• No results found

Studiefinanciering van hoger onderwijs: een internationale vergelijking op

In document STUDENT IN DE 21STE EEUW (pagina 135-153)

standaardsimulaties

In dit onderdeel onderzoeken we wat het effect zou zijn van het invoeren van buitenlandse systemen op de inkomenspositie van de Vlaamse gezinnen. We simuleren enkel de alternatieve studiefinancieringssystemen in een Vlaamse context en onderzoeken de resultaten hiervan. We bespreken de studiefinancieringssystemen van Nederland, Zweden en Engeland (zie Bijlage 7). Fiscaal voordeel en kinderbijslag voor studenten hoger onderwijs zijn echter niet van toepassing in deze landen. In sectie 8.1 wordt uitgelegd hoe de verschillende systemen zijn opgenomen in STASIM. Als het studiefinancieringssysteem de mogelijkheid tot lenen voorziet, impliceert niet dat de student verplicht is om een lening op te nemen. Om een volledig beeld van de beschikbare studiefinanciering te geven, werd echter telkens het maximumbedrag gesimuleerd dat de student kan lenen. We hernemen dezelfde typegezinnen en parameters als in Bijlage 5. Ook de opbouw van de tekst verloopt parallel: we kijken eerst naar de situatie van een werknemer, vervolgens naar een werkloze en een bijstandstrekker.

We analyseren voor deze drie categorieën eerst de voordelen voor een thuiswonende student.

Daarna vergelijken we de situatie tussen een thuiswonende en een kotstudent, en vervolgens bespreken we de situatie voor een zelfstandig student.

B8.1 Introductie van de systemen van studiefinanciering in Zweden, Nederland en Engeland in STASIM

Bij het simuleren van de buitenlandse studiefinancieringssystemen, werd in STASIM enkel de kinderbijslag, belastingvermindering voor kinderen ten laste en studiebeurs voor Vlaanderen vervangen door de systemen van studiefinanciering in andere landen. Andere kenmerken van het standaardsimulatiemodel blijven onveranderd, om een realistisch beeld te krijgen van de effecten va n een mogelijke omvorming van het huidige Vlaamse studiefinancieringssysteem.

We geven hier kort weer hoe de drie buitenlandse systemen zijn opgenomen in STASIM.

Voor een meer gedetailleerde bespreking van het Zweeds, Nederlands en Engels systeem verwijzen we naar Bijlage 6.

B8.1.1 Het Zweedse systeem van studiefinanciering in STASIM

Het Zweedse studiefinancieringssysteem vertrekt van de zelfstandigheid van de student en heeft weinig beperkingen in het toekennen van een studiebeurs of –lening. Enkel het inkomen van de student zelf kan het aantal weken studiefinanciering beperken. De studiefinanciering kan in STASIM enkel beperkt worden voor zelfstandige studenten. Studenten hoger onderwijs moeten in Zweden geen inschrijvingsgeld betalen, dus deze kost valt in alle omstandigheden weg.

B8.1.2 Het Nederlandse systeem van studiefinanciering in STASIM

In Nederland wordt net als in Zweden ook een universele basisbeurs toegekend die enkel door het inkomen van de student zelf beïnvloed kan worden. De aanvullende prestatiebeurs wordt enkel toegekend naar het inkomen van de ouders. De bijkomende beurzen voor gezinskenmerken (vb. partnertoeslag en kindertoeslag) worden niet toegepast omdat de gezinstypes zich er niet toe lenen. Er werden bijvoorbeeld geen zelfstandige studenten met kinderen gesimuleerd. Kotstudenten hebben recht op een hogere studiebeurs dan thuiswonende studenten.

Het inschrijvingsgeld in Nederland is een inkomensselectieve maatregel die getoetst wordt aan het inkomen van de ouders van de student.

B8.1.3 Het Engelse systeem van studiefinanciering in STASIM

Om het inschrijvingsgeld en studielening voor Engeland te berekenen moet eerst de Household contribution berekend worden aan de hand van het inkomen van de ouders van de student. Vervolgens wordt de studiebeurs bepaald door het gezinsinkomen in de juiste inkomenscategorie te plaatsen (zie sectie 7.2.2 in Bijlage 7). Er wordt in Engeland geen rekening gehouden met het inkomen van de student, tenzij het een zelfstandige student betreft. Kotstudenten kunnen een hoger bedrag lenen dan thuiswonende studenten.

