• No results found

Simulatie van alternatieven

In document STUDENT IN DE 21STE EEUW (pagina 153-166)

In deze sectie gaan we na wat het effect zou zijn van de introductie van alternatieve systemen van studiefinanciering in Vlaanderen. Voor deze alternatieven zoeken we o.m. inspiratie bij de buitenlandse systemen die we in Bijlage 1 en 7 hebben behandeld. Net zoals bij de standaardsimulaties verandert enkel het studiefinancieringssysteem en worden de alternatieve systemen in Vlaamse context toegepast. De andere kenmerken van MISIM blijven onveranderd. Er worden geen aanpassingen gemaakt aan b.v. het belastingstelsel. Het studiefinancieringssysteem omvat naast studietoelagen voor Vlaanderen ook de kinderbijslag en fiscaal voordeel voor studenten hoger onderwijs. De subsidiëring van de onderwijs-instellingen en de sociale voorzieningen worden hier dus buiten beschouwing gelaten.

Het Vlaamse systeem van studiefinanciering kenmerkt zich door een mix van universaliteit en selectiviteit (quasi- universele kinderbijslag, belastingvermindering, inkomensselectieve studietoelagen en vermindering inschrijvingsgeld). De hier gekozen simulaties richten zich op de uitersten van deze dimensies. We onderzoeken dan ook twee groepen van systemen. Een eerste groep omvat systemen die men als universeel kan karakteriseren. We voeren hier drie simulaties uit: 1) een budgetneutrale basisbeurs, 2) het Zweedse en 3) het Nederlands systeem. De tweede groep simulaties bestaat uit meer selectieve systemen. Ook hier voeren we drie simulaties uit, nl. 1) vervangen van kinderbijslag door extra studiebeurzen, 2) het Engels systeem en 3) een verhoging van de inschrijvingsgelden en studiebeurzen, gefinancierd door de afschaffing van de kinderbijslag van 18-25 jarigen. Deze keuze van simulaties is natuurlijk niet de enige, ook andere alternatieve studiefinancieringssystemen zijn mogelijk. De gesimuleerde alternatieven zijn vooral illustratief en geven de verdelings-kenmerken van de verschillende systemen weer.

Per simulatie geven we eerst een korte beschrijving van de maatregelen. Vervolgens geven we de resultaten. We presenteren volgende indicatoren:

- Gemiddeld bedrag van de gesimuleerde beurs (gemiddelde over elke student en gemiddelde per ontvangend student): indien dit bedrag ook kinderbijslag en/of belastingvermindering omvat, dan wordt dit expliciet vermeld;

- Reikwijdte van de maatregelen, d.w.z. wat is het % studenten dat de gesimuleerde beurs ontvangt;

- Extra voordeel inschrijvingsgeld, d.i. het gemiddeld voordeel per student dat eventueel voortvloeit uit de afschaffing van het Vlaamse systeem en de introductie van een nieuw;

- Het percentage winnaars en verliezers, en het gemiddeld bedrag winst respectievelijk verlies per winnaar respectievelijk verliezer. Het gemiddelde bedrag van winnaars en verliezers omvat niet enkel winst of verlies van de beurs, maar ook van het inschrijvingsgeld.

We besteden hierbij aandacht aan de verdelingskenmerken van de verschillende maatregelen (over inkomensgroepen en socio-economische categorieën). De standaard waarmee we de gesimuleerde systemen vergelijken is steeds het huidige gesimuleerde systeem in Vlaanderen (zie B4Tabel 36 en B4Tabel 38). Studieleningen blijven hier buiten beschouwing omdat ze geen gift zijn naar de studenten toe, maar terugbetaald moeten worden. Ook is het systeem van studieleningen op het moment niet ingeburgerd in Vlaanderen.

