• No results found

MR. J. SIBENIUS TRIP,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MR. J. SIBENIUS TRIP, "

Copied!
300
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

&££ &X&&S.S-Z.5L&Â £J'-J-ê~2~a-&&£-{

HET

$(MM ra r*\ ra è "a A 5T

K^

OP

Co

la

' T i I

4

J A V A EN M A D U R A

MR. J. SIBENIUS TRIP,

taadsheer in hot IIoos-Gerealsliof van Nederlaudsé-Më.

é$mï$i S # .

if r

31

od

r

1! A T A V I A ,

1873.

V T T T T T O ' T ? "

&9 S SSSSSS^f!

6 ^

(2)

0093 1186

(3)

IM-

HET POLITIE-REGT

OP

JAVA EN MADURA

Mr. J . S I B E N I Ü S T E I P .

cÉw<kL«Ji »m \\À eH.o*a=3rt/rakLA »ca <jVdekWdiJU=Q)[

E e r s t e D e e l .

N!"

BATAVIA,

B E U I N I N G &; W I J T . 1873.

(4)
(5)

Onder de vele staatsbladen, die in het jaar 1872 zijn uitge- geven, is voorzeker geen van zoo korten en tevens van zulk een belangrijken inhoud voor de inlanders en daarmede gelijk gestelde personen als staatsblad no. 112.

Bij de ordonnancie dd. 15 Junij 1872, in dat staatsblad ver- vat, werd bepaald: dat het koninklijk besluit van 5 Maart 1869 no. 4 , afgekondigd in het staatsblad van 1870 no. 152, met 1°.

Januarij 1873 in werking zou treden.

Evengenoemd koninklijk besluit houdt eene wijziging in van art. 110 van het reglement op de Begt. Org. en het Beleid der Justitie. Ingevolge dat wetsartikel, zoo als het vroeger was ge-

redigeerd, werden door den politie-regter op da zoogenaamde po- ütie-rol beslist, behalve de overtredingen van reglementen van politie en van plaatselijke keuren, waartegen geene hoogere straf dan eene geldboete van ƒ 25— bedreigd was, de zaken weihe tijdens de invoering van het reglement op de genoemde rol toerden afgedaan.

Daar er nergens eene omschrijving van die zaken gevonden werd, maar men wel wist dat vóór het jaar 1848 //veel en veler- lei", waaraan een wetgever in de verste verte niet gedacht zou hebben om het in eene strafwet, een politie-reglement of keur op te nemen, op de rol werd afgedaan, zoo was aan het individueel inzigt van den politie-regter overgelaten wat als eene strafbare overtreding en voor a]'doening op de politie-rol vatbaar moest worden beschouwd.

De inlanders en daarmede gelijkgestelde personen waren der- halve in dit opzigt volkomen aan willekeur overgelaten.

Hoezeer sedert 1848 al meer en meer'milde en humane be- ginselen in deze gewesten zijn doorgedrongen en hierdoor ook

(6)

de regtspraak ter politierol in günstigen zin werd gewijzigd, toch was de toestand der justitiabelen alles behalve benijdens- waardig.

Mr. Piepers, die door zijne toenmalige betrekking in de gele- genheid was zieh met de regtspraak ter politie-rol volkomen be- kend te maken, vergelijkt in zijn in 1867 uitgegeven en gnnstig bekend werk //de Politie-rol" het politionele strafrégime, dat op Java's niet-Europesche ingezetenen werd toegepast, met de m.u.3- kieteuplaag.

//Indien de inlanders, zegt hij," er niet door getroffen worden , dan gonzen hun toch overal en altijd de woorden //rol" en //po- litie" dreigend in de ooren."

Aan dien toestand is door het in werking treden van het bo_

venaangehaald koninklijk besluit met 1". Januari] 1873 een einde gemaakt.

Door de zorg van den eersten Direkten* van Justitie mr. T_

H. der Kinderen is de Gouverneur-Generaal Mr. J. Loudon in staat gesteld aan de iulandsche natie en de daarmede gelijkge-

stelden op Java die weldaad reeds in het eerste jaar van zijn bestuur te bewijzen.

Do iulandsche bevolking is aan die autoriteiten daarvoor de grootste dank verschuldigd !

Voortaan zal het niet meer van het oordel van den politio- regter afhangen te beslissen, wat al of niet strafbaar is. Slechts overtredingen van bepaalde wettelijke voorschriften kunnen sedert primo Januarij van dit jaar gestraft worden.

De politie-rol behoeft nu niet meer een schrikbeeld voor den inlander te zijn, daar hem de gelegenheid openstaat om te leeren kennen wat strafbaar is en zich daarnaar te gedragen.

Alvorens het gewijzigd artikel 110 der Eegt. Org. in werking kon treden, was het noodig dat vooraf een nieuw politie- strafreglement werd ingevoerd.

Immers nu niets meer ter politie-rol zou worden gestraft dau hetgeen op wettige wijze met straf was bedreigd, was voor- ziening in vele opzigten noodig.

Er bestonden twee politie-reglementen, waarvan het eene vigeerde in drie afdeelingen der residentie Batavia en het andere van kracht was voor het overige gedeelte van Java en eenige buitenbezittingen. Dit had eene ongelijkmatige straf bedeeling ten gevolge, daar op de eene plaats strafbaar was hetgeen elders

(7)

straffeloos konde geschieden. Bovendien voldeden beiden niet meer aan de eischen des tijds.

De herziening van het onderwerp voor de inlanders bragt den wetgever er noodwendig toe om ook het onderwerp voor de Eu- ropeanen te regelen, waaraan evenzeer behoefte bestond.

De ordonnanciën van 15 Junij 1872 (staatsbladen no. 110 en 111), waarbij algemeene politie-strafreglementen voor de Europeanen en Inlanders zijn afgekondigd, hebben in de behoefte voorzien.

Behalve de overtreding der bepalingen van die reglementen, behooren mede tot de competentie van den politie-regter de over- tredingen der wettelijke bepalingen en verordeningen op 's lands middelen en pachten en van hetgeen bij andere stellige wettelijke bepalingen van algemeenen aard, alsmede de gewestelijke en plaat- selijke keuren, is verboden en geboden, wanneer deze niet met hoogere straf zijn bedreigd voor de Europeanen dan : gevan- genisstraf van 8 dagen, of eene geldboete van ƒ 100 •— met of zonder verbeurdverklaring, en voor Inlanders : dan eene geld- boete van ƒ 100— of eene der straffen, vermeld bij art. 28 der Intérimaire strafbepalingen, met of zonder verbeurdverklaring.

De evengenoemde gewestelijke en plaatselijke keuren worden vastgesteld door de ambtenaren niet het hoogste gewestelijk ge- zag bekleed, ingevolge de wetgevende bevoegdheid hun bij art. 72 van het regerings-reglement verleend* en hebben alleen kracht van wet in het gewest, in de bepaalde afdeeling of het gedeelte daar- van, dan wel in de bijzondere plaats of gemeente, waarvoor zij zijn vastgesteld. Art 1 der ordonnancie van 25 Eebruarij 1858, staatsblad no. 17.

Naar luid van art. 2 dier ordonnancie mogen die reglementen en keuren zich niet uitstrekken tot onderwerpen van algemeen strafregt, noch iets inhouden strijdig.met verordeningen dooreen hooger gezag binnen den kring zijner bevoegheid uitgevaardigd.

Bij de zamenstelling van eene gewestelijke of plaatselijke ver- ordening zal de wetgever zich alzoo in de eerste plaats de vraag behooren te stellen: of het onderwerp wel tot zijne competentie behoort.