B8.2 Internationale vergelijking van de hoogte van de studiefinanciering voor hoger onderwijs

B8.2.1 Werknemer(s) als ouder

We gaan na wat de invloed is van een variërend gezinsinkomen op de beschikbare studiefinanciering van de student hoger onderwijs, en dit voor verschillende gezinstypes. De vier verschillende landen die gesimuleerd worden, worden steeds naast elkaar geplaatst om een duidelijk beeld voor elk gezinstype te krijgen. Zoals gezegd gaat het hier in de eerste plaats om thuiswonende studenten. In sectie 8.2.4 geven we het verschil tussen thuis- en kotstudenten. Net als in Bijlage 5 gaan we eerst de situatie na voor 1 student hoger onderwijs met een ouder die werknemer is.

Omdat de resultaten voor een alleenstaande of koppel éénverdieners nagenoeg gelijk zijn voor de buitenlandse systemen, worden enkel de simulaties voor een alleenstaande en koppel tweeverdieners besproken.

a) Eén student hoger onderwijs

B8 Grafiek 46 Jaarlijks bedrag studiefinanciering, absolute bedragen, 1 student hoger onderwijs, alleenstaande ouder, werknemer 100-300% GGMMI, Vlaanderen-Nederland-Engeland-Zweden 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW

100 120 140 160 180 200 250 300

Alleenstaande

Studiefinancieringsstelsel per inkomenshoogte

Jaarlijks bedrag studiefinanciering

Kinderbijslag Fiscaal voordeel Studiebeurs Lening Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

Het Zweedse studiefinancieringssysteem keert de grootste bedragen uit voor studenten hoger onderwijs (zie B8 Grafiek 27). Door het universaliteitsprincipe dat gehanteerd wordt zullen deze bedragen ook in volgende simulaties terugkomen. De basisprestatiebeurs die in Nederland aan de meeste studenten hoger onderwijs toegekend wordt, is met uitzondering van de laagste inkomens steeds hoger dan het volledige studiefinancieringspakket dat in Vlaanderen uitgekeerd wordt. De inkomensgetoetste aanvullende beurs vermindert naarmate het inkomen van de leefeenheid stijgt. Het bedrag dat geleend kan worden blijft steeds hetzelfde. Het selectieve karakter van het Engelse systeem komt duidelijk naar voren: de studiebeurs vermindert naarmate het gezinsinkomen stijgt. De hoger inkomenscategorieën kunnen enkel nog lenen.

B8 Grafiek 47 Jaarlijks bedrag studiefinanciering, absolute bedragen, 1 student hoger onderwijs, werknemer koppel tweeverdieners, 100-300% GGMMI, Vlaanderen-Nederland-Engeland-Zweden 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW

100 120 140 160 180 200 250 300

Koppel, tweeverdieners

Studiefinancieringsstelsel per inkomensniveau

Jaarlijks bedrag studiefinanciering

Kinderbijslag Fiscaal voordeel Studiebeurs Lening Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

Het inkomen van een koppel tweeverdieners is hoger dan van een alleenstaande en dit is vooral merkbaar in de resultaten van de selectieve studiefinancieringssystemen (zie B8 Grafiek 28). Zowel in het Vlaams als in het Engels systeem is het recht op een studiebeurs verdwenen. In Engeland kan nog wel een aanzienlijk bedrag geleend worden, waardoor het totale bedrag studiefinanciering veel hoger komt te liggen dan in Vlaanderen. Omdat het inkomen van de student ongewijzigd is gebleven, blijft ook de Nederlandse basisprestatiebeurs onaangetast. De selectiviteit van de aanvullende prestatiebeurs wordt wel duidelijk merkbaar. Zoals reeds gezegd blijven de bedragen voor de Zweedse studenten ongewijzigd.

In het Zweedse hoger onderwijs moet geen inschrijvingsgeld betaald worden. In de andere landen is het inschrijvingsgeld inkomensselectief. Gezinnen met een laag inkomen moeten in Nederland en Engeland geen inschrijvingsgeld betalen (zie B8 Grafiek 29). Naarmate het inkomen stijgt, neemt ook het inschrijvingsgeld geleidelijk toe. In Vlaanderen worden de laagste inkomenscategorieën niet van het inschrijvingsgeld vrijgesteld, maar moet het minimumbedrag inschrijvingsgeld betaald worden. Bij de hoogste inkomenscategorieën gaat in Nederland en Engeland een aanzienlijk deel van de ontvangen studiefinanciering naar het inschrijvingsgeld (zie B8 Grafiek 30).

