietigd. Daar komt ook de achterstand vandaan, want officieren hebben heel vaak niet genotificeerd.’ – politie Met ongeveer dertig mensen wordt in regio A fulltime gewerkt aan het vernie-tigen van dossiers. De teams zelf zouden niet veel van het vernievernie-tigen moeten voelen qua capaciteit, omdat er rechercheassistenten rondlopen die zijn aan-genomen om dit soort taken verrichten. Maar een aantal respondenten geeft aan dat zij dat wel degelijk voelen, omdat zij deze taak niet bij anderen kun-nen wegzetten. Het gaat soms om 50 tot 100 bevelen vernietiging per keer. Regio B geeft aan dat men zich een aantal jaar geleden heeft voorbereid op het notificeren en vernietigen. Door aan de voorkant van het proces zaken op een gestandaardiseerde wijze te borgen, is het vernietigen aan de achterkant zo gebeurd. Standaard wordt sinds een aantal jaar een zogenoemd ‘nuldos-sier’ opgemaakt, waarin alle ingezette bijzondere opsporingsbevoegdheden zijn weergegeven, zodat men niet het hele dossier door hoeft op zoek naar ingezette bijzondere opsporingsbevoegdheden. Regio B is dan ook bij met vernietigen. Regio B vernietigt tussen de 200 en 300 zaken op jaarbasis.32 Men heeft daar de indruk dat men hiermee redelijk uniek is in Nederland.

‘Het vernietigen kost niet veel tijd, want het is op dusdanige manier weg-gezet dat het eenvoudig te vinden is. Zowel digitaal als in het papieren dossier wordt er een mapje BOB-middelen aangemaakt, waardoor je het er zo uit kunt halen en kunt vernietigen. Het kost wel capaciteit, maar je bent niet dagen bezig met opschonen. Het gebeurt altijd in de losse uur-tjes.’ – politie

De respondent van de FIOD geeft aan dat er bij hem nog geen bevelen ter vernietiging zijn binnengekomen. Wel heeft hij onlangs bericht gehad dat alles van voor 2007 vernietigd moet gaan worden, voor zover dat nog niet is gebeurd. De zaken die daarna hebben plaatsgevonden, moeten eerst goed worden bekeken.

Wanneer de processen-verbaal zijn vernietigd, maakt de politie proces-ver-baal van vernietiging op en stuurt dit weer naar de OvJ. De BOB-kamer kan de zaak dan uit de kast halen en naar het archief brengen.

32 De cijfers hieromtrent voor regio A zijn ons onbekend. 146 Het gebruik van de telefoon- en internettap in de opsporing

Het vernietigen van de informatie die met de tap is opgespoord, is van belang voor verdachten en betrokkenen, wier privacy door de opsporingsinstanties is geschonden. Respondenten onderkennen dit, maar geven tevens aan dat deze vernietigingsplicht voor de opsporingsinstanties zelf veel minder gun-stig is. Eén van de nadelen hiervan is dat met het vernietigen van processen-verbaal waarin gegevens staan opgetekend die zijn verkregen door middel van de tap, veel ‘toetsbare informatie’ verloren gaat die op een later moment in andere onderzoeken gebruikt zou kunnen worden voor de opsporing of als bewijs. Informatie uit telefoontaps laat zien wie met wie in contact staat, de frequentie van contact, waar subjecten het met elkaar over hebben etc. In de toekomst zou deze informatie van waarde kunnen zijn. Gezien het feit dat met het tappen en met het uitwerken van de tap zoveel opsporingscapaciteit is gemoeid, lijkt het vernietigen van deze processen-verbaal niet erg efficiënt te zijn en niet goed te passen bij het Nationaal Intelligence Model (NIM) (Strategische Beleidsgroep Intelligence, 2008) dat door de politie wordt nage-streefd. Het NIM is erop gericht om de informatie die de politie bij het uit-oefenen van haar werk heeft vergaard optimaal te benutten om toekomstige criminaliteit – gestuurd door deze kennis – gerichter op te kunnen sporen of tegen te kunnen gaan.