B9.1 Simulatie van universele systemen

Bij een strikt universeel systeem krijgen alle studenten een toelage die voor iedereen even hoog is. Dit is de eerste simulatie die we hier behandelen. Daarnaast berekenen we ook de effecten van de introductie van het Zweedse en het Nederlandse systeem, die we zoals we in Bijlage 1 hebben gezien, als eerder universeel werden gekarakteriseerd. Bij de drie simulaties komt de beurs telkens in de plaats van de huidige Vlaamse kinderbijslag, belastingvermindering en studietoelage.

B9.1.1 Basisbeurs ter vervanging van de bestaande studiefinanciering (U1) a) Beschrijving van de simulatie

De eerste simulatie bestaat uit de introductie van een basisbeurs. Dit betekent dat we de totale massa kinderbijslag van 18-25-jarige studenten, de bijhorende belastingvermindering en de huidige studietoelagen hoger onderwijs vervangen door een basisbeurs die even hoog is voor iedereen. Deze basisbeurs dient budgetneutraal te zijn, wat betekent dat iedere student gemiddeld 2857 euro per jaar ontvangt. Dit is de som van het gemiddelde van de drie maatregelen voor studiefinanciering per student hoger onderwijs (cfr. B4 Tabel 51). We veranderen in deze simulatie niets aan het inschrijvingsgeld.

b) Resultaten

In B9 Tabel 66 geven we het gemiddeld bedrag weer van de basisbeurs, zowel over alle studenten als per ontvangen student. Aangezien de basisbeurs er is voor iedereen (d.w.z.

opname van 100%), zijn deze bedragen aan mekaar gelijk, en dit voor alle categorieën (achtergondkenmerken gezinhoofd, inkomensquintiel). Door de vervanging van het huidig systeem door een basisbeurs gaat 63% van de studenten erop vooruit, terwijl 37% verliest. De winnaars vinden we vooral terug bij de hogere inkomensgroepen, en de verliezers situeren zich duidelijk aan de onderkant van de inkomensverdeling (zie B9 Tabel 68). Dit is logisch, omdat het vooral de armere gezinnen zijn die gebruik maken van een studiebeurs; voor hen is het verschil tussen basisbeurs en het huidig systeem van studiefinanciering duidelijk negatief.

B9 Tabel 66 Gemiddeld bedrag basisbeurs, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in euro per jaar volgens socio-professionele categorie gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag winnaars verliezers

Alle

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 67 Gemiddeld bedrag basisbeurs, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in euro per jaar volgens onderwijsniveau gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag winnaars verliezers

Alle

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 68 Gemiddeld bedrag basisbeurs, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in euro per jaar per gestandaardiseerd inkomensquintiel.

Gemiddeld bedrag beurs winnaars verliezers

Quintiel

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9.1.2 Introductie van het Zweeds systeem (U2) a) Beschrijving van de simulatie

Het Zweeds systeem is ook een vorm van basisbeurs, met dit verschil ten opzicht van de vorige simulatie dat de beurs verminderd wordt met een bepaald percentage indien de student een bepaald arbeidsinkomen verdient (zie Bijlage 7). Een volledige basisbeurs in Zweden bedraagt 4.200 euro per jaar. Deze toelage geldt voor alle studenten hoger onderwijs en wordt enkel beperkt als het inkomen van de student zelf te hoog is. Zoals we reeds bespraken in Bijlage 7 dienen studenten in Zweden geen inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs te betalen.

Dit uitgespaarde inschrijvingsgeld kunnen we ook beschouwen als een extra-inkomen voor de student. Ook hier wordt opnieuw het gemiddelde bedrag studiebeurs, percentage studenten dat een beurs ontvangt, het extra voordeel inschrijvingsgeld en percentage studenten dat wint of verliest en het bedrag winst of verlies weergegeven.

b) Resultaten

De introductie van het Zweedse systeem is duidelijk niet budgetneutraal. Met een gemiddelde van 3.905 euro per student ligt dit budget ongeveer 37% boven het huidig Vlaamse budget

van 2.857 euro per student. Als we daar dan nog de extra kost van de vrijstelling van inschrijvingsgeld bijtellen, dan zou het Zweedse systeem zo’n 50% meer kosten dan het huidig Vlaams systeem. In de kolom ‘extra voordeel inschrijvingsgeld’ wordt per categorie het gemiddelde Vlaamse inschrijvingsgeld verminderd met het gemiddelde gesimuleerde inschrijvingsgeld berekend. Omdat in Zweden geen inschrijvingsgeld betaald moet worden, is het voordeel inschrijvingsgeld positief (en even hoog als de bedragen van de betaalde inschrijvingsgelden in Vlaanderen, cfr. supra).