Ter beoordeeling van de vraag wat alzoo tot de bevoegdheid .van den algemeenen en wat tot die van den gewestelijken wet-

gever behoort, meen ik niet beter te kunnen doen dan hier te laten volgen hetgeen de algemeene strafwetgerer, in zijne memorie van toelichting op de algemeene politie-strafreglementen omtrent

(8)

de bevoegdheid van den algemeenen en gewestelijken wetgever op bladz. 41 en volgende zegt:

//§ 4. Bij de zamenstelling van een Algemeen politie-strafre- //glement komt in de eerste plaats in aanmerking de juiste afba-

»kening van het onderwerp der wettelijke regeling.

//Hierbij moet men al dadelijk de eigenlijk gezegde politie un- terscheiden van de zoogenaamde administrative of teclmi&clie, //welker taak in het algemeen bestaat in de regeling van bijzon- //dere onderwerpen van administrativen of technischen aard, zoo //als: gezondheids-politie, inenting, prostitutie, veeziekte, de ijk, //haven-politie, veiligheids-maatregelen bij het aanwenden van //stoomwerktuigen, enz., waarvan de handhaving aan bijzondere //ambtenaren en beambten is opgedragen.

//Het gebied, waarbinnneti een Algemeen politie-straf'reglement //zich behoort te bewegen, is de eigenlijk gezegde politie.

»Deze wordt veelal als een onderdeel der justitie aangemerkt //en vindt in haar doel, de handhaving van rust, orde en veiligheid //in den staat, de algemeene bepaling van haar onderwerp.

//Maar hiermede is nog niet volkomen het onderwerp der re- //geling afgebakend, want men moet ook rekening houden met //de wetgevende bevoegdheid, die bij het regerings-reglement is //toegekend aan de ambtenaren, welke het hoogste gewestelijk //gezag uitoefenen.

//Die gewestelijke wetgeving heeft, wat haren aard betreft, wel //hetzelfde onderwerp als het algemeen politie-strafregt, maar zij //is, wat haren omvang betreft, beperkt binnen de grenzen van een //gewest, eene afdeeling of eene gemeente, terwijl eene algemeene

^politie-strafverordening gelden moet voor bet geheele grondge- //bied van den staat.

//Als men dit alles te zamenvat, dan schijnt men als regel te //mogen stellen, dat het kenmerk van een algemeen politieverbod //hierin moet worden gezocht, dat hetgeen op het gebied der ei- //genlijk gezegde politie, onafhankelijk van de plaatselijke en tij- //delijke belangen en behoeften, overal en algemeen binDen het //grondgebied van den staat met straf moet worden bedreigd, ge- //acht moet worden tot het algemeen strafregt en dus tot de uit- sluitende bevoegdheid van den algemeenen, den rijkswetgever, te //behooren en dat hetgeen op hetzelfde gebied afhankelijk is van //plaatselijke en tijdelijke belangen en behoeften, een onderwerp ukan zijn van regeling voor den plaatselij ken wetgever.

(9)

//der zaak de bevoegdheid om ook deze bijzondere belangen, zulks //noodig achtende, zelf te regelen." Enz. (*)

//§ 5. Di overeenstemming met deze vooropgestelde regelen kun- //nen onder anderen geacht worden een onderwerp uit te maken van //gewestelijke regeling en dus niet te behooren opgenomen te worden //in een algemeen politie-strafreglement de navolgende onderwerpen :

//Het schoonhouden van straten, wegen en passers;

//Het weghalen of verbranden van vuilnis;

//Het dragen van licht des nachts door personen;

//Het voeren van licht des nachts door vaartuigen op de binnen- //wateren ;

//De bepaling der ligplaatsen van vaartuigen;

//Het bouwen en sloopen ;

//Het witten van muren, huizen en hekken;

//Het schoonhouden van goten en riolen ; //De instelling van kampongs- of wijkbriefjes;

//Het toezigt op brood en vleesch ;

//De plaatsing van warongs en uitstallingen ;

//De plaatsing van privaten langs rivieren en slooten ;

«Het houden van honden ; //De omheining van putten ;

//Het gebruik en de beschadiging van wegen der 2e' klasse ;

»Het brandspuitwezen;

//De keuring van kalk en steen ; //De keuring van bestiaal ;

//De buiten- en binnen-praauwveeren ; //De bezorging van begrafennissen ; //De begraving van doode dieren;

//De buurt- en wijkregeling ; //Het onderhouden van bazaars;

//Het verkoopen van paarden en hoornvee ; //Het toezigt op bordeelen ; enz."

Kracht van wet verkrijgen de gewestelijke en plaatselijke keuren door hare afkondiging in de Javasche Courant, in den vorm voor- geschreven bij de bovenaangehaalde Ordonnancie van 25 Februari) 1858.

(*) Van die bevoegdheid heeft de algemèene wetgever o. a. gebruik o-e- maakt bij de verordeningen betreffende de dakbedekking.

T.

(10)

Volgens dat voorschrift is de afkondiging in den aldaar be- paalden vorm de voorwaarde der verbindbaarlieid van de bedoelde keuren, waarom die vorm strengelijk moet worden geobserveerd.

De vraag of dit voorschrift bij alle .gewestelijke en plaatselijke keuren naar behooren is nageleefd, zoude ik niet toestemmend durven beantwoorden.

De inwerkingtreding van het gewijzigd art. Î10 der Kegt. Org.

maakt het tot een vereischte, dat de daarbij aangewezen politie- regter bekend zij met alle bepalingen, op wier overtreding geene zwaardere straf is gesteld dan eene geldboete van'/100—ofeene der straffen, vermeld bij art. 28 der Intérimaire strafbepalingen, met of zonder veibeurdverklaring.

Voor zoover die bepalingen niet zijn vervat in het politie-straf- reglement, liggen zij verspreid in de wetboeken van strafregt., de staatsbladen en Javasehe Couranten.

Ontegenzeggelijk is het aan eenige moeite onderhevig om zich met de nog van kracht zijnde bepalingen, in de staatsbladen op- genomen , volkomen bekend te maken.

Het kwam mij daarom niet ondienstig voor de nog van kracht zijnde bepalingen, waarvan de overtreding tot de competentie van den politie-regter behoort, bijeen te zamelen.

Aanvankelijk lag het alleen in mijne bedoeling om slechts die bepalingen bijeen te brengen, waarmede de politie-regter regt- sprekende ter politie-rol bekend moet zijn ; maar bij de bewerking ontwarende, dat de meeste bepalingen , zoowel voor de Europea- nen als voor de Inlanders van toepassing zijn, en door de opneming van die, welke uitsluitend ten aanzien vän de Europeanen zijn vast- gesteld het werk niet belangrijk in omvang zou toenemen, ben ik tot het besluit gekomen de verzameling voor den politie- regter op Java in het algemeen geschikt te maken eu voor dien regter een boek zamen te stellen, hetwelk bij de behandeling der zaken door hem kan gebruikt worden, zonder daarbij telkens de staatsbladen en de Javasehe Couranten noodig te hebben.

Om het werk aan die bedoeling te doen beantwoorden moesten daarin niet alleen de bepalingen, waarvan de overtredingen met de boven aangegeven straifen is bedreigd, worden overgenomen, maar daaraan ook toegevoegd worden die, welke bij de beoordeeling der overtredingen in aanmerking konden komen en noodzakelijk wa- ren tot een goed begrip der met straf bedreigde bepalingen.

Hierdoor is het tusschen beiden noodzakelijk geworden bepa-

(11)

lingen uit de staatsbladen op te nemen, wier overtreding de competentie van den politie-regter te bovengaat. Waar dit is geschied, heb ik door eene noot de aandacht daarop gevestigd.

De gewestelijke keuren zijn in het geheel opgenomen , omdat daardoor voldaan werd aan de behoefte aan eene verzameling der verspreide verordeningen, opgenomen in de Javasche Courant, waarvan het meerendeel niet meer onder het bereik van het al- gemeen is.

De keuren, waarvan de afkondiging mij niet is gebleken, zooals o. a. de keur op de ijk te Batavia, zijn door mij achterwege gelaten.