B8 Grafiek 48 Aandeel inschrijvingsgeld in totaalbedrag studiefinanciering, absolute bedragen, 1 student hoger onderwijs, alleenstaande ouder, werknemer 100-300% GGMMI, Vlaanderen-Nederland-Engeland-Zweden 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW

100 120 140 160 180 200 250 300

Studiefinancieringsstelsel per inkomensniveau

Totaal bedrag (in Euro)

Uitkering Lening Inschrijvingsgeld Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

B8 Grafiek 49 Aandeel inschrijvingsgeld in totaalbedrag studiefinanciering, absolute bedragen, 1 student hoger onderwijs, koppel tweeverdieners, werknemer, 100-300% GGMMI, Vlaanderen-Nederland-Engeland-Zweden 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW

100 120 140 160 180 200 250 300

Studiefinancieringsstelsel per inkomensniveau

Jaarlijks bedrag (in Euro)

Uitkering Lening Inschrijvingsgeld Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

Het aandeel van de studentgerichte maatregelen in functie van het beschikbaar inkomen is vanzelfsprekend groter bij een alleenstaande werknemer dan een koppel tweeverdieners: het gezinsinkomen is hoger en, uitgezonderd Zweden, liggen de bedragen lager door de selectiviteit van de studiefinancieringssystemen.

B8 Gra fiek 50 Jaarlijks bedrag studentgerichte maatregelen in functie van netto beschikbaar gezinsinkomen na maatregelen, 1 student hoger onderwijs, thuiswonend, alleenstaande ouder, werknemer 100%-300% GGMMI, Vlaanderen - Nederland - Verenigd Koninkrijk – Zweden 2004.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW

100 120 140 160 180 200 250 300

Alleenstaande

Studiefinancieringsstelsel per inkomensniveau Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

B8 Grafiek 51 Jaarlijks bedrag studentgerichte maatregelen in functie van netto beschikbaar gezinsinkomen na maatregelen, 1 student hoger onderwijs, koppel tweeverdieners, werknemer 100%-300% GGMMI, Vlaanderen - Nederland - Verenigd Koninkrijk – Zweden 2004.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW VL NL UK ZW

100 120 140 160 180 200 250 300

Koppel, tweeverdieners

Studiefinancieringsstelsel per inkomensniveau Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

b) Twee en drie studenten hoger onderwijs

De resultaten voor studenten zijn grosso modo hetzelfde als voor één student in het hoger onderwijs. De bedragen zijn dubbel en drie keer zo hoog als bij één student, behalve in Vlaanderen, waar voor de kinderbijslag en fiscaal voordeel voor kinderen het principe van rangprogressiviteit geldt (zie Bijlage 5).

De basisbeurs is in Nederland nog steeds hoger dan in het Vlaamse pakket, behalve bij alleenstaande werknemer 100% en 120% GGMMI. Het Vlaams pakket is steeds lager dan de Zweedse basisbeurs, uitgezonderd bij alleenstaanden en eenverdieners met drie studenten hoger onderwijs. Als we de federale tegemoetkomingen achterwege laten, is de basisbeurs in Nederland en Zweden steeds hoger dan de Vlaamse studiebeurs.

Omdat studenten met een laag gezinsinkomen in Nederland een extra bijdrage ontvangen is het totaalbedrag studiefinanciering bij alleenstaanden en eenverdieners hoger dan bij tweeverdieners met een hoger gezinsinkomen.

Studenten kunnen in Nederland en Zweden steeds een lening aangaan om hun studies te financieren. Dit verhoogt het maximum bedrag studiefinanciering aanzienlijk.

B8 Grafiek 52 Jaarlijks bedrag studiefinanciering, Vlaanderen - Nederland - Verenigd Koninkrijk - Zweden, absolute bedragen, 1, 2 en 3 studenten hoger onderwijs thuiswonend, werknemer 100% GGMMI, 2004.

