• No results found

strafvordering voor de Raden van justitie op Java en net Hoog-geregtsnof in

In document MR. J. SIBENIUS TRIP, (pagina 27-33)

STeder-landsch-Tndië, mitsgaders voor de Resi-denten op Java en Madura, regtsprekende in zaken van overtreding tegen Europe-anen en daarmede gelijkgestelde perso-nen.

VAN H E T ÏIEGTSGEDING I N ZAKEN VAN O V E R T R E D I N G , VOOR DE R E S I D E N T E N OP JAVA EN MADURA.

199. In zaken van overtredingen van politie en van plaatselijke keuren, bedoeld bij het tweede nommer van artikel 108 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, wordt het geding aanhangig ge-maakt door eene schriftelijke oproeping tot verschijning, uit-gevaardigd door den ambtenaar, die, overeenkomstig het laatste lid van evengemeld artikel, met de funktiën van het openbaar ministerie is belast, inhoudende eene beknopte op-gave van de aan den beklaagde te laste gelegde overtreding, mitsgaders de aanduiding van den dag en het uur op welke, en de plaats waar de beklaagde zal moeten verschijnen.

Een volledig afschrift dier oproeping zal door den met het exploit belasten beambte, ten minste tweemaal vier-en-twintig uren vóór den aangeduiden regtdag, aan den beklaagde in persoon, of aan diens woning of verblijf worden afgegeven, en zal van die afgifte melding worden gemaakt aan den voet van het oorspronkelijk bevel van oproeping.

200. Indien de beklaagde niet verschijnt, zal de resident onderzoeken, of hij al dan niet behoorlijk is opgeroepen. '

Indien hij niet behoorlijk is opgeroepen, gelast de resi-dent, dat zulks alsnog zal plaats hebben tegen eenen door hem te bepalen regtdag.

Indien hij behoorlijk is opgeroepen, wordt,

niettegen-staande zijne afwezigheid, tot het onderzoek en de beregting der zaak overgegaan.

Bij veroordeeling, zal het bij verstek gewezen vonnis aan den afwezig gebleven beklaagde worden beteekeud. Hetzelve is niet vatbaar voor verzet.

201. Indien de resident bevindt, dat de zaak zijne be-voegdheid te boven gaat, verklaart hij zich onbevoegd om daarvan kennis te nemen.

I n dat geval zendt hij de stukken aan den officier bij den raad van justitie, binnen welks ressort zijne residentie gelegen is.

202. De bepalingen van den vijfden titel (a) zullen, voor (i) VJJVDE TITEL. Van het regtsgeding in eersten aanleg voor de raden van justitie, in zaken van overtreding.

177. Iu zakeu van overtreding bedoeld bij artikel 130 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der j ustitie, wordt het regtsgeding aanhangig gemaakt door de beteekening van het re-quisitoir van het openbaar ministerie, houdende dagvaarding om op eenen bepaalden regtdag ter teregtzitting van den raad van justitie te verschijnen.

' 178. Het requisitoir van dagvaarding moet inhouden den naam de voornamen, het beroep en de woonplaats of wanneer deze onbekend is, de verblijfplaats van den beklaagde, mitsgaders, op straffe van nietigheid, eene opgave van het feit en van de wettelijke bepalingen, waartegen de overtreding zoude zijn begaan.

Dit requisitoir moet worden beteekend aan den persoon van den beklaagde, of te zijner woonplaats en, indien de woonplaats onbekend is, aan zijn laatste verblijf; en wordt aldaar afschrift gelaten.

Indien een en ander niet bekend is, wordt het exploit aangeplakt aan het gebouw waar de raad van justitie zitting houdt. Alles op straffe van nietigheid.

179. Tusschen de beteekening van het requisitoir van dagvaarding en den dag der teregtzitting zal, op straffe van nietigheid der ver-oordeeling, welke tegen den gedaagde bij verstek zoude mogen zijn gewezen, een termijn verloopen:

van ten minste acht dagen, indien de gedaagde woont of, bij het onbekend zijn zijner woonplaats, laatstelijk heeft verblijf gehouden in de plaats waar de raad van justitie, voor welken hij gedagvaard wordt, gevestigd is;

van ten minste veertien dagen, indien de gedaagde woont, of als voren heeft verblijf gehouden buiten de bij het vorig lid

aan-zoo ver die van toepassing kunnen zijn op het regtsgeding voor den resident, ook door dezen worden in acht genomen.