In Zweden maakt ongeveer ¾ van de studenten gebruik van een dergelijke beurs; in Vlaanderen zou dit percentage merkelijk hoger liggen (97%), omdat de arbeidsinkomens van studenten in Vlaanderen beduidend lager zijn dan in Zweden. Doordat het budget hoger ligt, zijn er meer winnaars (83%) dan in de vorige simulatie. Parallel met de vorige simulatie zijn het ook hier vooral de lagere inkomensgroepen die verliezen. Opmerkelijk is dat het gemiddeld bedrag van de beurs hoger is voor de lagere inkomens, terwijl het gemiddeld voordeel van de afschaffing van het inschrijvingsgeld vooral naar de hogere inkomens en de studenten met een hooggeschoold of bediende gezinshoofd gaat. Dit laatste hangt natuurlijk samen met het feit dat deze groepen in het Vlaamse systeem meer inschrijvingsgeld betalen.

B9 Tabel 69 Gemiddeld bedrag Zweeds systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in euro per jaar volgens socio-professionele categorie gezinshoofd.

(*) Gemiddelde over alle studenten.

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 70 Gemidde ld bedrag Zweeds systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in euro per jaar volgens onderwijsniveau gezinshoofd.

(*) Gemiddelde over alle studenten.

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 71 Gemiddeld bedrag Zweeds systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in euro pe r jaar per gestandaardiseerd inkomensquintiel.

Gemiddeld bedrag beurs Winnaars Verliezers

Quintiel

(*) Gemiddelde over alle studenten.

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9.1.3 Introductie van het Nederlands systeem (U3)

a) Beschrijving van de simulatie

Het Nederlandse studiefinancieringssysteem bestaat uit een universele basisbeurs, een inkomensgetoetste aanvullende beurs en inkomensgetoetste vermindering van het inschrijvingsgeld (zie Bijlage 7). Ook worden bijkomende beurzen toegekend aan studenten met een specifieke gezinssituatie, zoals de partnertoeslag en kindertoeslag. Net zoals in Zweden wordt de basisbeurs getoetst aan het inkomen van de student zelf. Het Nederlandse systeem is dus selectiever dan het Zweedse, en houdt rekening met het gezin van de student.

Ook zullen kotstudenten een hogere studiebeurs ontvangen dan thuiswonende studenten.

b) Resultaten

De introductie van het Nederlands studiefinancieringssysteem brengt slechts een te verwaarlozen meerkost (0,8%) met zich mee t.o.v. het Vlaamse systeem. Dat is tenminste als het inschrijvingsgeld niet meegerekend wordt. Het inschrijvingsgeld is gemiddeld 697 euro hoger dan in Vlaanderen. Globaal betekent de introductie van het Nederlands systeem dus een besparing, en zijn er daardoor ook meer verliezers dan winnaars.

B9 Tabel 72 Gemiddeld bedrag Nederlands systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in euro per jaar volgens socio-professionele categorie gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag Winnaars verliezers

Alle

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 73 Gemiddeld bedrag Nederlands systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar volgens onderwijsniveau gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag Winnaars Verliezers

Alle

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 74 Gemiddeld bedrag Nederlands systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar per gestandaardiseerd inkomensquintiel.