6.19.7 Uitzonderingen

In twee gevallen kan vernietiging worden uitgesteld. Gegevens die verkregen zijn door het opnemen van telecommunicatie hoeven – in afwijking van arti-kel 126cc lid 2 Sv – niet te worden vernietigd wanneer ze gebruikt kunnen worden voor een ander strafrechtelijk onderzoek. In dat geval mag de vernie-tiging worden uitgesteld totdat het andere onderzoek is beëindigd (art. 126dd lid 1 sub a Sv). Daarnaast kunnen gegevens worden bewaard die betrekking hebben op personen die, op een wijze bij de Wet politieregisters bepaald, betrokken zijn bij zware criminaliteit (art. 126dd lid 1 sub b Sv). Uit navraag blijkt dat zowel bij het landelijk parket als ook bij de arrondissementsparket-ten met enige regelmaat informatie verkregen met inzet van een tap, wordt opgeslagen op grond van artikel 126dd lid 1 sub b Sv. Vernietiging van deze informatie vindt plaats indien de Wet politiegegevens de opslag van de gege-vens niet meer toestaat.

‘In regio B is de afspraak dat het de individuele OvJ is die beslist of er wel of niet vernietigd gaat worden, afhankelijk van de ernst van het feit. Er zijn zaken waarvan ik zeg (…) het mag nog niet vernietigd worden, want er kan over vijf jaar nieuwe informatie naar voren komen. Maar als je na twee jaar geen nieuwe info hebt is de kans dat je uiteindelijk nog iets gaat vinden zo klein dan laat ik het vernietigen.’ – OvJ

‘Als je een zaak gedraaid hebt en die mensen zijn veroordeeld, dan kun je niet zeggen, we gaan niet vernietigen. Als het niet tot een zaak heeft geleid, kun je het vijf jaar in het zwacri-register zetten. Vervolgens kan die termijn nog een keer worden verlengd.’ – politie

6.19.8 Concluderend

Uit dit onderzoek blijkt dat er wordt genotificeerd, maar dat de afhandeling verschilt tussen de onderzochte parketten. Zo is de uitvoering in regio B heel strikt en wordt in alle gevallen (op een paar kleine uitzonderingen na) genoti-ficeerd. In regio A gebeurt dit, mede door het grote aantal zaken per jaar, minder structureel en heeft men te kampen met achterstanden. Responden-ten van opsporingsteams op landelijk niveau geven aan de notificatieplicht in het algemeen uit te voeren waar de wet dat vraagt. Veruit de meeste respon-denten – zowel op landelijk als op regionaal niveau – hadden twijfels over het nut van het notificeren. Zij benadrukten vooral de nadelen die aan het ceren verbonden zijn. Voor hen wegen de mogelijke voordelen van het notifi-ceren niet op tegen deze nadelen.

6.20 Administratieve last van de tap

De Commissie-Van Traa deed, naar aanleiding van de IRT-affaire, de aanbe-veling dat de opsporing controleerbaar en transparant diende te zijn. De inzet van opsporingsmiddelen moet worden vastgelegd in processen-verbaal, zodat inzichtelijk is voor de rechter en de verdediging wat er tijdens het opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden.

