• No results found

Hoofdstuk 6 Bepaling strategische opties

6.1 SWOT-analyse

In deze paragraaf zijn enkele strategische opties geformuleerd welke gedestilleerd zijn uit de onderstaande SWOT (strengths, weaknesses, opportunities en treads) matrix.

Tabel 6.1 SWOT Matrix Sterkten Zwakten

S1 Financieel sterk Z1 Ontbreken strategische doelstellingen

S2 Organisatiestructuur Z2 Ontbreken budgettering & rapportages

S3 Personeel Z3 Communicatie

S4 Laag ziekteverzuim Z4 Personeelsw isselingen S5 Pedagogisch sterk Z5 Lage naamsbekendheid S6 Pand en inrichting Z6 Bezetting Plaats A (en B) S7 Strategische ligging Z7 Kw aliteit fluctueert

S8 Openingstijden Assen Z8 Parkeergelegenheid Groningen Z9 Prijs

Kansen

K1 Groei vraag formele opvang SK1 Uitbreiding capaciteit ZK1 Vergroting naamsbekendheid K2 Meer keuzevrijheid/mogelijkheden

ouders

(S1, S2, S3, K1, K5) (Z5, Z6, K1, K5)

K3 Samenw erking basisscholen SK2 Communiceren sterke punten (S2, S3, S5, S6, S7, S8, K2) ZK2 Kw aliteit dienstverlening w aarborgen (Z3, Z7, K2) K4 Samenw erking kinderopvangaanbieders

SK3 Samenw erking met andere kinderopvangorganisaties (S3, K4)

ZK3 Samenw erking basisscholen (Z6, K3)

K5 Kinderopvangcapaciteit B ZK4 Communiceren

prijs/kw aliteitverhouding (Z9, K1, K2)

Bedreigingen

B1 Aanbod gekw alificeerde leidsters blijft achter bij de vraag

SB1 Personeelsbestand verbreden (S3, B1)

ZB1 Personeelsverloop beperken (Z4, B1)

B2 Impulsen substituten kinderopvang SB2 Investeren in kw aliteit (S1, S3, S4, S5, S6, B2, B3, B4, B5, B7, B8) ZB2 Opzetten managementcontrolsysteem (Z1, Z2, B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8)

B3 Negatieve ontw ikkeling demografie ZB3 Afstoten (gedeelte) A (Z6, B2, B3, B4, B5, B8)

B4 Verzadiging markt door snelle uitbreidingen concurrentie B5 Schaalvergroting

B6 Verruiming zw angerschapsverlof B7 Hoge concentratiegraad afzetgebied A

in C

B8 Integratie kinderopvang met peuterspeelzaalw erk

In de bovenstaande matrix zijn sterkten gekoppeld aan kansen en bedreigingen en hetzelfde geldt voor de zwakten. De strategische opties zijn hieronder beschreven.

SK1: Uitbreiding capaciteit (S1, S2, S3, K1, K5)

De gunstige economische ontwikkelingen, het stimulerende overheidsbeleid en de betere acceptatie van kinderopvang zorgen voor een groeiende vraag naar formele opvang, vooral naar buitenschoolse opvang. Gezien het lokale karakter van de kinderopvangmarkt betekent dit niet automatisch dat overal kansen ontstaan om te groeien/uit te breiden. Het afzetgebied van Bedrijf X Plaats C lijkt al behoorlijk verzadigd gezien het aantal kinderopvanglocaties en het aantal kinderen in deze regio. In Plaats B lijken er wel kansen te liggen. Bedrijf X zou er voor kunnen kiezen om in deze regio (of in een andere nader te bepalen regio) een extra vestiging te openen. Het rendement van Bedrijf X maakt het doen van investeringen mogelijk. Het succes is afhankelijk van de inzet van het huidige en het aan te trekken personeel en de gekozen strategische locatie. Ook zou Bedrijf X kunnen overwegen om Bedrijf X Plaats B uit te breiden met buitenschoolse opvang. Hierdoor kunnen kinderen van Bedrijf X Plaats B doorstromen naar de buitenschoolse opvang.

SK2: Communiceren sterke punten Bedrijf X (S2, S3, S5, S6, S7, S8, K2)