Gemiddeld bedrag Winnaars Verliezers

Quintiel

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

Het gemiddeld bedrag van de beurs is hoger voor de zwakkere sociale groepen en de lagere inkomensgroepen. Dit vloeit vooral voort uit het inkomensselectieve karakter van de aanvullende beurs. Ook het percentage ontvangers neemt af met het inkomensniveau. In tegenstelling tot de Basisbeurs en het Zweedse systeem, treffen we bij de overgang van het Vlaamse naar het Nederlandse systeem relatief meer winnaars aan bij de lagere inkomensgroepen.

Het Nederlandse inschrijvingsgeld ligt gemiddeld hoger dan in Vlaanderen. De introductie van het Nederlands systeem van inschrijvingsgelden blijkt wel voordelig te zijn voor het laagste inkomensquintiel. Dit vloeit voort uit het feit dat de laagste inkomens in Nederland geen inschrijvingsgeld moeten betalen terwijl ze in Vlaanderen no g het minimumbedrag van ongeveer 80 euro moet neertellen. Voor al de andere categorieën betekent het Nederlands systeem een duidelijke meerkost.

B9.2 Simulatie van selectieve systemen

In de drie hiernavolgende simulaties gaan we na wat de gevolgen zijn van het overwegend selectief maken van de Vlaamse studiefinanciering. In de simulaties van het Engelse systeem vervangen we, net als in de vorige 3 simulaties, de huidige kinderbijslag, belasting-vermindering voor kinderen en studietoelage door een nieuw systeem van beurs (dit om de werking van het buitenlandse systeem zo goed mogelijk te benaderen). In de simulaties S1 en S3 beperken we ons tot het vervangen van de huidige kinderbijslag en studietoelage door een alternatieve studiebeurs. We laten de belastingvermindering voor kinderen hier ongemoeid omdat dit wellicht moeilijker te veranderen is dan de twee andere maatregelen. Opnieuw worden dezelfde indicatoren berekend als in sectie 9.1.1, namelijk het gemiddelde bedrag studiebeurs over alle studenten en per ontvanger, percentage ontvangers, voordeel inschrijvingsgeld t.o.v. huidig systeem, percentage winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies.

B9.2.1 Selectieve studiebeurs ter vervanging van de kinderbijslag (S1) a) Beschrijving van de simulatie

Het uitgangspunt van deze simulatie is dat de kinderbijslag voor studenten hoger onderwijs vervangen wordt door een inkomensselectieve studietoelage Het vrijgekomen budget wordt in het bestaande systeem van studietoelagen ingezet op twee manieren: enerzijds worden de bedragen van de toelagen verhoogd, en anderzijds worden de inkomensgrenzen verhoogd, waardoor meer studenten recht krijgen op een beurs. Het inschrijvingsgeld blijft hier ongewijzigd.

De minimum- inkomensgrens om voor een studiebeurs in aanmerking te komen voor een leefeenheid met nul punten werd verhoogd tot 8787 euro, de armoedelijn voor een alleenstaande. Ook de studiebeurs werd zowel voor thuiswonende als kotstudenten tot dit bedrag verhoogd. Dit heeft tot gevolg dat de volledige onafhankelijkheid van de student wordt gegarandeerd, zonder dat hij in armoede hoeft te leven. De maximum- inkomensgrens werd verhoogd tot de armoedegrens maal twee. De verhoging van de inkomensgrenzen voor meerdere punten in de leefeenheid worden zo aangepast dat de relatieve afstand t.o.v. de minimumgrens hetzelfde is als in het huidig systeem (b.v. de minimumgrens van een leefeenheid met 2 punten blijft voor een thuiswonend student 209 % van de minimumgrens met 0 punten).

b) Resultaten

Deze simulatie blijft binnen het budget van het huidige systeem (98% van het huidig budget).