Bij de Jceuren, waarvan het mij is voorgekomen, dat de voor de afkondiging voorgeschreven vorm niet is nageleefd, heb ik dit door eene noot doen uitkomen.

Aan het werk zijn tot gemak van den gebruiker alphabetische registers toegevoegd; deze hebben echter uitsluitend betrekking tot overtredingen behoorende tot de competentie van den po- litie-regter.

Het kwam mij niet wenschelijk voor bij de verzameling eene chronologische orde in acht te nemen, omdat alsdan bepalingen van zeer verschillenden aard elkander zouden opvolgen. Zooals men uit het werk zien zal, zijn de bepalingen uit de staatsbladen door mij onder verschillende hoofden gebragt en is bij ieder hoofd zooveel mogelijk eene chronologische orde in acht genomen.

Ik hoop bij de verzameling nauuwkeurig te zijn geweest en niets over het hoofd te hebben gezien, daar,naauwkeurigheid alleen waarde aan een werk als dit kan geven.

Ten slotte nog een woord van dank aan allen, die mij bij het verzamelen, met raad en daad hebben bijgestaan en inzon- derheid aan mr. T. E. der Kinderen, dien ik steeds bereid ge- vonden heb mij met zijne veelomvattende kennis voor te lichten.

J. SIBENIUS TRIP.

MJÜESTEE-COUNJELIS , Mei 1873.

(12)
(13)

BEPALINGEN REGELENDE DE BEVOEGDHEID VAN DEN POLITIE-REGTER EN DE WIJZE VAN

REGTSPLEGING.

BLADZIJDE .

Art. 108 van het reglement op de regterlijke organisatie

en liet beleid der justitie in Nederlandsch-Indië . . . . I.

Zevende titel van het reglement op de strafvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog-geregtshof in Nederlandsch-Indië, mitsgaders voor de Residenten op Java en Madura, regtsprekende in zaken van overtreding

tegen Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen . . 3.

Wijziging van art. 110 van het reglement op de reg- terlijke organisatie en het beleid der justitie in Neder- landsch-Indië. Koninklijk besluit dd. 15 Maart 1869,

staatsblad 1870, no. 152 9.

Dertiende titel van het reglement op de uitoefening der politie enz. onder de inlanders en daarmede gelijkgestelde

personen op Java en Madura 11.

(14)

EN BEPALINGEN UIT DE WETBOE- KEN VAN STRAE-REGT.

BLADZIJDI.

Algemeen politie-straf-regleinont voor de Europeanen

in Nederlandsch-Indië, Staatsblad 1872, no. 110 . 13.

Algemeen politie-straf-reglement voor de Inlanders

in Nederlandsch-Indië. Staatsblad 1873, no. Lil . 30.

Artikelen uit het strafwetboek voor Europeanen overtredingen inhoudende waarvan de kennisname tot

de competentie van den politie-regter behoort . . . 43.

Artikelen uit het strafwetboek voor Inlanders over- tredingen inhoudende waarvan de kennisname tot de

competentie varr den politie-regter behoort 45.

B>'PALINGEN UIT DE STAATSBLADEN.

A . B E P A L I N G E N B E T R E F F E N D E B E L A S T I N G E N E N P A C H T E N .

Ordonnancie op de heffing van het regt van het kleinzegel in 1 ederlandsch-Indië. Publicatie van

den I6d e n October 1817, staatsblad no. 50. . . . 63.

Ordonnantie op het regt van succesie en overgang in Nederlandsch-Indië. Publicatie dd. 24 Februari]

1836, staatsblad no. 17 9 0-

Aanvulling van bovenstaande ordonnancie. Ordon-

nancie dd, 10 October 1863, staatsblad no. 130 . . 93.

Bepaling dat de belasting op alle legaten en colla- térale successiën, bedoeld bij de ordonnancie van 3 Lentemaand 1810, voortaan in Nederlandsch-Indië moet worden voldaan, ten behoeve van den lande , door alle met inlanders gelijkgestelde personen. Publicatie

dd. '20 December 1852, staatsblad no. 79 . . . . 94.

(15)

Reglement voor de verpachting van 's landsmiddelen op Java en Madura. Publicatie dd. 16 October 1853,

staatsblad no. 86 96.

Voorwaarden voor de pacht van het slagten van rundvee en buffels. Staatsblad 1849, no. 52 Lu A , , gewijzigd bij de staatsbladen 1 8 5 1 , no. 6 2 , art. 3 ;

1856, no. 6 8 , art. 4 ; en 1865, no. 121 . . . . 97.

Voorwaarden voor de pacht van het slagten van varkens. Ordonnancie van ,4 October 1864. Staats-

blad no. 143 10Ü.

Voorwaarden voor de pacht der overvaarten en tol- bruggen. Staatsblad 1849, no 52. La E , aangevuld bij staatsblad 1864 no. 146 en art. I I (1er ordonnancie

van. 12 Nov. 1867 no. 148 101.

Voorwaarden voor de pacht van het uitsluitend regt tot verkoop van arak, rum, tjoe en alle andere in Nederlandsch-Indië gestookte sterke dranken. Staats-

blad 1849, no. 52, L» S en 1865 no. 148 . . . 104.

Eeglement voor de opiunipacht op Java en Ma- dura. Ordonnancie dd. 10 October 1869, staatsblad no. 8 1 , gewijzigd en aangevuld bij staatsblad 1872,

no. 196 107.

Verpachtingen. Bepalingen op het houden van huis-

zoeking. Ordonnancie dd. 20 Augustus 1865, no. 84. 111.

B . B E P A L I N G E N B E T R E F F E N D E ' S L A N D S - E I G E N D O M M E N ,

INSTELLINGEN EN ZOUTïlONOPOLIE.

Keur tegen het beschadigen van 's lands waterwer- ken. Publicatie van den 21s t e December 1854, staats-

blad no. 95 112.

Nieuwe voorschriften omtrent het aanleggen van

(16)

beschoeijingen, kaaimuren of andere werken langs de oevers van vlotbare en bevaarbare stroomen en rivie- ren. Ordonnancie dd. 9 September 1870, staatsblad no. 119 . . . i 15.

Bepalingen op het rijden over bruggen van 's lands vestingen en sterkten. Publicatie van den 2 1s t e n Ju-

nij 1854, staatsblad no. 45 117 Bepalingen betrekkelijk liet bouwen, planten en

maken van andere werken binnen zekeren afstand van vestingwerken of' versterkingen, militaire kampementen, gebouwen of andere militaire lands inrigtingen in Ne- derlandsch-Indiè. Ordonnancie dd. 18 November 1871, staatsblad no. 181 /.-

Ampliatie en alteratie van de instructie voor de onderscheidene vendukantoren op Java en Madura.

Publicatie d.d. 1 April 1840, staatsblad no. 41 . . 128..

Reglement op de brievenposterij in Nedèrlandsch- Indic. Koninklijk besluit dd. 22 Junij 1862, no. 18,

staatsblad no. 103« " . . - . . 129, Zoutmonopolie. Publicatie dd. 25 Maart 1830,

staatsblad no. 23 133.

Bedreiging met straf van het onttrekken door de zoutniakers aan de levering aan het Gouvernement van het door hen aangemaakt zont. Ordonnancie dd.

6 Junij 1871, staatsblad no. 81 134.

BEPALINGEN BETREFFENDE HET HAVEN-DEFABTE- MENT , Z E E - Z A K E N EN GELOSTE GOEDEBEN.

Publicatie van 28 Augustus 1818, no. 132, waar- bij gearresteerd wordt een haven-reglement, op het in- en uitgaan, ankeren, liggen en vertrekken der sche- pen op de reede, en de verpligtiugen der havenmees-

(17)

daarin bij staatsblad 1856, no. 84 gebragte wijziging en de daarop bij de staatsbladen 1827 no. 75,1835, no. 16, 1838, no. 14 en 1860 no. 14 gemaakte

ampliation ••• • . 135.