0 €

Studiefinancieringsstelsel per aantal studenten hoger onderwijs en gezinstype

Jaarlijks bedrag studiefinanciering

Kinderbijslag Fiscaal voordeel Studiebeurs Lening Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

Het inschrijvingsgeld voor Vlaanderen neemt af voor de hogere inkomensklassen naarmate het aantal studenten in de leefeenheid toeneemt. In Engeland is dezelfde evolutie merkbaar, omdat per student hoger onderwijs het referentie- inkomen met een vast bedrag in mindering gebracht wordt en zo de kans op vrijstelling van het inschrijvingsgeld verhoogt. In Nederland blijft het referentie- inkomen gelijk bij een toenemend aantal studenten hoger onderwijs. Het inschrijvingsgeld wordt met het aantal studenten in de leefeenheid vermenigvuldigd.

B8 Grafiek 53 Aandeel inschrijvingsgeld in totaalbedrag studiefinanciering, Vlaanderen - Nederland - Verenigd Koninkrijk - Zweden, absolute bedragen, 1, 2 en 3 studenten hoger onderwijs thuiswonend, werknemer 100% GGMMI, 2004.

Studiefinancieringsstelsel per aantal studenten hoger onderwijs en gezinstype

Totaal bedrag (in Euro)

Uitkering Lening Inschrijvingsgeld

Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

B8 Grafiek 54 Jaarlijks bedrag studentgerichte maatregelen in functie van netto beschikbaar gezinsinkomen na maatregelen, Vlaanderen - Nederland - Verenigd Koninkrijk - Zweden, absolute bedragen, 1, 2 en 3 studenten hoger onderwijs thuiswonend, werknemer 100% GGMMI, 2004.

0%

Studiefinancieringsstelsel per aantal studenten hoger onderwijs en gezinstype

Percentage

Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

Omdat de buitenlandse systemen nie t beïnvloed worden door de rangprogressiviteit van de financiële maatregelen, zullen de volgende simulaties enkel uitgevoerd worden voor 1 studenten hoger onderwijs.

B8.2.2 Werkloze ouder

Het gezinsinkomen van een werkloze ouder ligt lager dan dat van een werknemer. Om zowel de minimum als maximum werkloosheidsuitkering te bekijken, werden beide gesimuleerd voor de drie verschillende gezinstypes met 1 student hoger onderwijs (zie B8 Grafiek 55).

Ook zien we hier opnieuw een weinig verschil in uitkeringen tussen alleenstaanden en éénverdieners, behalve in het fiscaal voordeel in Vlaanderen en het verdwijnen van de studiebeurs voor een koppel tweeverdieners met maximum werkloosheidsuitkering in Engeland. Het gezinsinkomen stijgt aanzienlijk als de partner een werknemer is wat maakt dat de selectieve systemen een lagere of geen studiebeurs toekennen aan deze studenten hoger onderwijs. Het totaal aan onderwijsvoorzieningen in ongeveer gelijk voor Nederland en Engeland, behalve dat het Engelse studiefinancieringssysteem selectiever is in het uitkeren van studiebeurzen.

De bedragen die in Zweden uitgekeerd worden, worden zoals steeds niet beïnvloed door de veranderende gezinssituatie in de simulaties.

Zowel in Nederland, Engeland en Zweden kunnen de studenten een aanzienlijk bedrag lenen om hun studies te financieren.

B8 Grafiek 55 Jaarlijks bedrag studiefinanciering, absolute bedragen, 1student hoger onderwijs, langdurig werkloos – 6 maanden werkloos, naargelang het financieringsstelsel per uitkeringshoogte en gezinstype, Vlaanderen – Nederland – Verenigd Koninkrijk – Zweden, 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Alleen-staande Koppel 1V Koppel 2V Alleen-staande Koppel 1V Koppel 2V

Langdurig werkloos min. uitkering 6 maanden werkloos max. Uitkering Studiefinancieringsstelsel per aantal studenten hoger onderwijs en gezinstype

Jaarlijks bedrag studiefinanciering

Kinderbijslag Fiscaal voordeel Studiebeurs Lening Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

Het inkomen bij een werkloosheidsuitkering is in de buitenlandse systemen laag genoeg om geen inschrijvingsgeld te betalen. In Vlaanderen met enkel bij een koppel tweeverdieners met maximum werkloosheidsuitkering het volledige bedrag inschrijvingsgeld betaald worden.