41% van de studenten zou in aanmerking komen voor een dergelijke selectieve beurs. Dat is meer dan de huidige proportie beursstudenten (23%), maar veel minder dan de helft dat kinderbijslag krijgt (97%). De opname verschilt sterk naar inkomenscategorie en sociaal-economische categorie. Dit selectieve systeem komt vooral de lagere inkomenscategorieën ten goede. Zo wint 92% van de studenten in het laagste inkomensquintiel. Ook het gemiddeld bedrag winst is met 4516 euro merkelijk hoger dan voor de andere inkomensgroepen. De

hoger inkomenscategorieën verliezen daarentegen sterk bij het doorvoeren van deze maatregelen (zie B9 Tabel 77). Dit wijst weer op het Matteüseffect van de kinderbijslagen, die vooral de hogere inkomenscategorieën ten goede kwamen.

B9 Tabel 75 Gemiddeld bedrag Selectieve studiebeurs ter vervanging van de kinderbijslag, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar volgens socio-professionele categorie gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 76 Gemiddeld bedrag Selectieve studiebeurs ter vervanging van de kinderbijslag, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar volgens onderwijsniveau gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 77 Gemiddeld bedrag Selectieve studiebeurs ter vervanging van de kinderbijslag, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar per gestandaardiseerd inkomensquintiel.

Gemiddeld bedrag

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9.2.2 Introductie van het Engels systeem (S2) a) Beschrijving van de simulatie

Het Engels systeem is zeer inkomensselectief. Enkel studenten met een laag gezinsinkomen hebben recht op een studiebeurs en vermindering van het inschrijvingsgeld. Het maximum inschrijvingsgeld ligt aanzienlijk hoger in Engeland dan in Vlaanderen. In tegenstelling tot de standaardsimulaties, worden nu wel de bijkomende studietoelage in functie van gezinskenmerken toegepast, zoals de childcare grant, parents learning allowance en adults dependants’ grant. Voor deze bijkomende studietoelagen wordt steeds he t maximumbedrag toegekend.

b) Resultaten

Het budget dat voor het Engelse studiefinancieringssysteem zou uitgetrokken worden, is slechts een vijfde van het huidige Vlaamse budget voor kinderbijslag, belastingvermindering en studiebeurs. Het gevolg hierva n is wel dat bijna alle studenten hoger onderwijs verliezen en dat het bedrag dat men verliest vrij substantieel is. Slechts 7,2 % van het totaal aantal studenten hoger onderwijs wordt financieel beter onder het Engelse systeem. Ook het inschrijvingsgeld is gemiddeld 390 euro hoger dan in Vlaanderen.

B9 Tabel 78 Gemiddeld bedrag Engels systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar volgens socio-professionele categorie gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag Winnaars verliezers

Alle

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 79 Gemiddeld bedrag Engels systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar volgens onderwijsniveau gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag Winnaars Verliezers

Alle

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 80 Gemiddeld bedrag Engels systeem, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in euro per jaar per gestandaardiseerd inkomensquintiel.

Gemiddeld bedrag Winnaars Verliezers

Quintiel

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

We treffen iets minder verliezers aan aan de onderkant van de inkomensverdeling, maar ook daar is het verlies omvangrijk. Het Engelse inschrijvingsgeld is echter wel voordeliger voor de lagere inkomensgroepen, waarvoor in tegenstelling tot in Vlaanderen, het inschrijvingsgeld volledig wegvalt. Ook is het voordeliger t.o.v. het Nederlandse inschrijvingsgeld, omdat in het inschrijvingsgeld in Engeland geleidelijk toeneemt naarmate het inkomen stijgt.

B9.2.3 Verhoging van inschrijvingsgelden en studiebeurzen (S3) a) Beschrijving van de simulatie

Het Engelse studiefinancieringssysteem ondergaat vanaf 2006 een metamorfose. Er wordt een vast bedrag aan inschr ijvingsgeld ingevoerd dat veel hoger ligt dan het huidige maximumbedrag aan inschrijvingsgeld. In deze derde simulatie voeren we deze hogere inschrijvingsgelden in Vlaanderen. Tegelijkertijd vervangen we, analoog met de simulatie in sectie 9.1.2.1, de kinderbijslag hoger onderwijs door een verhoging van de studietoelagen. De inschrijvingsgelden worden voor alle studenten hoger onderwijs verhoogd tot 4470 euro. De oorspronkelijke studietoelagen voor thuiswonende- en kotstudenten worden met ditzelfde bedrag verhoogd om de nieuwe kost tegemoet te komen. Ook de huidige minimum- en maximuminkomensgrenzen worden met 4470 euro verhoogd. Dit heeft tot gevolg dat meer studenten in aanmerking komen voor een studiebeurs.