Verbod aan de gezagvoerders van zoodanige kust- . vaartuigen als van zeebrieven zijn voorzien, om sche- pelingen , die door ziekte of kwetsing voor de dienst aan boord ongeschikt zijn geworden, op eigen gezag aan wal te zetten. Eesolutie van 2 Februarij 1825 no. 2 4 , staatsblad no. 6. Van toepassing verklaard op de gezagvoerders van Europesohe of andere vreemde schepen bij § 5 der resolutie van 10 April 1827, staats-

blad no. 43 139.

Stoomsleepbooten in Nederlandsen-Indië. Wegne- ming van de bezwaren voor de dienst der genoemde boo- ten, gelegen in de algeheele naleving van de reglementen op het heffen der inkomende en uitgaande regten (staats- blad 1818, no. 58), en op het in-en uitgaan, ankeren, liggen en vertrekken der schepen op de reeden, en op de verpligtingen der havenmeesters en gezaghebbers, (staats-

blad 1818 no. 61), staatsblad 1867, no. 150 . . . 140.

Reglement op de zeebrieven en jaarpassen in Neder- landsch-Indië. Ordonnancie, dd. 15 December 1858,

staatsblad no. 134 141.

Algemeene bepalingen omtrent veiligheids maatre- gelen ter voorkoming van aanvaringen. Ordonnancie dd. 30 Januarij 1869, staatsblad no. 12 . . . . 145.

Voorschriften betreffende het onderzoek der scheeps- papieren en de meting en hermeting der schepen en vaartuigen, te huis behoorende in Nederlandsch- Indië. Ordonnancie dd. 13 November 1872, staats-

blad no. 199 149.

(18)

Bepalingen omtrent de tucht aan boord van de schepen der Gouvernements marine, met uitzondering der gewapende- en adviesbooten. Ordonnancie dd.

31 Januarij 1873, staatsblad no. 31 152.

Eegeiing der lossing en lading van goederen in het belang der stoomvaart. Ordonnancie dd. 25 Junij

1871, staatsblad no. 95 153.

B E P A L I N G E N B E T R E I B E N D E H E T P A S S E N S T E L S E L , D E

TOELATING EN VESTIGING IN N E D E R L A N D S C I I - I N D I K EN DE VEREENIGING VAN O O S T E R S C H E VREEMDELIN- GEN IN AFZONDERLIJKE WIJKEN.

Keispasseu. Herziening van het op Java en Ma- dura van kracht zijnde passenstelsel voor inlanders en daarmede gelijkgestelden. Ordonnancie dd. 21 Julij 1863, staatsblad no. 8 3 , aangevuld bij ordonnancie

dd. 27 Julij 1870, staatsblad no. 88 154.

Hegt van verblijf. Nieuwe regeling betreffende de toelating' en vestiging in ' Nederlandsch-Indië van Nederlanders, andere Europeanen en daarmede gelijk- gestelde personen. Koninklijk Besluit dd. 15 Sep-

tember 1871, no. 1, staatsblad no. 38 156.

Oostersche vreemdelingen of met inlanders gelijkge- stelde personen. Bepalingen op hunne toelating in Nederlandsch-Indië. Ordonnancie van 12 Maart 1872 ,

staatsblad no. 40 , . ' . 157.

Bepalingen op het vereenigen in afzonderlijke wijken van de in Nederlandsch-Indië gevestigde vreemde oos- terlingen of van alle in Nederlandsch-Indië gevestigde personen van oostersche afkomst, oorspronkelijk aan Nederlandsch-Indië vreemd. Ordonnancie van 6 Ju-

nij 1866, staatsblad no. 57 I5 8'

(19)

R O E P E N E N N E R I N G E N .

Eeglement voor de civiele geneeskundige dienst.

Besluit van den kornmissaris-generaal over Nederlandsch-

Indië dd. 16 Julij 1827, staatsblad no. 68. . . . 160.

Strafbepalingen op de uitoefening van eenigen tak der geneeskunde door niet bevoegden. 'Publicatie dd.

27 Augustus 1853, staatsblad no. 68 161.

' Eeglement op bet lager onderwijs voor Europeanen en met dezen geiijkgestelden in Nederlandsch-Indië.

Ordonnancie dd. 7 Junij 1868, staatsblad no. 81 . 163.

Bepalingen omtrent de oprigting van fabrieken en neringen in Nederlanksch-Indië. Kesolntie van den Gouverneur-Generaal ad interim ia Kade , van 3 Fe-

bruary 1836 no. 1 1 , staatsblad no. 10 . . . 167.

Bepalingen ter verzekering der handhaving van het bepaalde bij de artikelen 1 , 3 en 5 der bovengenoemde resolutie. Ordonnancie dd. 29 Maart 1866, staats-

blad no. 27 1 6 8-

Reglement op de logementen, koffijhaizen, tappe- rijen en dergelijke openbare inrigtingen op Java en Madura. Publicatie dd. 19 April 1853 , staatsblad

no. 28 169.

Eeglement op het opsporen en ontginnen van bron- nen, aard-olie, petroleum of andere dergelijke bitu- mineuse zelfstandigheden opleverende. Ordonnancie

dd. 13 Mei 1868, staatsblad no. 58 HO.

BEPALINGEN IN HET BELANG DER VEILIGHEID EN GEZONDHEID.

(20)

Reglement op den invoer, den verkoop en het be- zit van vuurwapenen en buskruid in Nederlandsch- Indiö. Besluit van den Kommissans-Generaal dd. 8

Augustus 1828 no. 26, staatsblad no. 58 . . . . 173.

Buskruid. . Wijziging der verbodsbepalingen be- treflende liet ankeren binnen de reeden, van schepen en vaartuigen, welke buskruid of oorlogs-amunitie in lading hebben, en omtrent het lossen dier artikelen.

Ordonnantie dd. 15 Maart 1864, staatsblad no. 39. 211.

Reglement omtrent het houden en gebruiken van paarden en rijtuigen op Java en Madura. Publicatie dd. 20 December 1853, staatsblad no. 100. . . . 173.

Algemeen reglement voor de Spoorweg-dienst in Nederlandsch-Indië. Ordonnantie dd. 11 November

1866, staatsblad no. 132. 178.

Bepalingen omtrent de plaatsing en inrigting der steenkolenloodsen in Nederlandsch-Indië. Ordonnan-

tie dd. 18 Maart 1857, staatsblad no. 29 . . . . 181.

Maatregelen tegen het gevaar van zelfontbranding van steenkolen, welke in de open lucht zonder bedek- king zijn opgestapeld. Ordonnantie dd. 6 Julij 1866,

staatsblad no. 71 . , 183.

Voorschriften betrekkelijk het bezit en de bewaring van petroleum en andere ligt ontvlambare oliën. Or-

donnaneie dd. 7 November 1871, staatsblad no. 166. 183.

Verbod op het gebruik van een inmengsel van lood, bij da vertinning van koperen vaatwerk, bestemd voor spiisbereiding. Ordonnantie dd. 6 December 1859,

staatsblad no. 103 135, Bepalingen omtrent het begraven van lijken van

Europeanen en inlanders en met hen gelijkgestelde

(21)

December 1864, staatsblad no: 196 ; aangevuld bij

ordonnantie dd. 23 J u n i j ' 1 8 7 1 , staatsblad no. 91 . 186.

Bepalingen ter voorkoming van bet overbrengen van besmettelijke ziekten in Nederlandsch-Indië. Or-

donnantie dd. 4 Augustns 1 8 7 1 , staatsblad no. 109. 188.

Voorzieningen omtrent besmettelijke veeziekten in Nederlandsch-Indië. Ordonnantie dd. 26 December

1869, staatsblad no. 122. 190.