B8 Grafiek 56 Aandeel inschrijvingsgeld in totaalbedrag studiefinanciering, 1student hoger onderwijs, langdurig werkloos – 6 maanden werkloos, naargelang het financieringsstelsel per uitkeringshoogte en gezinstype, Vlaanderen – Nederland – Verenigd Koninkrijk – Zweden, 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Alleen-staande Koppel 1V Koppel 2V Alleen-staande Koppel 1V Koppel 2V

Langdurig werkloos min. uitkering 6 maanden werkloos max. Uitkering Studiefinancieringsstelsel per aantal studenten hoger onderwijs en gezinstype

Jaarlijks bedrag (in Euro)

Uitkering Lening Inschrijvingsgeld Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

Net als in sectie 8.2.1. daalt het aandeel studentgerichte maatregelen in functie van het netto beschikbaar inkomen naarmate het inkomen stijgt door de selectieve kenmerken van de studiefinancieringssystemen van Vlaanderen, Nederland en Engeland (zie B8 Grafiek 57).

Deze daling is in Nederland en Engeland minder snel te merken omdat de student nog steeds een bedrag kan lenen.

B8 Grafiek 57 Jaarlijks bedrag studentgerichte maatregelen in functie van netto beschikbaar gezinsinkomen na maatregelen, langdurig werkloos – zes maanden werkloos, Vlaanderen – Nederland – Verenigd Koninkrijk – Zweden, absolute bedragen, 2004.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw Alleen-staande Koppel 1V Koppel 2V Alleen-staande Koppel 1V Koppel 2V

Langdurig werkloos min. uitkering 6 maanden werkloos max. Uitkering Studiefinancieringsstelsel per aantal studenten hoger onderwijs en gezinstype Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

B8.2.3 Bijstandstrekkende ouder

Omdat het inkomen uit de bijstand het laagste is van alle gesimuleerde gezinsinkomens, zijn de studiebeurzen hier het hoogst. Nu valt duidelijk op dat het totale pakket aan studiefinanciering in Vlaanderen hoger is dan de studiebeurs in Nederland voor de laagste inkomens. Maar zoals eerder vermeld werd, verandert dit naarmate het gezinsinkomen stijgt.

Opnieuw blijven de Zweedse bedragen gelijk, en het hoogst. Opvallend is dat het totaal van studiebeurs en lening voor Nederland en Engeland even hoog zijn. De verhouding tussen beide instrume nten is echter anders: de studiebeurs is hoger in Nederland, terwijl in Engeland studieleningen het belangrijkste instrument vormen.

B8 Grafiek 58 Jaarlijks bedrag studiefinanciering, absolute bedragen, 1 student hoger onderwijs, alleenstaande – koppel éénverdiener, bijstand, Vlaanderen – Nederland – Verenigd Koninkrijk – Zweden, absolute bedragen, 2004.

€0

€2.000

€4.000

€6.000

€8.000

€10.000

€12.000

Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw

Alleenstaande Koppel 1V

Studiefinancieringsstelsel per gezinstype

Jaarlijks bedrag studiefinanciering

Kinderbijslag Fiscaal voordeel Studiebeurs Lening Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

In alle studiefinancieringssystemen moet bij een leefloon het minimumbedrag aan inschrijvingsgeld betaald worden.

B8 Grafiek 59 Aandeel inschrijvingsgeld in totaalbedrag studiefinanciering, absolute bedragen, 1 student hoger onderwijs, alleenstaande – koppel éénverdiener, bijstand, Vlaanderen – Nederland – Verenigd Koninkrijk – Zweden, absolute bedragen, 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw

Alleenstaande Koppel 1V

Studiefinancieringsstelsel per gezinstype

Uitkering Lening Inschrijvingsgeld

Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

Omdat het netto beschikbaar gezinsinkomen uit bijstand voor een koppel éénverdieners hoger is dan voor een alleenstaande, is er een gering verschil te merken in het aandeel studentgerichte maatregelen.

