• No results found

Suggesties op basis van het literatuuronderzoek en de richtlijnen

In document Friese culturele identiteit en (pagina 96-104)

Het educatief project

4. Sport in Friesland, ca. 1950

4.6. Suggesties op basis van het literatuuronderzoek en de richtlijnen

Het project dient de algemene vorm van de educatieprojecten van het Fries Museum te volgen. Die ziet er als volgt uit: 1. een voorbereidende les op school, 2. een rondleiding met presentatie, 3. een actieve verwerkingsopdracht. Mijn suggestie is om hier nog een tussenstap aan toe te voegen, namelijk het bekijken van De Schippers van de Kameleon in Slieker Film of op school. Het Fries Museum wil dit project graag online beschikbaar maken zodat het ook na de tentoonstelling van de module beschikbaar blijft.

De module leent zich voor twee invalshoeken: het Friese cultureel erfgoed en de werking van het filmmedium. Doel van deze module is om de bezoeker te laten reflecteren op het proces van beeldvorming door film. Zoals al eerder aangegeven, lijkt deze kwestie me irrelevant voor de doelgroep daar zij het filosofisch begrip nog niet ontwikkeld hebben. Een andere optie is om in te gaan op de manier waarop films representeren. Dat kan natuurlijk, maar het doet mijn inziens onrecht aan de andere tentoongestelde materialen zoals de archieffilms die geselecteerd zijn om hun historische waarde en niet om hun filmische kwaliteiten. Daarom ben ik uitgegaan van een educatief project rondom het Friese cultureel erfgoed. Ik stel het volgende doel voor:

Kinderen laten reflecteren op de verbeelding van de Friese culturele identiteit in film en ze er tevens van bewust maken dat Friese culturele identiteit een dynamische constructie is.

De basisvaardigheid die centraal staat is verbeelding. Hoe wordt Fries zijn verbeeld in de speelfilm en het archiefmateriaal? En hoe zou het kind zelf de Friese identiteit verbeelden? Hier komt wel een deeltje conceptualiseren bij kijken: wat is Fries zijn volgens het kind? De mediale vaardigheden die ik voorstel zijn film kijken en schrijven en/of het maken van een collage (zie volgende pagina voor een voorstel voor een verwerkingsopdracht). Er wordt bij de volgende kerndoelen aangesloten:

95

51 De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.

54 De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.

56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.244

Het project start met een voorbereidingsles aan de hand van een lesbrief. Deze lesbrief is bedoeld ter voorbereiding op de les in het museum. Voor het bezoek aan het museum is het zinvol om bij de leerlingen na te gaan wat hun verwachtingen zijn van het museum, het filmhuis, de expositie en de film zelf. Hierbij gaat het er niet om dat hun verwachtingen kloppen, of dat zij naderhand precies weten wat zij te zien gaan krijgen. Het belangrijkste is om te ontdekken welke ideeën de docent en de leerlingen hebben voorafgaand aan het bezoek. Dit kunnen positieve en negatieve verwachtingen zijn en/of vooroordelen. Deze les zou daarom begonnen kunnen worden met een korte discussie over wat ze verwachten van het museum, het filmhuis, de expositie en de film. De docent legt de leerlingen uit dat De Schippers van de Kameleon in dit project gebruikt wordt om meer te weten te komen over het beeld dat we hebben van Friesland en de Fries. De docent bespreekt daarom klassikaal met de leerlingen wat hun beeld hiervan is.245

Daarna vindt een les in het museum plaats. De module bestaat uit één zaal waar de leerlingen fragmenten krijgen te zien uit de speelfilm en het archief. Dit materiaal wordt aangevuld met extra kaders: commentaar van Steven de Jong bij de filmfragmenten, informatie over Hotze de Roos en een Willem Wever filmpje over beeldvorming. Dat zijn veel aspecten om rekening mee te houden. Ik stel de volgende opzet voor. Eerst worden kort de boekenserie en de schrijver ervan geïntroduceerd. Daarna geeft de museumdocent een korte introductie over wat film is, met speciale aandacht voor de rol van de art-director. Omdat De Schippers van de Kameleon zich afspeelt 1962, heeft de art-director er een behoorlijke klus aan gehad om de film er te laten uitzien als het Friesland van vijftig jaar geleden. Daarvoor moest hij eerst onderzoeken wat typisch Fries is en hoe de omgeving er in die tijd uitzag. Daarom vertelt de museumdocent over 1962 in Friesland. Omdat het verleden ver van het kind af staat, wordt gepoogd om het dichterbij te brengen door een aantal elementen uit hun leefwereld te beschrijven.246 Vervolgens wijst de docent de leerlingen erop hoe

244

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Kerndoelen primair onderwijs. Den Haag: Ministerie van OC&W, 2006.