Ouders hebben meer keuzevrijheid over waar zij hun kinderen onderbrengen (doordat de ouders nu zelf opvang inkopen en door een breder opvangaanbod). Dit is positief voor een kinderopvangorganisatie als Bedrijf X die zich onderscheidt op het kwalitatieve vlak middels de uitvoering van het pedagogisch beleid, de accommodaties en niet te vergeten het personeel. De differentiatie van Bedrijf X zou hierdoor beter tot zijn recht komen. Het is echter gebleken dat ouders slecht in staat zijn om de kwaliteit van te voren in te schatten. De beoordeling van kwaliteit is vooral gebaseerd op direct waarneembare factoren als de sfeer, de huisvesting en mogelijkheden tot buiten spelen. Het feit dat ouders in de kinderopvang veel interesse tonen voor mond-tot-mondreclame geeft aan dat ze weinig houvast hebben. Een ander belangrijk gegeven is het geringe aantal kinderopvangorganisaties waarbij informatie wordt aangevraagd door de ouders (11,4% bij 1, 29,9% bij 2, 25,7% bij 3 en 19,1% bij 4). Het percentage dat daadwerkelijk een bezoek brengt is helaas niet duidelijk. Wel is duidelijk dat de klant de dienstverlening van een bedrijf beoordeelt op basis van een mix van informatiebronnen (‘harde’ informatie, waarneembare informatie en niet-tastbare informatie). Een optie is om de ouders te faciliteren in het maken van hun keuze (waardoor meer ouders voor Bedrijf X kiezen) door de sterkte punten duidelijker naar voren te laten komen in de beschikbare informatiebronnen (website, informatiebrochure). Deze informatiebronnen zijn het visitekaartje van de organisatie en dienen uit te stralen waar Bedrijf X voor staat, namelijk het leveren van kwalitatief hoogwaardige kinderopvang. Andere belangrijke waarneembare factoren hebben reeds de gewenste uitstraling (inrichting, speelgoed, sfeer).

SK3: Samenwerking met andere kinderopvangorganisaties (S3, K4)

Bedrijf X zou er voor kunnen kiezen om meer samen te werken met andere kinderopvangorganisaties. Vooral op het gebied van trainingen liggen er mogelijkheden om een uitgebreider en goedkoper trainingsprogramma aan het personeel te kunnen aanbieden. Daarmee zou de kwaliteit van het huidige personeelsbestand nog verder vergroot kunnen worden.

ZK1: Vergroting naamsbekendheid vestigingen Plaats A en Plaats B (Z5, Z6, K1, K5)

De groeiende vraag naar formele opvang en de keuzevrijheid van de ouders zijn kansen om de bezetting in Plaats B (vanwege de capaciteitsuitbreiding) en vooral Plaats A op te krikken. Dit gaat echter niet vanzelf. Een geringe naamsbekendheid staat een verbetering van de bezetting nog in de weg. Dit vraagt dan ook om een vergroting van de naamsbekendheid. Daartoe zouden promotieactiviteiten geïntensiveerd moeten worden (acties, cadeautjes, speciale activiteiten). Wat ook erg belangrijk is dat men het kinderdagverblijf weet te vinden. Aangezien de drie vestigingen zich aan (drukke) doorgaande wegen bevinden ligt hier een mogelijkheid om voorbijgangers te prikkelen door ‘op te vallen’ waardoor de zichtbaarheid van Bedrijf X als kinderopvangorganisatie wordt vergroot. Voorbeelden zijn grote masten met vlaggen, zonwering met logo en borden. Nu zijn voorbijgangers onvoldoende bewust van de huisvesting van een kinderdagverblijf.

ZK2: Kwaliteit dienstverlening waarborgen (Z3, Z7, K2)

Het feit dat ouders nu meer keuzevrijheid hebben voor de selectie van een kinderopvangorganisatie vergroot het belang van het onderscheidende vermogen van een organisatie. Bedrijf X onderscheidt zich door kwalitatief hoogwaardige opvang aan te bieden waarbij onder andere een kindvolgsysteem wordt gebruikt. Het komt echter voor dat men onvoldoende tijd heeft om de gewenste kwaliteit te leveren, waardoor bijvoorbeeld observaties thuis nog dienen te worden uitgewerkt. Kwaliteitsverhogende elementen verhogen de werkdruk. Belangrijk hierbij is om het personeel te motiveren om de gewenste kwaliteit te leveren. Daarbij dient het personeel waar nodig gefaciliteerd te worden om deze kwaliteiteit te leveren (bijvoorbeeld door het inzetten van groepshulpen om de leidsters te ontlasten). Investeringen in het tegengaan van fluctuaties van de geleverde kwaliteit zal niet alleen kwaliteitsverhogend werken, ook zal het bijdragen aan de tevredenheid van de werknemers. Zij stralen dit vervolgens weer uit naar de ouders. Het genoemde voorbeeld van het inzetten van groepshulpen kan ook worden gebruikt als extra onderbouwing van het leveren van kwaliteit.

ZK3: Samenwerken met basisscholen Plaats A (Z6, K3)

De aangenomen motie Van Aartsen/Bos verplicht basisscholen hetzij voor- en naschoolse opvang aan te bieden, hetzij faciliteiten te bieden waarbinnen andere partijen dat doen. Gezien het feit dat scholen zich liever op hun eigen ‘core-business’ richten bestaan er mogelijk kansen voor Bedrijf X Plaats A (BSO) om samen te werken met omringende scholen. Samenwerking zou kunnen leiden tot een hogere bezetting.