Veeziekten. Voorschriften betreffende het begraven of' verbranden van aan besmettelijke veeziekten gestor- ven of wegens zoodanige ziekten afgemaakt vee. Or-

donnantie dd. 27 December 1869, staatsblad no. 123. 193.

B E P A L I N G E N B E T R E F F E N D E H E T B E S T I A A L .

Bepalingen omtrent het slagten van buffels. Publi-

catie dd. 22 Februarij 1828, staatsblad no. 6. . . 196.

Bepaling omtrent het slagten van koebeesten en kal- veren. Resolutie van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië in Bade dd. 26 Augustus 1836 ,

no. 1 8 , staatsblad no. 43 « Bepaling omtrent het vervoer van buffels en run-

deren. Ordonnantie dd. 21 J ulij 1863, staatsblad

no. 84 197.

DlVEKSE BEPALINGEN.

Reglement op het houden der registers van den Bur- gerlijken stand voor de Europeanen en daarmede gelijk- gestelde bevolking in Nederlandsch-Indië. Publicatie dd. 10 Mei 1849. Staatsblad no. 25. ." . . . . 198.

Oostersehe Vreemdelingen. Voorschriften tegen mis-

(22)

leggen van huurovereenkomsten. Ordonnantie dd. 8

Januarij 1868, staatsblad no. 8 205.

Geographische dienst. Kadaster. Bevoegdheid der ambtenaren en beambten van de geographische dienst en van het Kadaster tot het binnentreden in- en het verrigten van werkzaamheden op de erven van parti- kulieren. Ordonnantie dd. 3 April 1872, staatsblad

no. 65 206.

Agrarische aangelegenheden. Omschrijving der reg- ten en verpligtingen van den erfpachter, voor zoover afwijking noodzakelijk is van de voorschriften betref- fende het erfpacnts-regt in het burgerlijk wetboek van Nederlandsch-Indié. Ordonancie dd. 37 December

1872, staatsblad no. 137« 2 0 8-

Voorwaarden waarop bijzondere personen zijn toe- gelaten tot het bereiden der koffij, welke in Neder- landsch-Indië aan den lande moet worden geleverd.

Ordonnantie dd. 14 Maart 1873, staatsblad no. 54. 209.

Addenda. . . . Alphabetisch-register.

211.

213.

VEUKOBT INGEN.

P. E. beteekent Algemeen politie-straf-reglement voor de Eu- ropeanen in Nederlandsch-Indië.

p_ i, „ Algemeen politie-straf-reglement voor de In- landers in Nederlandsch-Indië.

S E . ' Het wetboek van straf-regt voor de Euro- peanen in Nederlandsch-Indië

S. I. • t> Het wetboek van straf-regt voor de Inlanders in Nederlandsch-Indië.

N. I. of Ned. Ind. Nederlandsch-Indië.

B, S. Burgerlijke stand.

(23)

B E P A L I N G E N

REGELENDE

DE BEVOEGDHEID VAN DEN POLITIE-REGTER

EN

DE WIJZE YAN BEGTSPLEGIM

(24)
(25)

terlijke organisatie en het beleid der justitie in JNTederlandsch-Indië.

De residenten op Java en Madura Q) bijgestaan door den sekretaris der residentie, of een' ambtenaaar daartoe door hen aan te wijzen, als griffier, oordeelen in eersten aanleg:

2o. over alle klagten, ingebragt tegen Europeanen of daar-

m e d e gelijkgestelde personen (2) betrekkelijk over- (') Bij ordonnancie dd. 23 September 1871 (staatsblad no. 129) is met mtrekking van artikel 15 v a u het beslnit van 30 Maart 1848 JNo. 6 (staatsblad no. 15) bepaald:

I. De landraden te Batavia, Samarang, Soerabaya, Modjokerto en Bondowosso worden voorgezeten door afzonderlijk daartoe te benoemen regtskundigen.

II. De in artikel 1 bedoelde regtskundige voorzitters der landraden zijn tevens belast met de bijzondere regtsmagt, aan de residenten toegekend by art. 108 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië, voor zoover de bij dat artikel genoemde zaken moeten worden behandeld in plaatsen gelegen binnen het ressort der voorzitters voormeld.

Waar in wettelijke bepalingen sprake is van den resident regt- sprekende krachtens art. 108 van welmeld reglement, is zulks ook van toepassing op den voorzitter van den landraad, krachtens dat artikel regtsprekende.

Bij ordonnancie van U Junij 1872 (staatsblad no. 115.) is artikel I aldus aangvuld :

De landraden te Demak, Kraksmn, Pasoeroean en Malang, en Probolingo en Loemadjang worden voorgezeten door afzonderlijk daartoe te benoemen regtskundigen, met dien verstande, dat voor de land- raden te Pasoeroean en Malang één voorzitter, gevestigd ter hoofd- plaats Pasoeroean en voor de landraden te Probolingo en Loemadjang TOrfeT™""' g e V e S t i g d * " ! l o o f dPl a a t s Probolingo, zullen benoemd

(3) Hiervan zijn uitgezonderd:

lo. de vice-president en leden van den raad van Nederlandsch-Indië /O. de president, de leden, de ambtenaren van het openbaarminis- terie zoo van en bij het hooggeregtshof, als van en bij het hooe-

mihtair-geregtshof. b

1

(26)

tredingen (l) van politie en van plaatselijke keuren t

mitsgaders van wettelijke bepalingen van algemeenen aard, wanneer daarop geene hoogere of andere straf is gesteld dan eene gevangenisstraf van acht dagen, of eene geldboete v a n / 1 0 0 , met of zonder verbeurdverklaring.

De bovengemelde zaken, waarin Europeanen of daarmede gelijkgestelde personen gezamenlijk rnet Inlanders of daarmede gelijkgestelde personen, als verweerders of beklaagden, zijn betrokken, worden mede door den resident beslist.

De zaken'in dit artikel bedoeld, worden door de residenten afgedaan op daartoe in de hoofdplaatsen der residenten te hou- den zittingen, tenzij de Gouverneur-Generaal er in toestemme, dat tot dat einde op meerdere plaatsen zitting worde gehouden.

De funktiën van het openbaar ministerie zullen ten deze worden uitgeoefend door een Europeesch beambte,'daartoe door den resident aan te wijzen.

Over de overtredingen, door deze ambtenaren gepleegd, oordeelt het hooggeregtshof. Art. 165 R. O.

3o. de ambtenaren van den burgerlijken stand, de griffiers, notarissen en andere ambtenaren, ter zake van overtredingen, in de uitoefening hunner funktiën begaan, waarop geene andere straf dan geldboete is gesteld. Art. 867 ilegl. Burg. llegtsv.

(!) Art. I van het strafwetboek voor Europeanen geeft van over- tredingen in het algemeen de navolgende omschrijving:

Overtreding bestaat, in het doen of nalaten van hetgeen, onder bedreiging van geene zwaardere straf dan gevangenisstraf en geldboete, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverklaring van bij- zondere voorwerpen, is verboden of geboden bij de reglementen en keuren van politie, gelijk mede bij de wettelijke verordeningen op het stuk van 's lands middelen en pachten, en van hetgeen, onder bedreiging van geene zwaardere straf dan gevangenisstraf van drie maanden en geldboete, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverkla- ring van bijzondere voorwerpen, is verboden of geboden bij algemeene verordeningen.

De lijfsdwang, bij niet voldoening van geldboeten, overeenkomstig de op dit stuk bestaande verordeningen te ondergaan, wordt, met opzigt tot de rangschikking van eenig strafbaar feit onder de over- tredingen, niet in aanmerking genomen.

(27)

strafvordering voor de Raden van justitie op Java en net Hoog-geregtsnof in STeder- landsch-Tndië, mitsgaders voor de Resi- denten op Java en Madura, regtsprekende in zaken van overtreding tegen Europe- anen en daarmede gelijkgestelde perso- nen.