Zo geldt dit dus ook voor de tap. Een tapaanvraag moet per telefoonnummer worden onderbouwd. In een tapaanvraag dient onder andere te worden beschreven waarom men wil gaan tappen en wat men ermee denkt te berei-ken. Deze onderbouwing van een tapaanvraag levert vaak meerdere A4’tjes op. Volgens sommige respondenten is de verantwoording van de inzet van opsporingsmiddelen doorgeslagen:

‘Men heeft er zo langzamerhand wel een sport van gemaakt om zo veel mogelijk papier te produceren. Het lijkt alsof niemand meer binnen een half A4’tje kan uitleggen waar de zaak omdraait.’ – RC

Als blijkt dat de persoon wiens telefoonnummer wordt getapt, nog meer tele-foonnummers in gebruik heeft, dient ook voor elk van deze telefoonnum-mers een aparte tapaanvraag opgesteld te worden. In die gevallen waarin de verdachte bijvoorbeeld twintig verschillende telefoonnummers heeft, is het papierwerk omtrent de tapaanvragen aanzienlijk.

Een tapaanvraag gaat door vele handen, zoals die van de politie, de OvJ, de parketsecretaris, de administratief medewerker van de BOB-kamer, de RC en de ULI. De kans dat er werkfouten insluipen is aanwezig. Soms wordt een tapaanvraag bijvoorbeeld diverse malen gefaxt waardoor het formulier op een gegeven moment onleesbaar kan worden. Sinds begin 2011 is er wet-geving over de elektronische handtekening (Staatsblad, 2011).33 Ten tijde van de gevoerde gesprekken was de digitale handtekening nog niet operationeel en kwamen problemen als onleesbare faxen regelmatig voor. Het in gebruik nemen van de digitale handtekening zal zeker bijdragen aan verbetering van het proces.

De inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden wordt bijgehouden in een BOB-dossier. Het BOB-dossier is een zogenoemd ‘groeidossier’: er komt steeds meer papierwerk bij naarmate er meer opsporingsmiddelen worden ingezet of verlengd. Dit levert een hoop werk op:

‘Het is toch van de zotte, dat als wij een langdurig onderzoek hebben en dat we bijvoorbeeld drie lijnen willen tappen, dat we bij alle drie de nota’s dezelfde onderliggende stukken moeten voegen, terwijl ze die al hebben. Gaan we die lijnen verlengen, dan moeten we nogmaals die zelfde stuk-ken plus de aanvulling voor de verlenging bijvoegen.’ – politie

Respondenten geven dan ook aan deze papierwinkel rondom het tappen als last te zien.

In onderzoek van Brummelkamp en Linssen (2006) wordt ook reeds gecon-cludeerd dat de invoering van de Wet BOB tot een verzwaring van adminis-tratieve lasten heeft geleid. Een aantal respondenten doet dan ook de aanbeveling om tapaanvragen op een persoon te doen in plaats van een telefoonnummer. Zeker in geval van personen die meerdere telefoonnum-mers gebruiken en daarnaast regelmatig van telefoon wisselen, kan dit aan-zienlijk schelen in de administratieve lasten. De verlichting van de adminis-tratieve lasten bij de politie is iets wat het ministerie van Veiligheid en Justitie als speerpunt heeft. In 2014 moeten de administratieve lasten met 25% zijn verminderd, wat tot meer ‘blauw op straat’ moet leiden (zie het actiepro-gramma Minder regels, meer op straat, 2011). Administratieve druk is te ver-minderen door de procedure van tapaanvragen en toekenningen nader te bezien. Winst is te behalen door tapaanvragen en tapbevelen aan een per-soon te verbinden in plaats van aan een telefoon- of toestelnummer. Dit zou de administratieve last aanzienlijk verminderen. Respondenten vanuit het OM geven aan dat men bezig is met gedachtevorming hieromtrent.

Verdergaande lastenverlichting is te behalen door ook tussentijdse wijzigin-gen van telefoonnummers of communicatievormen te ondervanwijzigin-gen zonder

33 Sinds januari 2011 (Staatsblad, 2011, nr. 1533) kan een tapmachtiging met een elektronische handtekening worden ondertekend.

grote administratieve handelingen. Dit zou bijvoorbeeld gerealiseerd kunnen worden door de RC de mogelijkheid te geven om te beoordelen of een ver-denking tegen een persoon zwaar genoeg is om binnen de wettelijk