De resident zal evenwel in geen geval de voorloopige ten-uitvoerlegging zijner uitspraken mogen bevelen.

geduide plaats, doch in de residentie, binnen welke de raad van justitie gevestigd is;

van ten minste drie weken, indien de gedaagde woonachtig is, of als voren heeft verblijf gehouden in eene andere residentie op Java, met de eerstbedoelde binnen het ressort van denzelfden raad van justitie gelegen;

van ten minste dertig dagen, indien de gedaagde woonachtig is of als voren heeft verblijf gehouden in eene andere residentie op Java, welke niet met de eerstbedoelde onder denzelfden raad van justitie behoort.

Wanneer de gedaagde woonachtig is, of als voren heeft verblijf o-e. houden op een eiland van Nederlanisch-Indië, niet behoorende tot eene residentie, welker hoofdplaats op Java is gevestigd, zal de raad op het daartoe strekkend schriftelijk requisitoir van den officier van justitie, den regtdag bepalen, tegen welken de beklaagde zal worden opgeroepen, en den termijn vaststellen, die, op straffe van nietigheid als voren, lusschen de beteekening van het requisitoir van dagvaarding en den dag van verschijning in regten zal moeten verloopen

Echter kan de bij dit artikel bedreigde nietigheid alleen, vóór alle andere weren van regten en verdedigingen, worden voorgedragen op de teregtzitting, bij artikel 223 vermeld.

180. De beklaagde kan zich, onverminderd zijne bevoegdheid om zich, indien hij ter teregtzitting verschijnt, door eenen praktizijn te doen bijstaan, bij zijne niet-verschijning door een zoodanigen laten vertegenwoordigen, bepaaldelijk daartoe door hem gevolmagtigd bij notariële, of ter griffie van den raad van justitie opgemaakte akte; ten ware de raad mögt bevelen, dat hij in persoon verschijne.

181. De beklaagde, die zich door eenen gevolmagdigde laat verte-genwoordigen, moet, indien hij niet met der woon gevestigd is binnen den afstand van vijftien palen van het gebouw, waar de raad van jus-titie zitting houdt, bij de akte van volmagt, binnen dien afstandeene woonplaats kiezen. Bij gebreke hiervan wordt hij geacht woonplaats te Hebben gekozen ten huize van zijnen gemagtigde, indien deze binnen den voorschreven afstand woont, en anders ter griffie van den raad van jnstitie. '

182. De raad is bevoegd om, op verzoek van den beklaagde en met toestemming van den officier van justitie, de teregtzilting tot

203. De werkzaamheden ven griffier zullen worden waar-genomen door denzelfden beambte, die met de funktiën van het openbaar ministerie is belast, ten zij daartoe door den resident een ander europeesch beambte mögt worden aangewezen, eeuen bepaalden dag uit te stellen, waarna in het proces-verbaal melding moet worden gemaakt.

In geval de beklaagde niet nader verschijnt, noch zich laat verte-genwoordigen, wordt tegen denzelven verstek verleend, en verder ge-procedeerd0 overeenkomstig het bepaalde bij de tweede afdeeliug van den achtsten titel.

183. Het onderzoek op de teregtzittiug, mitsgaders de raadpleging, beslissing en uitspraak, geschieden op dezelfde manier als bij den vo-rigen titel is bepaald, behoudens:

lo. dat bij deze teregtzittiug het opmaken en beteekenen eener lijst van getuigen wegvalt;

2o. dat in dit geding geene akte van besehuldiging te pas komt;

3o. dat, indien de beklaagde te voren, doch na het plegen van het feit, hetwelk het onderwerp zijner tereg tstelling uitmaakt, ter zake van misdrijf, doch alleen tot eerloos heid was veroordeeld, de regter daarenboven de gevangenisstraf zal uitspreken, die op de overtreding mögt zijn gesteld;

4°. dat de regter, eene veroordeeling in het hoogste ressort uitspre-kende, bij het vonnis kan bepalen, dat hetzelve, voor zoo veel de daarbij opgelegde geldboeten betreft, bij voorraad en niet-tegenstaande cassatie zal mogen ten uitvoer gelegd worden.

184. Het regtsgediug zal op de volgende wijze worden gevoerd;

Het requisitoir van dagvaarding en het exploit van beteekening zullen door den griffier worden voorgelezen.

De officier van justitie zal de zaak voordragen.

De processen-verbaal of verslaggevingen, zoo er die zijn, zullen door den grillier worden voorgelezen.

De wraking der getuigen zal voorgesteld en daarover beslist worden.

De getuigen over en weder zuilen worden gehoord.

De stukken, dienende tot overtuiging of tot ontlasting, zullen aan de getuigen en aan de beklaagden worden vertoond.

De beklaagde, zoo hij tegenwoordig is, zal ondervraagd worden.

185. Na afloop hiervan, zal de officier van justitie worden ge-hoord, en zal hij vervolgens zijn requisitoir doen en overleggen.

De beklaagde (of diens gemagtigde) en zijn verdediger mogen hierop antwoorden.

