• No results found

Ordonnancie op het regt van Successie en overgang in SFederlandscn-Indië

In document MR. J. SIBENIUS TRIP, (pagina 116-119)

Publi-catie dd. 24 Februarlj 1838, staatsblad no. 17.

Art. 1. Er zal in Nederlandack-Indiê, ouder den naam van Regt van Successie, eene belasting worden geheven, van al wat, ten gevolge van overlijden, wordt geërfd of ver-kregen door Europeanen, hunne afstammelingen of met hen gelijkgestelde personen, uit de boedels van alle ingezetenen, zonder onderscheid van oorsprong of Godsdienst, voor zoo

(>) Ordonnancie dd. 20 Maart 1872, staatsblad no. 51.

De afschriften, bedoeld bij art. 37 van het reglement op het notaris ambt, in Nederl. Indië, (staatsblad 1860, no. 3) en bij art. 41 der Transit: bep: moeten kosteloos (dat is vrij van zegel en zonder be-rekening van leges) door de notarissen aan de betrokken Wees- en .Boedelkamers worden toegezonden.

ver zij komen te overlijden na middernacht, tusschen den SOsten Junij en den ls t e ï l Julij 1836.

Art. 2. Even zoo zullen aan de belasting onderhevig zijn, ingezetenen van Nederlandsch-Indië', niet tot de in art. 1 ver-melde Europeanen , hunne afstammelingen , of met hen gelijk-gestelde personen behooreude, voor zoo veel zij bevoordeeld worden bij legaat of erfstelling van zoodanige Europeanen, hunne afstammelingen of met hen gelijkgestelde personen.

Voor een ingezetene wordt, voor de toepassing dezer or-donnancie, gehouden ieder, die binnen Nederlandsch-Indië zijne woonplaats heeft. (l)

Art. 7. De erfgenamen in eenen boedel, volgens art. 1 en 2 dezer ordonnancie aan het regt van successie onderhevig, zijn verpligt, ten kantore van het regt van successie, binnen den tijd van zes maanden na het overlijden, en onder ver-tooning van het testament van den overledene, bij schrifte-telijke memorie aangifte te doen van den aard en de waarde van alles, wat tot de nalatenschap behoort, daarbij met opzigt tot de onroerende goederen, opgevende, de plaatsen van der-zelver ligging, en, voor de ongebouwde eigendommen, derzel-ver grootte, voor zooveel die aan de aangederzel-vers bekend is.

Voorts van de lasten, waarmede de boedel is bezwaard ; van de erfgenamen, legatarissen en donatarissen ; van den graad van verwantschap tusschen hen en den overledene, en van het aandeel, dat door ieder van hen wordt geërfd of verkregen, met opgave wijders, zoo de nalatenschap geheel of gedeel-telijk krachtens uiterste wilsbeschikking, wordt geërfd of verkregen van degenen die, zonder die wilsbeschikking, tot dezelve geheel of gedeeltelijk zouden zijn geregtigd geweest.

Deze laatste vermelding wordt echter niet vereischt, in geval de boedel voor het geheel onderworpen is aan het regt van 10 pCt.

De erfgenamen , legatarissen of donatarissen van onroerende

(') Aldus gewijzigd bij de ordoimaucie vau 24 February 1862, staatsblad no. 17.

goederen, aan het regt van overgang onderworpen, gelegen binnen Nederlandsch-Indië', eu door iemand nagelaten, die aldaar geen ingezeten is, zullen mede, binnen zes maandeu na het overlijden, aangifte doen van derzelver aard, ligging, grootte en waarde, ten kantore van het regt van successie', in welks ressort de goederen gelegen zijn.

Ook wanneer iemand komt te overlijden, niets nalatende, of zoo weinig dat het middel op de successie daarvan niet be-hoeft te worden betaald, zullen de naaste erfgenamen, voog-den, executeuren of lijk-aanvaarders, verpligt zijn, zulks binnen zes maanden na het overlijden aan te geven, als voren, en daarbij schriftelijk, onder presentatie van eede, verklaren, dat de overledene geene goederen hoegenaamd heeft nagelaten, waarvan ingevolge deze ordonnance, het regt van successie zoude moeten worden betaald, op poene van / 100 boete, voor dusdanige boedels die esc testamenio en f 50 die ab intestato aanvaard zijn; terwijl eene boete van ƒ 50 zal wor-den verbeurd door hem , die eenen boedel aanvaard en nader-hand aan de Wees- of Desolate-boedelkamer overgegeven heeft, zonder daarvan aangifte te hebben gedaan.

Art. 12. Het aanvaarden eener nalatenschap onder bene-ficie van inventaris, ontheft niet Tan de verpligting tot het doen van aangifte, op de wijze en binnen den termijn, bij deze wet voorgeschreven.

Ingeval van verzuim zullen de bepalingen in art, 7 vervat van toepassing zijn.

Art. 36. Van het regt van successie is vrijgesteld : 1°. Al wat geërfd en verkregen wordt in de regte lijn.

2°. Al wat echtgenooten van elkander erven, wanneer zij een of meer kinderen, te zamen, in huwelijk verwekt of des-cendenten daarvan, nalaten.

3». Al wat door den langstlevenden echtgenoot van den eerststervenden echtgenoot in vruchtgebruik, of bij wege van pensioen of periodieke uitkeering wordt geërfd of verkregen, indien door het overlijden van den eerststervenden, deszelfs kind of kinderen, in vorig huwelijk verwekt of descendenten

daarvan, tot den eigendom zijn gekomen , of met het pensioen of de periodieke uitkeering zijn belast.

4°. Al wat geërfd of verkregen wordt uit den boedel van eenen ingezetene, wanneer de geheele waarde, na aftrek der schulden, niet meer bedraagt dan f 300.

5°. Hetgeen aan weduwen van ambtenaren en officieren uit 's lands kas betaald wordt, hetzij tot aanzuivering van het tractement van de maand, waarin het overlijden vanden echtgenoot heeft plaats gehad, hetzij voor begrafeniskosten.

6°. De waarde van slaven, die vrij gegeven zijn.

Art. 37. Wanneer de eerststervende der in echt verbondene ouders, den langstlevende maakt boedelhouder of boedelhoud-ster, voor zoo ver dit in regten bestaanbaar is, met last van de goederen te blijven bezitten, de kinderen op te voeden en te onderhouden tot hunne meerderjarigheid en de goederen alsdan uit te keeren, zal dit middel niet betaald worden van, de portion, welke door het overlijden van eenige kinderen, in hunne minderjarigheid op de andere zullen devolveren.

Aanvulling van de ordonnancie op net

In document MR. J. SIBENIUS TRIP, (pagina 116-119)