VAN H E T ÏIEGTSGEDING I N ZAKEN VAN O V E R T R E D I N G , VOOR DE R E S I D E N T E N OP JAVA EN MADURA.

199. In zaken van overtredingen van politie en van plaatselijke keuren, bedoeld bij het tweede nommer van artikel 108 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, wordt het geding aanhangig ge- maakt door eene schriftelijke oproeping tot verschijning, uit- gevaardigd door den ambtenaar, die, overeenkomstig het laatste lid van evengemeld artikel, met de funktiën van het openbaar ministerie is belast, inhoudende eene beknopte op- gave van de aan den beklaagde te laste gelegde overtreding, mitsgaders de aanduiding van den dag en het uur op welke, en de plaats waar de beklaagde zal moeten verschijnen.

Een volledig afschrift dier oproeping zal door den met het exploit belasten beambte, ten minste tweemaal vier-en- twintig uren vóór den aangeduiden regtdag, aan den beklaagde in persoon, of aan diens woning of verblijf worden afgegeven, en zal van die afgifte melding worden gemaakt aan den voet van het oorspronkelijk bevel van oproeping.

200. Indien de beklaagde niet verschijnt, zal de resident onderzoeken, of hij al dan niet behoorlijk is opgeroepen. '

Indien hij niet behoorlijk is opgeroepen, gelast de resi- dent, dat zulks alsnog zal plaats hebben tegen eenen door hem te bepalen regtdag.

Indien hij behoorlijk is opgeroepen, wordt, niettegen-

(28)

staande zijne afwezigheid, tot het onderzoek en de beregting der zaak overgegaan.

Bij veroordeeling, zal het bij verstek gewezen vonnis aan den afwezig gebleven beklaagde worden beteekeud. Hetzelve is niet vatbaar voor verzet.

201. Indien de resident bevindt, dat de zaak zijne be- voegdheid te boven gaat, verklaart hij zich onbevoegd om daarvan kennis te nemen.

I n dat geval zendt hij de stukken aan den officier bij den raad van justitie, binnen welks ressort zijne residentie gelegen is.

202. De bepalingen van den vijfden titel (a) zullen, voor (i) VJJVDE TITEL. Van het regtsgeding in eersten aanleg voor de raden van justitie, in zaken van overtreding.

177. Iu zakeu van overtreding bedoeld bij artikel 130 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der j ustitie, wordt het regtsgeding aanhangig gemaakt door de beteekening van het re- quisitoir van het openbaar ministerie, houdende dagvaarding om op eenen bepaalden regtdag ter teregtzitting van den raad van justitie te verschijnen.

' 178. Het requisitoir van dagvaarding moet inhouden den naam de voornamen, het beroep en de woonplaats of wanneer deze onbekend is, de verblijfplaats van den beklaagde, mitsgaders, op straffe van nietigheid, eene opgave van het feit en van de wettelijke bepalingen, waartegen de overtreding zoude zijn begaan.

Dit requisitoir moet worden beteekend aan den persoon van den beklaagde, of te zijner woonplaats en, indien de woonplaats onbekend is, aan zijn laatste verblijf; en wordt aldaar afschrift gelaten.

Indien een en ander niet bekend is, wordt het exploit aangeplakt aan het gebouw waar de raad van justitie zitting houdt. Alles op straffe van nietigheid.

179. Tusschen de beteekening van het requisitoir van dagvaarding en den dag der teregtzitting zal, op straffe van nietigheid der ver- oordeeling, welke tegen den gedaagde bij verstek zoude mogen zijn gewezen, een termijn verloopen:

van ten minste acht dagen, indien de gedaagde woont of, bij het onbekend zijn zijner woonplaats, laatstelijk heeft verblijf gehouden in de plaats waar de raad van justitie, voor welken hij gedagvaard wordt, gevestigd is;

van ten minste veertien dagen, indien de gedaagde woont, of als voren heeft verblijf gehouden buiten de bij het vorig lid aan-

(29)

zoo ver die van toepassing kunnen zijn op het regtsgeding voor den resident, ook door dezen worden in acht genomen.

De resident zal evenwel in geen geval de voorloopige ten- uitvoerlegging zijner uitspraken mogen bevelen.

geduide plaats, doch in de residentie, binnen welke de raad van justitie gevestigd is;

van ten minste drie weken, indien de gedaagde woonachtig is, of als voren heeft verblijf gehouden in eene andere residentie op Java, met de eerstbedoelde binnen het ressort van denzelfden raad van justitie gelegen;

van ten minste dertig dagen, indien de gedaagde woonachtig is of als voren heeft verblijf gehouden in eene andere residentie op Java, welke niet met de eerstbedoelde onder denzelfden raad van justitie behoort.

Wanneer de gedaagde woonachtig is, of als voren heeft verblijf o-e. houden op een eiland van Nederlanisch-Indië, niet behoorende tot eene residentie, welker hoofdplaats op Java is gevestigd, zal de raad op het daartoe strekkend schriftelijk requisitoir van den officier van justitie, den regtdag bepalen, tegen welken de beklaagde zal worden opgeroepen, en den termijn vaststellen, die, op straffe van nietigheid als voren, lusschen de beteekening van het requisitoir van dagvaarding en den dag van verschijning in regten zal moeten verloopen

Echter kan de bij dit artikel bedreigde nietigheid alleen, vóór alle andere weren van regten en verdedigingen, worden voorgedragen op de teregtzitting, bij artikel 223 vermeld.

180. De beklaagde kan zich, onverminderd zijne bevoegdheid om zich, indien hij ter teregtzitting verschijnt, door eenen praktizijn te doen bijstaan, bij zijne niet-verschijning door een zoodanigen laten vertegenwoordigen, bepaaldelijk daartoe door hem gevolmagtigd bij notariële, of ter griffie van den raad van justitie opgemaakte akte; ten ware de raad mögt bevelen, dat hij in persoon verschijne.

181. De beklaagde, die zich door eenen gevolmagdigde laat verte- genwoordigen, moet, indien hij niet met der woon gevestigd is binnen den afstand van vijftien palen van het gebouw, waar de raad van jus- titie zitting houdt, bij de akte van volmagt, binnen dien afstandeene woonplaats kiezen. Bij gebreke hiervan wordt hij geacht woonplaats te Hebben gekozen ten huize van zijnen gemagtigde, indien deze binnen den voorschreven afstand woont, en anders ter griffie van den raad van jnstitie. '

182. De raad is bevoegd om, op verzoek van den beklaagde en met toestemming van den officier van justitie, de teregtzilting tot

(30)

203. De werkzaamheden ven griffier zullen worden waar- genomen door denzelfden beambte, die met de funktiën van het openbaar ministerie is belast, ten zij daartoe door den resident een ander europeesch beambte mögt worden aangewezen, eeuen bepaalden dag uit te stellen, waarna in het proces-verbaal melding moet worden gemaakt.

In geval de beklaagde niet nader verschijnt, noch zich laat verte- genwoordigen, wordt tegen denzelven verstek verleend, en verder ge- procedeerd0 overeenkomstig het bepaalde bij de tweede afdeeliug van den achtsten titel.

183. Het onderzoek op de teregtzittiug, mitsgaders de raadpleging, beslissing en uitspraak, geschieden op dezelfde manier als bij den vo- rigen titel is bepaald, behoudens:

lo. dat bij deze teregtzittiug het opmaken en beteekenen eener lijst van getuigen wegvalt;

2o. dat in dit geding geene akte van besehuldiging te pas komt;

3o. dat, indien de beklaagde te voren, doch na het plegen van het feit, hetwelk het onderwerp zijner tereg tstelling uitmaakt, ter zake van misdrijf, doch alleen tot eerloos heid was veroordeeld, de regter daarenboven de gevangenisstraf zal uitspreken, die op de overtreding mögt zijn gesteld;

4°. dat de regter, eene veroordeeling in het hoogste ressort uitspre- kende, bij het vonnis kan bepalen, dat hetzelve, voor zoo veel de daarbij opgelegde geldboeten betreft, bij voorraad en niet- tegenstaande cassatie zal mogen ten uitvoer gelegd worden.

