• No results found

Richtlijnen voor educatief aanbod door culturele instellingen

In document Friese culturele identiteit en (pagina 67-70)

Het educatief project

4. Het ontwikkelen van een educatief project

4.1. Richtlijnen voor educatief aanbod door culturele instellingen

Zoals in de inleiding al beschreven werd, wil het Fries Museum in het voorjaar van 2014 een module tentoonstellen over De Kameleon. De bedoeling is dat er fragmenten uit De Schippers van de Kameleon op de wand geprojecteerd worden en dat dit beeldmateriaal aangevuld wordt met materiaal uit het Fries Film Archief en kaders over de boekenserie van schrijver Hotze de Roos en de Friese parodiefilm De Kameleon sjocht yn it waar die studentenvereniging Bernlef maakte uit onvrede over de Nederlandstalige speelfilm die Steven de Jong maakte. Tevens wil het museum voor extra verdieping een Willem Wever filmpje maken over hoe beeldvorming door film tot stand komt.

De module draait om de beeldvorming van Friesland en de invloed die speelfilms daarop hebben. Omdat pas recentelijk duidelijk is geworden dat de module in het museum doorgaat, bevindt het educatieproject zich nog in een beginstadium. Hoe kan er nu vorm gegeven worden aan het project? Konings en Van Heusden hebben recentelijk een aantal richtlijnen opgesteld waaraan het educatief aanbod van culturele instellingen moet voldoen om aan te kunnen sluiten bij de doorlopende leerlijn cultuuronderwijs in het primair onderwijs. Voor de inhoud onderscheiden zij drie punten:

66

1. Leerlijnen cultuuronderwijs, en cultuureducatieve projecten, hebben betrekking op aspecten van cultuur (het onderwerp) de wijze waarop op deze aspecten van cultuur wordt gereflecteerd (de basisvaardigheden) en de manier waarop deze reflectie vorm krijgt in verschillende media (de mediale vaardigheden).

2. Om een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs te realiseren dient nagegaan te worden wat de relevantie is van het onderwerp voor de leerlingen en de scholen, en hoe de inhoud van het onderwijs (onderwerp, basisvaardigheden en mediale vaardigheden) aansluit bij de ontwikkeling van kinderen en het gehele onderwijsprogramma.

3. Doelstellingen voor cultuuronderwijs dienen een uitwerking te zijn van de kerndoelen, en dienen expliciet te benoemen wat bij leerlingen op het gebied van het onderwerp (aspect(en) van cultuur), de reflectiewijze (basisvaardigheden) en mediale vaardigheden wordt ontwikkeld.202

Twee begrippen in deze punten dienen nader toegelicht te worden: basisvaardigheden en mediale vaardigheden. Voor een beschrijving van deze vaardigheden baseert Konings zich op de theorie van Van Heusden over cultuureducatie. Zijn uitgangspunt is dat cultuureducatie betrekking heeft op het individuele en collectieve culturele (zelf)bewustzijn, en dat het daarom tot doel zou moeten hebben om het zelfinzicht, het inzicht in de eigen cultuur en die van anderen, en in cultuur in het algemeen, enerzijds te vergroten en anderzijds in verschillende media te leren uitdrukken.203 In Van Heusdens visie is cultuur een bijzondere vorm van cognitie,

“waarbij cognitie in de ruimste zin van het woord dient te worden opgevat als het proces van informatieverwerking dat een organisme in staat stelt zich te handhaven in, en om te gaan met, zijn sociale en natuurlijke omgeving. Cognitie houdt dus meer in dan alleen kennis, of denken. […] Cultuur is een cognitief proces: geen ding, maar gedrag. Het is iets wat mensen doen, en emoties lijken daarbij een doorslaggevende rol te spelen.”204

De mens ervaart, in tegenstelling tot dieren, elke gebeurtenis als uniek ten opzichte van een min of meer stabiele herinnering. Dit komt door ons vermogen om actualiteit en geheugen van elkaar te kunnen onderscheiden. Het omgaan met dit verschil is volgens Van Heusden de kern van cultuur.

De mens beschikt volgens hem over een viertal verschillende strategieën om te kunnen omgaan met verschil en verandering. Deze strategieën, ook wel culturele basisvaardigheden genoemd, zijn waarneming, verbeelding, conceptualisering en analyse.