B8 Grafiek 60 Jaarlijks bedrag studentgerichte maatregelen in functie van netto beschikbaar gezinsinkomen na maatregelen, 1 student hoger onderwijs, alleenstaande – koppel éénverdieners, bijstand, Vlaanderen – Nederland – Verenigd Koninkrijk – Zweden, absolute bedragen, 2004.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Vl Nl Vk Zw Vl Nl Vk Zw

Alleenstaande Koppel 1V

Studiefinancieringsstelsel per gezinstype

Jaarlijks bedrag studiefinanciering

Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

B8.2.4 Kotstudenten

De studiebeurzen voor kotstudenten zijn in Vlaanderen en Nederland hoger dan bij thuiswonende studenten. Vermits studenten in Zweden als autonoom beschouwd worden, wordt hier in het Zweedse studiefinancieringssysteem geen rekening gehouden met de woonplaats van de student en blijven de bedragen ongewijzigd. In Engeland blijft de studiebeurs hetzelfde voor een kot en een thuiswonend student. Een kotstudent kan jaarlijks wel een hoger bedrag lenen.

Zowel in Vlaanderen als in Engeland is de selectiviteit van het studiefinancieringssysteem merkbaar. Tweeverdieners hebben in deze landen geen recht op een studiebeurs.

B8 Grafiek 61 Jaarlijks bedrag studentgerichte maatregelen, Vlaanderen - Nederland - Verenigd Koninkrijk - Zweden, absolute bedragen, 1 studenten hoger onderwijs, thuiswonend/kotstudent, werknemer 100% GGMMI, 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot

Vl Ne Vk Zw Vl Ne Vk Zw Vl Ne Vk Zw

Alleenstaande Koppel, eenverdieners Koppel, tweeverdieners Woonplaats student per studiefinancieringsstelsel en gezinstype

Jaarlijks bedrag studiefinanciering

Kinderbijslag Fiscaal voordeel Studiebeurs Lening Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

De woonplaats van de student heeft hier geen invloed op de hoogte van het inschrijvingsgeld.

Het inschrijvingsgeld blijft dus steeds gelijk voor thuiswonende en kotstudenten.

B8 Grafiek 62 Aandeel inschrijvingsgeld in totaalbedrag studiefinanciering, Vlaanderen - Nederland - Verenigd Koninkrijk - Zweden, absolute bedragen, 1 studenten hoger onderwijs, thuiswonend/kotstudent, werknemer 100% GGMMI, 2004.

0 € 2.000 € 4.000 € 6.000 € 8.000 € 10.000 € 12.000 €

Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot

Vl Ne Vk Zw Vl Ne Vk Zw Vl Ne Vk Zw

Alleenstaande Koppel, eenverdieners Koppel, tweeverdieners Woonplaats student per studiefinancieringsstelsel en gezinstype

Jaarlijks bedrag (in Euro)

Uitkering Lening Inschrijvingsgeld Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

B8 Grafiek 63 Jaarlijks bedrag studentgerichte maatregelen in functie van netto beschikbaar gezinsinkomen na maatregelen, Vlaanderen - Nederland - Verenigd Koninkrijk - Zweden, 1 student hoger onderwijs, Thuiswonend/Kotstudent, werknemer 100% GGMMI, 2004.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot Thuis Kot

Vl Ne Vk Zw Vl Ne Vk Zw Vl Ne Vk Zw

Alleenstaande Koppel, eenverdieners Koppel, tweeverdieners Woonplaats student per studiefinancieringsstelsel en gezinstype

Percentage

Bron: Eigen simulaties a.d.h.v. STASIM.

B8.2.5 Zelfstandig student

Bij de simulaties van de gezinstypes van de zelfstandige student wordt het inkomen van de student zelf beïnvloed door de geselecteerde inkomensbron. In tegenstelling tot vorige simulaties, heeft dit wel invloed op de hoogte van de studiefinanciering die aan Zweedse studenten wordt toegekend. Hier wordt ook het verschil duidelijk tussen de oudergerichte en studentgerichte studiefinanciering.

Als het inkomen de student in Zweden hoger ligt dan de maximumgrens daalt de hoogte van de studiebeurs geleidelijk. Zo bedraagt de studiebeurs en –lening voor een werknemer of 6 maand werkloze in de categorie alleenstaande of eenverdiener slechts 75% van het maximum beursbedrag. Ook in het Nederlandse systeem verdwijnt het recht op basisbeurs als het inkomen te hoog is. De student kan in dat geval nog wel jaarlijks een groot bedrag ontlenen.

Als het inkomen onder een bepaalde grens ligt, verhoogt de studiebeurs maar wordt de lening

Als het inkomen onder een bepaalde grens ligt, verhoogt de studiebeurs maar wordt de lening

In document STUDENT IN DE 21STE EEUW (pagina 135-153)