We gaan er in deze simulatie van uit dat het extra inschrijvingsgeld rechtstreeks naar de onderwijsinstellingen gaat. We houden hier geen rekening met de aanwending van deze middelen, Maar het is natuurlijk mogelijk om een simulatie uit te werken waarin deze gelden worden gebruikt om bv. extra studiebeurzen te financiering. Net als in vorige simulaties houden we ook geen rekening met eventuele veranderingen in gedrag die kunnen voortvloeien uit deze verhoging van de inschrijvingsgelden (bv. een daling van de participatie aan het hoger onderwijs).

b) Resultaten

De nieuwe studietoelage is gemiddeld per student ongeveer even hoog als het gemiddelde van kinderbijslag en studietoelage in het huidig systeem (2445 euro tegenover 2425 euro (=2059+366, zie B4Tabel 34). Maar gemiddeld is er een substantiële meerkost voor de studenten (en hun gezinnen) door het extra inschrijvingsgeld, n.l. 4080 euro per student. Deze extra uitgave voor de studenten betekent – zoals het hier wordt gesimuleerd – een belangrijke verandering in de relatieve verhouding van private en publieke bijdrage tot de financiering van het hoger onderwijs. Door de forse verhoging van het inschrijvingsgeld verliest bijna iedereen (96%), en is dit verlies substantieel (bijna 4.300 euro per jaar per verliezer). Door het wegvallen van de kinderbijslag en het invoeren van een selectieve beurs, verliezen de hogere sociaal-economische categorieën meer dan de lagere. Maar ook kinderen van laaggeschoolde ouders en arbeiders verliezen bijna allemaal in het nieuwe systeem. En de gemiddelde verliezen zijn zeer hoog t.o.v. de winsten (zie B9 Tabel 64 e.v.).

B9 Tabel 81 Gemiddeld bedrag Selectief systeem met verhoging van inschrijvingsgelden en studiebeurzen, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar volgens socio-professionele categorie gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag* Winnaars verliezers

Alle

*d.i. exclusief belastingvermindering kinderen hoger onderwijs, welke niet veranderd worden.

Bron: MISIM op basis v an SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 82 Gemiddeld bedrag Selectief systeem met verhoging van inschrijvingsgelden en studiebeurzen, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar volgens onderwijsniveau gezinshoofd.

Gemiddeld bedrag* Winnaars verliezers

Alle

*d.i. exclusief belastingvermindering kinderen hoger onderwijs, welke niet veranderd worden.

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9 Tabel 83 Gemiddeld bedrag Selectief systeem met verhoging van inschrijvingsgelden en studiebeurzen, % winnaars en verliezers en gemiddeld bedrag winst/verlies in EURO per jaar per gestandaardiseerd inkomensquintiel.

Gemiddeld bedrag* Winnaars Verliezers

Quintiel

*d.i. exclusief belastingvermindering kinderen hoger onderwijs, welke niet veranderd worden.

Bron: MISIM op basis van SEP -PSBH 1997.

B9.3 Vergelijking van de verschillende simulaties

In deze sectie gaan we na wat de dekkingsgraad is van het inschrijvingsgeld door de uitkering die de student jaarlijks ontvangt. Het inschrijvingsgeld is een rechtstreekse uitgave voor de

In deze sectie gaan we na wat de dekkingsgraad is van het inschrijvingsgeld door de uitkering die de student jaarlijks ontvangt. Het inschrijvingsgeld is een rechtstreekse uitgave voor de

In document STUDENT IN DE 21STE EEUW (pagina 153-166)