184. Het regtsgediug zal op de volgende wijze worden gevoerd;

Het requisitoir van dagvaarding en het exploit van beteekening zullen door den griffier worden voorgelezen.

De officier van justitie zal de zaak voordragen.

De processen-verbaal of verslaggevingen, zoo er die zijn, zullen door den grillier worden voorgelezen.

De wraking der getuigen zal voorgesteld en daarover beslist worden.

De getuigen over en weder zuilen worden gehoord.

De stukken, dienende tot overtuiging of tot ontlasting, zullen aan de getuigen en aan de beklaagden worden vertoond.

De beklaagde, zoo hij tegenwoordig is, zal ondervraagd worden.

185. Na afloop hiervan, zal de officier van justitie worden ge- hoord, en zal hij vervolgens zijn requisitoir doen en overleggen.

De beklaagde (of diens gemagtigde) en zijn verdediger mogen hierop antwoorden.

De officier kan hierop weder antwoorden, maar de beklaagde (of diens gemao-ticde) en deszelfs verdediger zullen het laatste woord hebben.

(31)

204. De beklaagde kan door eenen bij authentieke akte bepaaldelijk daartoe gevolinagtigde ter teregtzitting verschijnen, of zich, indien hij in persoon verschijnt, door eenen verde- diger doen bijstaan.

Die gemagtigde en verdediger behoeven niet uit de prak- tizijns te worden gekozen.

De vordering der beleedigde partij zal zich niet verder dan tot eene som van vijftig gulden kunnen uitstrekken.

205. Indien een getuige, behoorlijk gedagvaard zijnde, zich onwillig betoont om ter teregtzitting te verschijnen, of, verschenen zijnde, zonder wettigen grond weigert den eed af te leggen of getuigenis der waarheid te geven, kan de resident de zaak tot eenen bepaalden regtdag, doch niet langer dan veertien dagen, uitstellen, en tegen den onwil- igen getuige een bevel van gijzeling afgeven, hetwelk da-

delijk zal worden ten uitvoer gelegd.

De aldus in gijzeling gestelde getuige zal op de nadere teregt- zitting worden gebragt, en de zaak zal zonder verder uitstel worden afgedaan, niettegenstaande de getuige, die gegijzeld werd wegens weigering om den eed of getuigenis der waarheid af te leggen, in die weigering mögt volharden. Doch zal in dit laatste geval daarvan proces-verbaal- worden opgemaakt en verzonden aan den bevoegden ambtenaar van het openbaar ministerie , op wiens vordering de weigerachtige zal worden ver- wezen tot de straf, welke tegen onwillige getuigen is bedreigd.

186. Indien de raad bevindt, dat de zaak tot de bevoegdheid van een ander kollegie behoort, zal hij den beklaagde naar den bevoegden regter verwijzen.

De officier van justitie zendt in dat geval de stukkeu aan den amb- tenaar van het openbaar ministerie bij het kollegie waar zulks behoort, of, indien het eene inlandsehe regtbank geldt, aan derzelver president.

187. Indien de raad bevindt, dat het feit de kenmerken van mis- drijf draagt, en dat er genoegzame aanwijzingen van schuld tegen den beklaagde bestaan, zal dezelve de zaak aan den bevoegden regter- kommissaris verwijzen en tegen den beklaagde regtsingang verleenen, met inachtneming van het bepaalde bij artikel 71.

Deze uitspraak gaat dadelijk in kracht van gewijsde over.

(32)

De getuige mag niet langer in gijzeling worden gehouden dan tot op den voor de nadere teregtzitting bepaalden dag, ten zij de getuige, die onwillig geweest zijnde om ter te- regtzitting te verschijnen, daartoe door gijzeling is genood- zaakt, op dien naderen regtdag mögt weigeren den eed te doeu of getuigenis te geven ; in welk geval een nieuw uit- stel en een nieuw bevel tot gijzeling kan worden verleend;

zullende daarna worden gehandeld in voege als bij het tweede lid van dit artikel is voorgeschreven.

206. In zaken van welke, volgens artikel 109 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie (1), hooger beroep valt aan den raad van j u s t i t i e , zullen de verklaringen der getuigen en het verhoor van den beklaagde in het proces-verbaal der teregtzitting worden o p - genomen.

207. Het hooger beroep, in de daaraan onderworpene zaken, zal bij den griffier moeten worden aangeteekend bin- nen tien dagen na de uitspraak van het vonnis, of, in het geval voorzien bij het derde en vierde lid van artikel 2 0 0 , binnen tien dagen na de beteekening van hetzelve.

De griffier zendt alsdan, door tusschenkomst van den resident, een authentiek afschrift van het vonnis, benevens de stukken, aan den officier bij den raad van justitie, welke van het beroep moet kennis nemen.

208. De behandeling van het regtsgeding in hooger be- roep heeft plaats overeenkomstig het bepaalde bij het eerste lid van artikel 198.

(') Art. 109. R: O. Van de vonnissen in de zaken, in art. 108 bedoeld, valt hooger beroep aan den raad van justitie:

in burgerlijke zaken enz.

in zaken van overtredingen, wanneer het hoogste bedrag der daar- tegeu bedreigde geldboete meer dan / 25 beloopt, of indien, hetzij getijktijdig met, het zij zonder eenige geldboete, eéne andere zwaardere straf, of wel verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen, op de overtreding is gesteld.

De overige vonnissen, in bovengemelde gevallen gewezen, zijn aan geene voorziening onderworpen.

(33)

op de regterlijke organisatie en het be- leid der justitie in Nederlandsch-Indië.

Koninklijk Besluit dd. 15 Maart 1869, staatsblad 1870, No. 152.

Art. 1. Artikel 110 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie in Nederlandsch-Indië wordt gelezen als volgt:

Behoudens het bepaalde bij de artikelen 80 en 83 van dit reglement (2) worden de klagten tegen Inlanders (2) en

(0 Art. 80. R. O. De distriktsgeregten nemen, zonder hooger be- roep, kennis van klagten tegen de bij het voorgaande artikel vermelde personen (eigenlijk gezegde Inlanders), ter zake van het uiten van scheldwoorden en mondelinge beleedigingen in het algemeen. Zij kun- nen de daaraan schuldigen tot eene geldboete van hoogstens/3 ver- oordeelen, doch hunne uitspraken zullen nimmer gevangenis noch lijfsdwang ten gevolge mogen hebben.

Art. 83. R. O. De regentsehapsgeregten oordeelen in eersten aanleg en behoudens hooger beroep aan den landraad:

1°. enz.

3°. over alle klagten, ingebragt tegen eigenlijk gezegde inlanders, ter zake van verwonding van vee, van beschadiging en van verontachtzaming van het onderhoud vau bruggen, wachthuizen, paggers en derge- lijke; van verwaarloozing van het onderhoud van straten, wegen, waterleidingen en rivieren; van het laten losloopen van vee of honden, wanneer daardoor schade veroorzaakt is , van het niet op- komen bij — en het niet betrekken van wachten, en het niet — of niet behoorlijk vervullen van andere dienstpligtigheden; van het plegen vau kleine dieverijen en vechterijen, en van andere geringe overtredingen van dien aard, waarvan de kennisneming niet be- paaldelijk aan eenen anderen regter is opgedragen.

De straffen deswege door de regentschapsgeregten op te leggen.

bestaan uit:

"• geldboeten, de som van/10 niet te bovengaande;

*• gevangenisstraf van een tot zes dagen.

Deze straffen kunnen niet gelijktijdig worden opgelegd.