245 Zie bijlage 1 voor suggesties voor vragen.

246 Deze elementen omvatten: de voor hen bekende mensen die toen leefden (bijv. opa en oma die even oud waren als de Friese tweeling, maar ook de koninklijke familie), televisie (men had maar één televisiekanaal), feiten over school (hoe zagen de lessen eruit?), de bioscoop (was het toen gebruikelijk om met de klas naar de film te gaan?), kleding (jongens die korte broeken droegen, vrouwen lange jurken, etc.), hoe de huizen eruit zagen. Ik veronderstel dat deze elementen zeer herkenbaar zijn voor de doelgroep en dat het daardoor makkelijker wordt voor hun om een beeld te krijgen van deze periode.

96 deze aspecten naar voren komen in de film.

Om de leerlingen ervan bewust te maken dat speelfilm geen verhaal toont dat zichzelf lijkt te vertellen, maar dat zij gecreëerd is door een regisseur die zijn visie uitdraagt, kan het kader met het commentaar van Steven de Jong gebruikt worden. Zie bijlage twee voor een suggestie voor de vragen die aan De Jong gesteld zouden kunnen worden.

Daarna wordt ingegaan op de fragmenten van de speelfilm en het archiefmateriaal. Hoe kunnen de kinderen het best bewust gemaakt worden van het feit dat deze films een culturele identiteit representeren, en het liefst op zo'n manier dat ze zich er ook van bewust worden dat culturele identiteit een dynamische constructie is? Dit zou mogelijkerwijze kunnen door de aansluiting bij de leefwereld te thematiseren. De speelfilm representeert culturele identiteit op een andere manier dan de amateurfilms omdat ze een ander publiek voor ogen hebben. De Schippers van de Kameleon is een avonturenfilm die er met name op gericht is om kinderen te vermaken, terwijl de amateurfilms door en voor volwassenen gemaakt zijn en het getoonde vastleggen 'voor later'. Om deze reden worden de dingen in een speelfilm op een andere wijze getoond dan in het archiefmateriaal. In dit gedeelte van de presentatie lijkt het me daarom handig om vergelijkbare fragmenten uit de speelfilm en het archiefmateriaal naast elkaar te vertonen en om vervolgens aan de kinderen te vragen in wat voor opzichten de fragmenten van elkaar verschillen.247 Vervolgens zou er met de kinderen gediscussieerd kunnen worden over de vraag waarom de speelfilm een ander beeld laat zien dat het archiefmateriaal. Door het onderzoeken van verschillende bronnen (moderne speelfilm en amateurfilms uit/over de jaren vijftig en zestig) over hetzelfde onderwerp, ontdekken de leerlingen dat elke bron een eigen verhaal vertelt dat gebonden is aan een bepaalde tijd, plaats en standpunt.248 Op deze manier wordt aangesloten bij kerndoel 51.

Na De Schippers van de Kameleon in zijn geheel bekeken te hebben, volgt de verwerkingsles. Tot dusver is alleen ingegaan op de receptieve en reflectieve kant van het project. Het Fries Museum biedt leerlingen graag een actieve verwerkingsopdracht om het project mee af te sluiten. In deze opdracht staat niet alleen de verwerking van de kennis, maar ook de mediale vaardigheden centraal. Een voorbeeld van zo'n opdracht kan zijn om de leerling de rol van art-director of setdresser te laten vervullen door aan hem te vragen hoe een hedendaagse Kameleon film eruit zou zien. Deze opdracht heeft verschillende doelen. Enerzijds reflecteert de leerling zo op wat Fries zijn volgens hem is. Anderzijds wordt hij zich ervan bewust dat het Fries zijn veranderd is ten opzichte van wat hij in de films gezien heeft en dat de Friese culturele identiteit daarom geen

247

Voorbeelden van onderwerpen in het archiefmateriaal die ook in de film terug te vinden zijn: fierljeppen en kievitseieren zoeken (sportfilm), de weilanden (kanaalfilm, dorpsfilm, sportfilm), de bebouwing (dorpsfilm, stadsfilm).