De officier kan hierop weder antwoorden, maar de beklaagde (of diens gemao-ticde) en deszelfs verdediger zullen het laatste woord hebben.

204. De beklaagde kan door eenen bij authentieke akte bepaaldelijk daartoe gevolinagtigde ter teregtzitting verschijnen, of zich, indien hij in persoon verschijnt, door eenen verde-diger doen bijstaan.

Die gemagtigde en verdediger behoeven niet uit de prak-tizijns te worden gekozen.

De vordering der beleedigde partij zal zich niet verder dan tot eene som van vijftig gulden kunnen uitstrekken.

205. Indien een getuige, behoorlijk gedagvaard zijnde, zich onwillig betoont om ter teregtzitting te verschijnen, of, verschenen zijnde, zonder wettigen grond weigert den eed af te leggen of getuigenis der waarheid te geven, kan de resident de zaak tot eenen bepaalden regtdag, doch niet langer dan veertien dagen, uitstellen, en tegen den onwil-igen getuige een bevel van gijzeling afgeven, hetwelk

da-delijk zal worden ten uitvoer gelegd.

De aldus in gijzeling gestelde getuige zal op de nadere teregt-zitting worden gebragt, en de zaak zal zonder verder uitstel worden afgedaan, niettegenstaande de getuige, die gegijzeld werd wegens weigering om den eed of getuigenis der waarheid af te leggen, in die weigering mögt volharden. Doch zal in dit laatste geval daarvan proces-verbaal- worden opgemaakt en verzonden aan den bevoegden ambtenaar van het openbaar ministerie , op wiens vordering de weigerachtige zal worden ver-wezen tot de straf, welke tegen onwillige getuigen is bedreigd.

186. Indien de raad bevindt, dat de zaak tot de bevoegdheid van een ander kollegie behoort, zal hij den beklaagde naar den bevoegden regter verwijzen.

De officier van justitie zendt in dat geval de stukkeu aan den amb-tenaar van het openbaar ministerie bij het kollegie waar zulks behoort, of, indien het eene inlandsehe regtbank geldt, aan derzelver president.

187. Indien de raad bevindt, dat het feit de kenmerken van mis-drijf draagt, en dat er genoegzame aanwijzingen van schuld tegen den beklaagde bestaan, zal dezelve de zaak aan den bevoegden regter-kommissaris verwijzen en tegen den beklaagde regtsingang verleenen, met inachtneming van het bepaalde bij artikel 71.

Deze uitspraak gaat dadelijk in kracht van gewijsde over.

De getuige mag niet langer in gijzeling worden gehouden dan tot op den voor de nadere teregtzitting bepaalden dag, ten zij de getuige, die onwillig geweest zijnde om ter te-regtzitting te verschijnen, daartoe door gijzeling is genood-zaakt, op dien naderen regtdag mögt weigeren den eed te doeu of getuigenis te geven ; in welk geval een nieuw uit-stel en een nieuw bevel tot gijzeling kan worden verleend;

zullende daarna worden gehandeld in voege als bij het tweede lid van dit artikel is voorgeschreven.

206. In zaken van welke, volgens artikel 109 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie (1), hooger beroep valt aan den raad van j u s t i t i e , zullen de verklaringen der getuigen en het verhoor van den beklaagde in het procesverbaal der teregtzitting worden o p -genomen.

207. Het hooger beroep, in de daaraan onderworpene zaken, zal bij den griffier moeten worden aangeteekend bin-nen tien dagen na de uitspraak van het vonnis, of, in het geval voorzien bij het derde en vierde lid van artikel 2 0 0 , binnen tien dagen na de beteekening van hetzelve.

De griffier zendt alsdan, door tusschenkomst van den resident, een authentiek afschrift van het vonnis, benevens de stukken, aan den officier bij den raad van justitie, welke van het beroep moet kennis nemen.

208. De behandeling van het regtsgeding in hooger be-roep heeft plaats overeenkomstig het bepaalde bij het eerste lid van artikel 198.

(') Art. 109. R: O. Van de vonnissen in de zaken, in art. 108 bedoeld, valt hooger beroep aan den raad van justitie:

in burgerlijke zaken enz.

in zaken van overtredingen, wanneer het hoogste bedrag der daar-tegeu bedreigde geldboete meer dan / 25 beloopt, of indien, hetzij getijktijdig met, het zij zonder eenige geldboete, eéne andere zwaardere straf, of wel verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen, op de overtreding is gesteld.

De overige vonnissen, in bovengemelde gevallen gewezen, zijn aan geene voorziening onderworpen.

op de regterlijke organisatie en het

In document MR. J. SIBENIUS TRIP, (pagina 27-33)