(!) Met uitzondering van:

(34)

daarmede gelijkgestelde personen wegens overtreding (l), waarop geene zwaardere straf is gesteld dan eene geldboete van / 100,— of eene der straffen vermeld bij artikel 28 der bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van straf- wetgeving, welke eene dadelijke voorziening vereischen (2), met of zonder verbeurdverklaring, door den hoofd-d jaksa op de politie-rol ingeschreven en op daartoe vastgestelde

a. inlandsohe vorsten, rijksbestierders, regenten en onderregenten.

b. vrouwen, bloedverwanten en aangehuwden tot den vierden graad ingesloten, zoo wettige als onwettige van de sub«, genoemde inland- ache vorsten en grooten.

e. patihs, distriktshoofden en andere inlandsohe hoofden, welke, onder welken titel ook, over de eigenlijke inlandsohe bevolking, een gelijk of een hooger gezag dan de distriktshoofden uitoefenen, onderkollekteurs, hoofd-priesters, hoofd-djaksa's, djaksa's, de adjunktender hoof d-dj aksa's en djaksa's, en leden der inlandsohe regtbanken, alsmede de priesters, die als permanente adviseurs zitting hebben in de inlandsohe regt- banken, allen zoo lang zij in werkelijke dienst zijn.

d. inlanders, die regt hebben tot het voeren van den vorstentitel, ofschoon zij nimmer geregeerd hebben, (stbld. 1867, no. 10; 1869, no.

27 en no. 101).

(i). Art. 1. van het strafwetboek voor Inlanders geeft van over- tredingen in het algemeen de navolgende omschrijving:

Overtreding bestaat in het doen of nalaten van hetgeen, ouder bedreiging van geen zwaardere straf dan dwangarbeid buiten den het'ing en geldbode, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder ver- beurdverklaring van bijzondere voorwerpen, is verboden of geboden bij de reglementen en keuren van politie, gelijk mede bij de wettelijke verordeningen op het stuk van 's lands middelen en pachten, en van hetgeen, onder bedreiging van geen zwaardere straf dan ten arbeid- stelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon en geldboete, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverklaring van bij- zondere voorwerpen, is verboden of geboden bij algemeene verorde- ningen.

De lijfsdwang, bij niet voldoening van geldboeten, overeenkomstig de op dit stuk bestaande verordeningen te ondergaan, wordt, met opzi"t tot de rangschikking van eenig strafbaar feit onder de over- tredingen, niet iu aanmerking genomen.

ti) Deze straffen zijn: gevangenis voor niet langer dan acht dagen blokarrest, en ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor niet langer dan drie maanden.

(35)

dagen voor den resident (J) gebragt. Zijne uitspraken in die zaken zijn aan geenerhande voorziening onderhevig.

Art. 2. De tijd van ingang dezer bepaling wordt door onzen Gouverneur-Generaal van Nederlandsah-Indië vast- gesteld (2).

Dertiende titel van het reglement op de uitoefening der politie enz. onder de inlanders en daarmede gelijkgestelde personen op Java en Madura.

VAN DE REGTSPLEGING VOOR, DEN R E S I D E N T I N ZAKEN, WEI.KE OP DE P O L I T I E - R O L WORDEN APGEDAAN.

368. De residenten zullen zoo veel mogelijk twee malen in elke week, op daartoe bestemde dagen, de zaken behan- delen en afdoen, welke aan hunne kennisneming zijn opge- dragen bij artikel 1 1 0 , en voor zoo veel den resident van Batavia betreft, daarenboven bij artikel 88 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie. (s)

(') Bij art. 89 van het inlaudsch-reglement is aan den resident de bevoegdheid gegeven, om de adsistent-residenten in de afdeelingen en op de hoofdplaatsen , waar zoodanige ambtenaren voor de politie zijn aangesteld te magtigen, om namens hem de zaken op de politie-rol af te doen.

(s) Deze bepaling is in werking getreden met 1 Jauiuuij 1873 krach- tens de ordonuancie dd. J 5 Junij 1872 (staatsbiad no. 1]2).

{"j Art. 88. R. O. Waar gesne distrikshoofden bestaan worden do zaken tot de competentie der distriktsgeregten behoorende, door de regent- schapsgeregten. en zoo deze, bij ontstentenis van regenten, mede niet bestaan of opgerigt kunnen worden, door de landraden beslist.

De zaken, tot de competentie der regentschapsgeregten behoorende, zullen, wanneer deze niet bestaan of opgerigt kunnen worden, mede door de landraden worden afgedaan.

In de residentie Batavia worden de tot de kennisneming der dis- trikts- en regentschapsgereglen behoorende strafzaken op de politie-rol gebragt, en door den resideut bereat op de wijze voorgeschreven bij artikel 110."

De uitspraken der landraden eu van den resident van Batavia, in de bij dit artikel voorziene gevallen, zijn aan geene nadere voorziening onderhevig.

(36)

369. De bedoelde zaken worden door den hoofd-djaksa ingeschreven op het register, hetwelk onder de benaming van politie-rol bekend is.

De inschrijving moet behelzen de opgave van den naam, den ouderdom zoo na mogelijk, het beroep en de woon- of verblijfplaats van den beklaagde; de vermelding van de over- treding, welke denzelven is ten laste gelegd ; voorts de namen, het beroep en de woonplaats der voorloopig gehoorde getui- gen, benevens den korten inhoud van derzelver verklaringen.

870. Na, des noodig, de voorloopig afgehoorde of nieuwe getuigen (al of niet onder eede), en in allen gevalle den beklaagde te hebben ondervraagd, doet de resident uitspraak naar bevind van zaken.

Van de verklaring der getuigen en de bekentenis of ont- kentenis van den beklaagde, wordt aanteekening gehouden op het register.

Bij schuldig-verklaring zal de resident den beklaagde eene

; aan het feit geëvenredigde straf opleggen, mits binnen de grenzen blijvende der bevoegdheid hem te dien aanzien bij de wettelijke bepalingen op het strafregt toegekend.

Van zijne beslissing geschiedt aanteekening op de politie- rol, en dezelve wordt door den resident onderteekend.

371. De uitspraken worden dadelijk ten uitvoer gelegd.

In geval van verwijzing tot eeue geldboete, zal de ver- oordeelde, bij toepassing van den lijfsdwang, niet langer dan zes dagen in gijzeling kunnen gehouden worden.

372. In het geval voorzien bij artikel 89 (l), zullen de vorenstaande bepalingen mede worden opgevolgd door de adsistent-residenten en de djaksa's.

(>) Zie blz. 11, uoot 1.

(37)

POLITIE-STBAF-BEGLEMENTEN

EN

B E P A L I N G E N

UIT DE

WETBOEKEN VAN STRAFREGT.

(38)

•i

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Brief, van een Amsterdamsch heer, aan een heer te Rotterdam.. leend hebbende woordlyk heb afgeschreven,) in dezer voege: Myn Heer: wy hebben zeker veel benaauwdheids en

“Jezus dan zei tegen de Joden die in Hem geloofden 2 : Als 3 u in Mijn woord blijft 4 , bent u werkelijk Mijn discipelen; en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u

Voor zover mogelijk zal de commissie uw reacties meenemen in de brief aan het college, ter kennisneming aan de raad, welke op 31 mei door de Commissie zal worden opgesteld.

drijven gepleegd, die zo afschuwelijk zijD. dat het strafwetboek met dergelijke mis.. drijven geen rekening heelt kunnen hou- den. Wij hebben enkele jaren geleden een

Hoe dicht kan iemand komen bij de woorden van Jezus: ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden’ (Joh. 15,13)?. Beste vormelingen,

Zijn voorkeur voor den piraat en den desperado, zijn haat jegens het burgerlijke leven, zijn hang naar het ‘verboden rijk’ China, dat de vreemdeling niet straffeloos betreedt,

Indien de verbintenis strekt tot vergoeding van schade, is dit besluit daarop alleen van toepassing voorzover deze verbintenis voortvloeit uit een vaststellingsovereenkomst

[r]