248 SLO. “TULE” Homepage SLO. s.a. < http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-KDOrientatieJezelfEnWereld.html> (geraadpleegd op 23 sept 2013).

97 statisch gegeven is. Bovendien leert hij hoe hij zelf door middel van het filmmedium een culturele identiteit kan uitdragen. Uit hoofdstuk twee is immers gebleken dat de mise-en-scène een belangrijke rol speelt in het uitdragen van een culturele identiteit. Deze opdracht kan op verschillende manieren vormgegeven worden.

Hoe zit het bijvoorbeeld met het verhaal dat het uitgangspunt vormt voor de hedendaagse film? Men kan er voor kiezen om een bestaand verhaal te gebruiken (zoals het verhaal uit de film), het museum kan zelf een kort plot schrijven, maar het is ook mogelijk om het kind zijn eigen fantasie te laten gebruiken en hierbij richtlijnen op te stellen voor gebeurtenissen en/of voorwerpen die in het verhaal moeten voorkomen (bijv. elementen die in de presentatie naar voren zijn gekomen). In het geval dat het museum zelf een plot biedt, is het ook aan te raden om elementen uit de presentatie te laten terugkeren (bijv. iets dat betrekking heeft op de modernisering: een aannemer die een villawijk aan het water wil aanleggen zodat Lenten een soort Friese Blauwestad wordt). De keuze voor het soort verhaal zal afhankelijk zijn van de hoeveelheid tijd die beschikbaar is om het project uit te voeren. Zelf een verhaal schrijven kost natuurlijk aanzienlijk meer tijd dan werken met het plot van de film.

Wanneer de leerlingen zelf een verhaal schrijven, kunnen ze aangespoord worden om beschrijvingen van de mensen en de omgeving op te nemen. Indien het verhaal gegeven is, zouden deze beschrijvingen open gelaten moeten worden en is het de taak aan de leerlingen om hier invulling aan te geven. De leerling kan bijvoorbeeld in tijdschriften en kranten zoeken naar plaatjes en hier een moodboard van maken. Ook tekeningen en zelfgemaakte foto's zouden gebruikt kunnen worden. Een moodboard is een visualisatie van een concept, idee, gedachte of gevoel en in dit geval: de verbeelding van hoe de leerling Friesland en de Fries ziet. De opdracht kan (een paar) verplichte elementen bevatten, zoals: hoe zou de tweeling er tegenwoordig uitzien? Zou heit nog steeds een smederij hebben en mem de matten buiten uitkloppen? Hoe zien de huizen in Lenten eruit? Zo kan de leerlingen duidelijk gemaakt worden dat filmmakers veel tijd besteden aan het decor waarin de film zich afspeelt en dat ook de kledij en de kapsels van de acteurs belangrijk zijn. Alles moet goed bij elkaar passen zodat de kijker het gevoel heeft dat het echt is.

Ten slotte raad ik aan dat de docent met de leerlingen het project evalueert in een klassengesprek. Wat hebben ze geleerd? Is hun beeld van de Fries en Friesland veranderd? Vonden ze het bezoek aan het museum en het filmhuis leuk en waarom wel/niet? Ook kan de docent de leerlingen vragen om uit te leggen waarom ze hun moodboard op deze manier hebben vormgegeven.

