• No results found

St. Mary’s Anglican Church Rotterdam (1913)

7.5 Architect Jan Verheul Dzn en Willem Fabri als decoratieschilder van kerken

7.5.9 St. Mary’s Anglican Church Rotterdam (1913)

De Engelse kerk aan de Pieter de Hoochweg in Rotterdam werd in 1913 gebouwd. Dit ter vervanging van de Episco-paalse St. Mary’s Church aan het Haringvliet. Verheul ont-wierp een neogotische zaalkerk met een houten dakstoel. (afb. 35) Het intieme gebouw heeft veel weg van een dorpskerk, waarvoor Verheul altijd een zwak heeft gehad. Opmerkelijk zijn de steunberen rondom die doen denken aan de kerk van ‘s Heer Arendskerke. Zoals vaag te zien is op een oude in-terieurfoto, blijkt dat de kap van de koorsluiting gedecoreerd was met neogotisch vlakornament. (afb.36) CAT 58

Orna-mentele versiering is ook te zien op de hoge kapconstructie. Die was aan de onderzijde gedecoreerd. Daarnaast waren de gebintbalken voorzien van een eenvoudig repeterend orna-ment zoals in de kerk van Biezelinge.

Afb.35. J. Verheul, St.Mary Anglican Church Rotterdam, via Reliwiki. Afb.36. W.A. Fabri, St.Mary, Rotterdam. Ornament koorsluiting.

De versiering van de hoge kapcon-structie doet sterk denken aan de kerken op Zuid-Beveland, zij het dat het hier een soberder variant betrof. De schilderingen zijn helaas niet meer zichtbaar, waarschijnlijk zijn ze over-schilderd.

Wel is er een boogschildering op lin-nen, die speciaal gemaakt is voor de uitsparing boven de toegangsdeur. (afb.37) Hierop zijn een olijftak en een lauwerkrans geschilderd.

Afb.37. W.A. Fabri, St. Mary Anglican Church Rotterdam, Bovendeurstuk.

Over de krans loopt een banderol met daarop de in sierlijke gotische letters geschilderde tekst ‘Worship the Lord in the Heaven of Holiness’. In het midden van de krans is een zon geschil-derd, waarmee waarschijnlijk St. Mary wordt gesymboliseerd. Evenals bij de Regentessen- en de Wilhelminakerk, zijn het bestek en de bijbehorende correspondentie verloren gegaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. De decoratieve schilderingen en het bovendeurstuk kunnen dus niet met zekerheid aan Fabri worden toegeschreven. De vlakornament-ontwerpen die Fabri vervaardigde voor de hierboven beschreven kerken, zijn eenvoudig van karakter. Alle borduren ze voort op het eerste ontwerp dat Fabri vervaardigde voor de kerk van Kapelle.67 Ze zijn ondergeschikt aan de architectuur en sluiten naadloos aan op de toentertijd moderne architectuuropvattingen over versieringskunst in gebouwen.

Fabri was geen echte kerkschilder, dat was een specialisatie op zich.

Hoofdstuk 7 - Noten

1 K. Bosma (e.a.), Bouwen in Nederland 600-2000, Amsterdam 2007, p. 514.

2 C.A. van Swighem, Een huis voor het woord. Het Protestantse kerkinterieur in Nederland tot 1900, ’s-Gravenhage 1984, p. 165.

3 Theo Molkenboer (1796-1863) was voordat Cuypers op het toneel verscheen, de belangrijkste architect van kerkgebouwen.

4 4Zie: H. Berens (e.a.), P.J.H. Cuypers (1827-1921). Het complete werk, Rotterdam 2007; A.J.C. van Leeu-wen, Pierre Cuypers, architect 1827-1921, Zwolle 2007; A.J.C. van LeeuLeeu-wen, De maakbaarheid van het

verleden. P.J.H. Cuypers als restauratiearchitect, Zwolle 1995.

5 La peinture décorative est d’ailleurs une des parties de l’art de l’architecture difficiles à appliquer, pré-cisément parce que les lois sont essentiellement variables en raison du lieu et de l’objet. La peinture décorative grandit ou rapetisse un édifice, le rend clair ou sombre, en altère les proportions ou les fait valoir; éloigne ou rapproche, occupe d’une manière agréable ou fatigue, divise ou rassemble, dissimule les défauts ou les exagère (…).’ Viollet le Duc, Dictionnaire Raisonné de l’Architecture Française Du XIe

au XVIe siècle, tome septième, Paris 1864 (lemma ‘peinture’), via: www.gutenberg.org.

6 Van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden, p. 34.

7 Cuypers stond in een eeuwenoude traditie waarbij decoratieve schilderkunst werd toegepast om hout en steen een kostbaarder aanzien te geven. Zowel in eigen land als daarbuiten zijn diverse voorbeelden van middeleeuwse kerkgebouwen te noemen met een dergelijke polychromie van steenpatronen. Marmer- en houtimitatie vallen in feite binnen dezelfde categorie. Zie: S. de Blaauw, De Sint Martinuskerk te Sneek.

Gotische vormen in negentiende-eeuwse bezieling, Leeuwarden 1984, p. 85 en p. 114 noot 40.

8 Https://www.cuypershuisroermond.nl/nl/ontdek/bekijk-de-collectie

9 Onder wie Joseph Lücker (1821-1900), Eugène Lücker (1876-1943), Henri Scheen (1842-1920), G. Deu-mens (1843-1909), Antonius Trautwein (1851-1919), Jan Dunselman (1863-1931), Johannes van der Drift (1808-1883), Dorus Hermsen (1871-1831), J.M. Hermans, A. Kläzener (1826-1912) alsmede Henri Linssen (1805-1869), Henri Cuypers (1812-1901), Frans Reclaire en Hubertus Crevels (1843-1929). 10 I. Montyn, Pierre Cuypers. Schoonheid als hartstocht, Roermond 2007, p. 18.

11 Er werkten uiteindelijk zo’n zestig ambachtslieden. Van Leeuwen, