• No results found

Hoofdstuk 6 Bepaling strategische opties

6.3 Optiebewerking

In deze paragraaf worden twee additionele stappen verricht nadat de SWOT-matrix is ingevuld. De eerste stap is het selecteren van opties die in ieder geval en op korte termijn moeten worden

uitgevoerd (de zogenaamde korte termijnopties) (Aaker, 2001). In de tweede stap worden de overige in de SWOT-matrix genoemde opties samengevoegd tot een aantal overkoepelende elkaar

uitsluitende parapluopties. Afsluitend worden enkele opties genoemd die niet onder de korte termijnopties en de parapluopties te plaatsen zijn.

6.3.1 Selectie korte termijnopties

Hier worden mogelijke opties besproken die in ieder geval op korte termijn moeten worden uitgevoerd. De eerst korte termijnoptie (ZK3) is die van samenwerking met basisscholen. Gezien het feit dat scholen zich liever met iets anders willen bezig houden dan het aanbieden van buitenschoolse opvang liggen er wellicht mogelijkheden voor Bedrijf X Plaats A om samen te werken met omringende scholen. Samenwerking zou de bezetting van de vestiging Plaats A voor wat betreft de BSO op het gewenste niveau kunnen brengen. Zaak is dan ook om op korte termijn gesprekken aan te gaan met omringende scholen of er (toekomstige) afspraken mogelijk zijn. Hierbij kan de inhoud van het model-convenant van de MOgroep (een samenwerkingscontract) als leidraad genomen worden.

Een tweede korte termijnoptie (ZB2) is het ontwikkelen van een managementsysteem waarmee de prestaties (doelstellingen) worden gemeten en gerapporteerd (middels een managementrapportage). In dit systeem bevindt zich informatie over de financiële situatie, bezettingsgegevens, personeelsgegevens, informatie over de klanten en informatie over ouders die voor een andere kinderopvangorganisatie hebben gekozen (afgehaakte geïnteresseerden). Een belangrijke voorwaarde is dat er duidelijke strategische doelstellingen gesteld zijn, zodat de ontwikkeling van de organisatie voldoende focus krijgt. In de huidige situatie zijn belangrijke prestatie-indicatoren nauwelijks te achterhalen. Belangrijk is om te weten of nieuwe activiteiten wel het gewenste resultaat behalen en niet (te) zwaar drukken op het uiteindelijke bedrijfsresultaat. Hiermee wordt o.a. gedoeld op de buitenschoolse opvang in Plaats A. Niet alleen beslaat de buitenschoolse opvang een aanzienlijk aantal vierkante meters (waarbij de nodige huur voor moet worden opgebracht), ook is het de vraag of de verbouwingen terugverdiend kunnen worden. De terugverdienperiode en de benodigde bezettingsratio zijn hierbij belangrijke kengetallen. Wanneer Bedrijf X besluit om ergens een nieuwe vestiging te openen, dan wordt de situatie nog onoverzichtelijker. Hiermee wordt de kans op ongewenste financiële verrassingen groter. Bovendien is het te verwachten dat de concurrentie in de toekomst verder op scherp komt te staan. Wanneer men te allen tijde op de hoogte is van de (financiële) gang van zaken is men in staat om adequaat te kunnen (bij)sturen. Door een dergelijk systeem kan men ook inzichtelijk maken waar kostenbesparingen mogelijk zijn.

6.3.2 Definiëring parapluopties

Hieronder volgen twee parapluopties die elk één van de basiscompetenties bestrijken; de productie competentie en de markt management competentie. Overigens sluiten deze beide parapluopties elkaar niet uit.

Parapluoptie 1 (SK2 – communiceren sterke punten, ZK1 - vergroting naamsbekendheid, ZK4 – communiceren prijs/kwaliteitverhouding en RBV4 – investeren in public relations)

De eerste parapluoptie die hier wordt bespoken is marketing gerelateerd. Deze optie kan als volgt geworden gedefinieerd: de positionering handhaven en helderder communiceren teneinde een hogere afzet te behalen.

Op de huidige positionering, het aanbieden van kwalitatief hoogwaardige en professionele kinderopvang, valt niks aan te merken. Verbeteringen zijn echter mogelijk op het gebied van naamsbekendheid en de manier waarop Bedrijf X zich naar buiten toe presenteert.

Een geringe naamsbekendheid staat een verbetering van de bezetting (in Plaats A) in de weg. De groeiende vraag naar formele opvang en de keuzevrijheid van de ouders zijn kansen om de bezetting in Plaats B (vanwege de capaciteitsuitbreiding) en vooral Plaats A op te krikken. Om een hogere naamsbekendheid te realiseren zou Bedrijf X kunnen opteren om de promotieactiviteiten te intensiveren (sublieme acties, cadeautjes, speciale activiteiten laten verslaan door regionale pers). Ook zouden voorbijgangers meer bewust gemaakt kunnen worden dat er een kinderdagverblijf/buitenschoolse opvanglocatie is gevestigd. De vestiging aan de doorgaande drukke wegen leent zich hier uitermate goed voor. Voorbeelden zijn grote masten met vlaggen, zonnewering