Alvorens dit project verder vormgegeven kan worden, zijn er een aantal punten die eigenlijk verder onderzocht zouden moeten worden. Wat zijn bijv. de mediale en culturele basisvaardigheden van de leerlingen? Zijn in het onderwijs eerder filmprojecten behandeld en wat voor vaardigheden

98 kwamen hierin aan bod? Het ligt voor de hand dat kinderen zeer bekend zijn met (jeugd)films (i.t.t. bijvoorbeeld theatervoorstellingen en exposities), gezien de visuele cultuur waarin ze opgroeien. Doorgaans genieten de leerlingen echter maar weinig filmeducatie doordat het geen vaste plaats verworven heeft in het onderwijs (i.t.t. literatuur-, muziek-, beeldend en (vaak ook) drama-onderwijs). Door dit te onderzoeken kan het project beter afgestemd worden op de kennis en vaardigheden die de doelgroep bezit. Momenteel is zo'n onderzoek nog lastig, maar doordat Schoolkade (het educatienetwerk van culturele instellingen in Leeuwarden) vanaf het schooljaar 2013 – 2014 online cultuureducatieportfolio's voor leerlingen zal aanleggen, is een dergelijk onderzoek in de nabije toekomst op eenvoudige wijze uit te voeren.

Ook uit het literatuuronderzoek is gebleken dat er naar een paar voor dit project van belang zijnde aspecten onvoldoende onderzoek uitgevoerd is. Het eerste punt is wat het belang is van de Friese culturele identiteit voor tien- tot en met twaalfjarigen. Speelt de Friese culturele identiteit een rol in hun leefwereld? En wat is hun beeld van de Fries en Friesland? Indien dit beeld geen rol speelt in hun leefwereld dient nagedacht te worden over een ander doel voor dit project. Ook is niet duidelijk of kinderen van tien- tot en met twaalf jaar zich zouden kunnen realiseren dat speelfilm een reflectie toont van de maker en zijn tijd. Dit besef is van belang om de film op ironische wijze te kunnen interpreteren. Het is niet ondenkbaar dat het kind door de 'onzichtbare' technieken niet doorheeft dat iemand door middel van een speelfilm een visie uitdraagt. Dit zijn aspecten die idealiter onderzocht zouden moeten worden voordat het project verder ingevuld wordt. In het volgende hoofdstuk, dat tevens de conclusie van dit onderzoek vormt, zal ik een stappenplan beschrijven voor een verdere invulling van het educatieproject.

99

Conclusie

Het doel van deze scriptie was om te onderzoeken hoe naar aanleiding van een module in het Fries Museum over de invloed van speelfilm op de Friese culturele identiteit een educatief project ontwikkeld kan worden dat aansluit bij de cognitieve ontwikkeling van kinderen van tien tot en met twaalf jaar. Daarnaast werd voor zover mogelijk ook gekeken naar de aansluiting bij de cultuur en het schoolcurriculum van de doelgroep. Door rekening te houden met deze aspecten kan kwalitatief hoogwaardig lesmateriaal ontwikkeld worden dat bijdraagt aan een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs waarvoor richtlijnen zijn opgesteld door Konings en Van Heusden.

Alvorens ingegaan kon worden op de cognitieve ontwikkeling, cultuur en het schoolcurriculum van de doelgroep, moest eerst de doelstelling van de module nader onderzocht worden. De eerste vraag is hoe de Friese culturele identiteit eruit ziet. Uit mijn onderzoek is gebleken dat de volgende elementen een cruciale rol spelen in de constructie van een regionale culturele identiteit: het verschil ten opzichte van de natie, geschiedschrijving en elites/overheden. Speelfilm kan gezien worden als een middel dat door een elite gebruikt wordt om haar denkbeelden over een cultuur uit te dragen. Op deze manier kan speelfilm dus bijdragen aan de constructie van een culturele identiteit.

Het essentialistische beeld van de Friezen en Friesland dat ontstaan is in de negentiende eeuw en dat Goffe Jensma en Liesbeth Brouwer beschreven hebben, wordt nog veel gebruikt, blijkens het onderzoek van Erik Betten. In deze visie, gecreëerd door gemeenschapslieden in de negentiende eeuw, wordt Friesland neergezet als een onveranderlijke plattelandscultuur waarin de hoge en lage burgerij samengaan waardoor een groot gemeenschapsgevoel ontstaat. Alhoewel veel gebruikt, is dit beeld niet helemaal meer van onze tijd en kan het wat nuancering gebruiken. Daarom heb ik onderzocht hoe een constructivistische beschrijving van de Friese culturele identiteit eruit zou zien. Er heeft een duidelijke verschuiving plaats gevonden in de mensen/organisaties die invloed hebben op de constructie van deze identiteit: eerder waren dat particulieren (gemeenschapsleden), terwijl dat nu voornamelijk de provincie is. Ook hebben er grote sociaal-economische veranderingen in Friesland plaatsgevonden waardoor Friesland een tweede grote sector heeft gekregen naast landbouw: het toerisme. Jensma stelt dat de Friese identiteit tegenwoordig bij uitstek gekenmerkt door een conflict tussen authenticiteit en modernisering.