202 Fianne Konings en Barend van Heusden. Culturele instelingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs:

richtlijnen. (Utrecht: Fonds voor Cultuurparticipatie, juni 2011), 11 – 12.

203 Barend van Heusden. Onderzoeksvoorstel Cultuur in de Spiegel: naar een theoretisch kader en een raamleerplan

cultuureducatie. s.a. <http://www.cultuurindespiegel.nl/over-ons/project/het-onderzoek> (geraadpleegd op 23 sept. 2013), 4.

204

67 Het waarnemen van verschil is de meest eenvoudige vorm van cognitie en vormt dan ook het begin ervan. Wanneer de waarneming ons confronteert met grote verschillen bestaat de mogelijkheid dat het geheugen wordt aangepast. Waarneming is concreet en sensorisch, dat wil zeggen dat het gericht is op het leren kennen van de werkelijkheid. De tweede vaardigheid is verbeelding. Dat wat waargenomen is, wordt gemanipuleerd waardoor nieuwe voorstellingen ontstaan. Het is een concreet en motorisch proces waarmee bedoeld wordt dat het gericht is op het maken van de werkelijkheid. Conceptualisering is ook een motorische vaardigheid, maar wel één waarbij gebruik gemaakt wordt van abstracties. Taalgebruik is een voorbeeld van conceptualisering. Het is een efficiënte manier van denken omdat het ons in staat stelt een grote hoeveelheid samengebalde waarnemingen en voorstellingen (concepten) op te slaan in ons geheugen. Ten slotte is er analyse, een combinatie van waarneming en abstractie. Het nadeel van taal is dat het iets willekeurigs heeft. Centraal in analyse staat daarom het onderzoek naar (wetenschappelijke) structuur. Van Heusden stelt dat de ontwikkeling begint met waarneming en vervolgens verloopt via de ontwikkeling van de verbeelding naar het gebruik van taal (conceptualisering) en modellen (analyse). De stadia die doorlopen zijn blijven hierbij aanwezig.205

Media zijn de dragers van cultuur. Elk medium kan beschreven worden aan de hand van drie karakteristieken: de aard van het materiaal waaruit het medium bestaat, het soort geheugen dat ermee herinnerd kan worden en de sociale situatie. Van Heusden onderscheidt vier soorten media: het lichaam, gebruiksvoorwerpen, taal en grafische media (“media die gebruikt worden om beelden – van heel concrete plaatjes tot abstracte schema’s en modellen – te tonen, op te slaan en door te geven”206

). Hij stelt dat het de moeite waard is om per situatie of gebeurtenis na te gaan welke media de cultuur dragen en hoe ze het culturele proces beïnvloeden of zelfs bepalen (zie voor de manier waarop speelfilms en archieffilms representeren hoofdstuk twee).

Ten slotte onderscheiden Konings en Van Heusden drie punten voor afstemming tussen de culturele instellingen en de scholen:

4. De afstemming dient te gaan over de inhoud (onderwerp, basisvaardigheden en mediale vaardigheden) van cultuuronderwijs, de betekenis van deze inhoud voor leerlingen en scholen en de doelen die men met cultuuronderwijs nastreeft. Hieruit volgt vervolgens de afstemming over organisatie.

5. Een goede afstemming wordt gerealiseerd door belangen, doelen en kennis expliciet te maken en openlijk te bespreken. Hierdoor wordt ook duidelijk waar de deskundigheidsbevordering van de verschillende betrokkenen zich op kan richten.

205 Barend van Heusden. Cultuur in de spiegel: naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs. (Groningen: Rijksuniversiteit Groningen en SLO, 2010), 13 – 16.

206

68

6. Een goede afstemming wordt gerealiseerd door de inhoud en doelen in een gezamenlijk document vast te leggen en met de betrokkenen te evalueren, en te beoordelen of en hoe de inhoud en de doelen zijn gerealiseerd en welke consequenties dit dient te hebben.207

Alvorens ik in paragraaf zes suggesties geef voor de invulling van het educatieproject, zullen nu eerst kenmerken van de de doelgroep, Friese kinderen van tien tot en met twaalf jaar, beschreven worden.

In document Friese culturele identiteit en (pagina 67-70)