met logo en borden. De positionering dient daarnaast helderder gecommuniceerd te worden naar (potentiële) klanten. Het is namelijk gebleken dat ouders slecht in staat zijn om de kwaliteit van te voren in te schatten. De beoordeling van kwaliteit is vooral gebaseerd op direct waarneembare factoren als de sfeer, de huisvesting en mogelijkheden tot buiten spelen. De klant beoordeelt de dienstverlening van een bedrijf op basis van een mix van informatiebronnen (‘harde’ informatie, waarneembare informatie en niet-tastbare informatie). In deze mix van informatiebronnen (bijvoorbeeld de website, informatiebrochure) moeten de sterke punten, de positionering van Bedrijf X duidelijker naar voren komen. Zij zijn het visitekaartje van de organisatie en dienen uit te stralen waar Bedrijf X voor staat, namelijk het leveren van kwalitatief hoogwaardige kinderopvang. Deze uitstraling is voor Bedrijf X extra belangrijk aangezien de uurprijs van Bedrijf X relatief hoog is ten opzichte van andere kinderopvangorganisaties. Bij een gelijke gepercipieerde kwaliteit zal de prijs een belangrijke factor kunnen worden waarop men uiteindelijk kiest. Het laat onverlet dat andere factoren dan kwaliteit en prijs van invloed kunnen zijn op de keuze van de ouders. Het is dus zaak om de kwaliteit van Bedrijf X als zodanig hoger te profileren. Ook kan het verstandig zijn om de te betalen uurprijs te relativeren (bijvoorbeeld via een prijsberekeningstool op de website).

Parapluoptie 2 (SK3 - samenwerking kinderopvangorganisaties, ZK2 - kwaliteit dienstverlening waarborgen, SB1 - personeelsbestand verbreden, SB2 - investeren in kwaliteit, ZB1 - personeelsverloop beperken, RVB1 - investeren in personeel, RBV2 - investeren in inrichting processen).

De tweede parapluoptie die hier wordt besproken is product gerelateerd. Deze optie kan als volgt geworden gedefinieerd: het verhogen van de kwaliteit door middel van investeringen in personeel en uitvoering pedagogisch beleid.

Het onderscheidende vermogen van een kinderopvangorganisatie wordt steeds belangrijker. Een combinatie van factoren zal in de toekomst leiden tot een scherpere concurrentie. Zo neemt het aantal geboorten af en de personeelkosten zullen gaan stijgen in verband met krapte op de arbeidsmarkt. De te verwachten financiële impulsen vanuit Den Haag om de formele opvang aantrekkelijker te maken verlagen echter de bedreiging van substituut-producten van kinderopvang. Het aantal kinderdagverblijven/buitenschoolse opvanglocaties zal hierdoor wel gaan toenemen.

Voor Bedrijf X is het dan ook van belang om het kwaliteitsniveau te waarborgen en waar nodig te verbeteren. Concreet betekent dit vooral investeren in personeel (trainingen, cursussen en workshops) en de uitvoering van het pedagogisch beleid. Op het gebied van trainingen e.d. liggen er mogelijkheden om met andere kinderopvangaanbieders samen te werken (het OKO traject is hier een goed voorbeeld van). Ook valt te denken aan de inzet van groepshulpen om de leidsters te ontlasten. Het komt namelijk voor dat men onvoldoende tijd heeft om de gewenste kwaliteit te leveren. Extra personeel (bijvoorbeeld in de vorm van een groepshulp) verlaagt de werkdruk, waardoor er meer tijd is voor bijvoorbeeld observerende taken.

Kwalitatief goed personeel is de belangrijkste succesfactor van een kinderopvangorganisatie. Op korte termijn is er echter een tekort te verwachten aan leidsters. In de toekomst zal het moeilijker worden om leidsters van het gewenste niveau binnen te halen. Daarom is het verstandig om het huidige vaste personeelsbestand te verbreden (minder gebruik maken van oproepkrachten) en het personeelsverloop trachten te beperken (uitdaging en contractsbepalingen zijn hierbij van belang).

6.3.3 Definiëring overige opties

In deze paragraaf wordt een drietal opties besproken die niet zozeer samenhangen met andere opties.

Een belangrijke overgebleven optie is die van capaciteitsuitbreiding (SK1 - uitbreiding capaciteit). De gunstige economische ontwikkelingen, het stimulerende overheidsbeleid en de betere acceptatie van kinderopvang zorgen voor een groeiende vraag naar formele opvang, vooral naar buitenschoolse opvang. Deze ontwikkelingen zorgen voor een gunstig klimaat om één of meerdere nieuwe kinderopvanglocaties te openen. Met de gerealiseerde uitbreiding is het vervolgens mogelijk om meer specialisten aan te trekken. Op dit moment zijn (te) veel functies verenigd in één persoon. Voor het beoogde doel (de pedagogische missie) is dat soms lastig. Gezien het lokale karakter van de kinderopvangmarkt betekent dit niet automatisch dat overal kansen ontstaan om te groeien/uit te

breiden. In de onderzochte afzetgebieden van Bedrijf X lijken alleen in Plaats B serieuze kansen te liggen.

Een tweede overgebleven optie komt voort uit de resource-based view. Volgens de uitkomsten van het model verdient het de aandacht om de strategische waarde van de resource ‘planning’ te vergroten. Deze optie pleit in eerst instantie om te onderzoeken waar verbeteringen mogelijk zijn in het planningsproces/systeem die kunnen leiden tot een hogere efficiëntie om vervolgens het planningsproces/systeem verder te optimaliseren.

Een laatste optie die alleen overwogen dient te worden als alle (PR) inspanningen (zie ook parapluoptie 1) niet het gewenste resultaat opleveren is het afstoten van (een gedeelte van) Bedrijf X Plaats A (ZB3). De huidige bezetting in Plaats A (zowel KDV als BSO) is onder de maat. Eerst dienen de huidige resultaten/bezettingsgegevens verder in kaart gebracht te worden en moet duidelijk worden met welke bezetting break/even wordt gedraaid.