ZK4: Communiceren prijs/kwaliteitverhouding (Z9, K1, K2)

Ondanks dat uit onderzoek gebleken is dat de prijs niet van doorslaggevende betekenis is bij de uiteindelijke keuze voor een kinderopvangorganisatie, is het toch goed om bij de uurprijs stil te staan. Bij een gelijk ‘beoordeelde’ kwaliteit zal de klant namelijk zo goed als zeker kiezen voor de goedkoopste aanbieder. Het is dus zaak om de kwaliteit van Bedrijf X als zodanig hoger te profileren. Bedrijf X moet duidelijk laten zien wat men er voor terug krijgt. Daarnaast is het verstandig om de te betalen uurprijs te relativeren (bijvoorbeeld via de website). Het overgrote deel wordt immers door de overheid (en indirect door de werkgevers) betaald. Daar komt bij dat het gedeelte wat vergoed wordt steeds groter wordt waardoor Bedrijf X steeds betaalbaarder wordt.

SB1: Personeelsbestand verbreden (S3, B1)

Op korte termijn is er een tekort te verwachten aan leidsters. Het aanbod blijft achter bij de vraag. De verwachting is dat het probleem alleen nog maar groter wordt. Het zal dus veel moeilijker worden om leidsters te vinden die ‘wat meer’ te bieden hebben. Daarom is het verstandig om het huidige vaste personeelsbestand te verbreden (minder gebruik maken van oproepkrachten).

SB2: Investeren in Kwaliteit (S1, S3, S4, S5, S6, B2, B3, B4, B5, B7, B8)

Er zijn een aantal ontwikkelingen gaande en te verwachten die de concurrentie meer op scherp zullen zetten. Belangrijke ontwikkelingen zijn in dit geval de impulsen voor substituten van kinderopvang, uitbreidingen concurrentie, de afname van het aantal geboorten, een stijging van personeelskosten en de mogelijke integratie van kinderopvang met peuterspeelzaalwerk. Het afzetgebied van Bedrijf X Plaats C laat reeds een verzadigde markt zien. Om al deze bedreigingen in de toekomst het hoofd te kunnen bieden dient de organisatie haar sterke punten te verdedigen en waar mogelijk te verbeteren. Concreet betekent dit vooral investeren in het personeel (opleidingen, cursussen en workshops) en het pedagogisch beleid.

ZB1: Personeelsverloop beperken (Z4, B1)

Het te verwachten tekort op de arbeidsmarkt aan leidsters is een bedreiging voor Bedrijf X. Het personeelsverloop lag de tweede helft van 2006 erg hoog om verschillende redenen. Een dermate hoog verloop kan in de toekomst grote personele problemen opleveren. Het is dan ook zaak om het personeelverloop zo veel mogelijk te beperken. Met andere woorden, het overstappen van goed personeel naar de concurrent dient voorkomen te worden. Voldoende uitdaging, salariëring en andere

contractsbepalingen (in vergelijking wat met men bij andere kinderopvangorganisaties zou kunnen krijgen) zijn hierbij van belang. Bij dit laatste valt te denken aan het sneller aanbieden van vaste contracten wat echter wel de flexibiliteit doet verminderen.

ZB2: Opzetten managementcontrol systeem (Z1, Z2, B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8)

Zoals gezegd is het te verwachten dat de concurrentie verder op scherp komt te staan. Het is daarom belangrijk om een managementsysteem te hebben waarmee belangrijke kengetallen kunnen worden gepresenteerd en men te allen tijde op de hoogte is van de (financiële) gang van zaken. Dit om adequaat te kunnen (bij)sturen. Door een dergelijk systeem kan men ook inzichtelijk maken waar kostenbesparingen mogelijk zijn. Ook belangrijk is informatie over de klanten en afgehaakte geïnteresseerden (waarom maken zij geen gebruik van de diensten van Bedrijf X?). Bovendien zou groei van de organisatie de situatie nog onoverzichtelijker maken. Deze optie pleit er voor om gebruik te maken van budgettering en managementrapportages (KPI model). Een ander belangrijke voorwaarde is dat er duidelijke strategische doelstellingen gesteld zijn, zodat de ontwikkeling van de organisatie voldoende focus krijgt. De voortgang zou gerapporteerd dienen te worden middels de managementrapportage.

ZB3: Afstoten (gedeelte) vestiging Plaats A (Z6, B5)

De huidige bezetting in Plaats A (zowel KDV als BSO) is onder de maat. Gezien de trend van schaalvergroting naar steeds efficiëntere organisaties is een hoge bezetting van essentieel belang. Mocht blijken dat de bezetting ondanks diverse stimuleringsmaatregelen niet verbetert dan zou men kunnen overwegen of het niet beter is om (een gedeelte van) Bedrijf X Plaats A af te stoten. Het totale resultaat van Bedrijf X mag niet te veel gedrukt worden doordat één vestiging onvoldoende bezetting realiseert.