Daarna heb ik onderzocht hoe speelfilms representeren en in het bijzonder hoe ze culturele identiteit representeren. Hiervoor heb ik gekeken hoe in (Britse) heritage films, een genre waar de speelfilm die centraal staat in de module, De Schippers van de Kameleon, ook onder geschaard kan

100 worden, culturele identiteit gerepresenteerd wordt. De mise-en-scène blijkt hier een grote rol in te spelen. Zij kan het dominante beeld herproduceren, maar kan ook ingezet worden om nieuwe of gemarginaliseerde identiteiten te construeren. Omdat het Fries Museum bovendien amateurfilms uit de jaren vijftig en zestig uit het Fries Film Archief gebruikt om het beeld dat door de speelfilm geschetst wordt te bevestigen en te nuanceren, heb ik daarom gekeken hoe amateurfilm gebruikt kan worden als historische bron. Het bleek dat het model van O'Connor met zijn vier raamwerken hiervoor het meest geschikt was. Elk raamwerk bestaat uit twee fasen: een fase waarin gegevens over de productie, inhoud en receptie worden verzameld en een fase waarin de gegevens vanuit het gekozen raamwerk geanalyseerd worden.

Vervolgens heb ik de cognitieve ontwikkeling van het kind bestudeerd. Omdat een volledige omschrijving de proporties van deze scriptie te buiten gaat, heb ik me geconcentreerd op het vermogen om fictie van realiteit in filmbeelden te onderscheiden, de ontwikkeling van verbeelding, metacognitie en culturele identiteit.

In het tweede deel heb ik onderzocht wat de resultaten uit het eerste deel betekenen voor het ontwikkelen van een educatief project voor tien- tot en met twaalfjarigen over deze module. Het is gebleken dat de doelstelling van de module niet zomaar overgenomen kan worden. Het analyseren van de invloed van speelfilm op de Friese culturele identiteit zou volgens het model van Egan over de ontwikkeling van verbeelding een niet-relevante kwestie zijn voor het Friese kind in deze leeftijdsgroep. Wel is uit het onderzoek gebleken dat kinderen het realiteitsgehalte van filmfragmenten op deze leeftijd beoordelen op basis van waarschijnlijkheid en dat de eigen kennis en ervaringen hier een belangrijke rol in spelen. Verschillende wetenschappers zoals Nelson en Hofstede beweren dat rond het tiende levensjaar de basis voor een culturele identiteit wel gelegd is. Dit impliceert dat het kind in de doelgroep een kader heeft gevormd waardoor hij kan beoordelen of hij vindt dat het beeld dat in de speelfilm geschetst wordt overeenkomt met zijn eigen denkbeelden. Het is echter niet duidelijk of het thema culturele identiteit op deze leeftijd belangwekkend is voor het kind – alleen dat het belang met het ouder worden wel significant stijgt. Het is daarom wenselijk dat er meer onderzoek gedaan wordt naar de ontwikkeling van culturele identiteit bij kinderen.

Verder bleek dat de speelfilm goed aansluit bij de cultuur van de doelgroep, maar dat het moeilijk was om archiefmateriaal te vinden dat dit ook deed. Dit komt doordat het materiaal voor en door volwassenen gemaakt is en bovendien een weinig verhalend karakter heeft. Over de aansluiting bij het schoolcurriculum konden beperkte uitspraken gedaan worden: het kind zal zeer waarschijnlijk wel over topografische kennis van Friesland bezitten, maar het is onduidelijk in welke mate hij kennis bezit van de Friese cultuur en geschiedenis. Dit zou idealiter onderzocht moeten worden voordat het educatieproject verder vorm krijgt.

In document Friese culturele identiteit en (pagina 96-104)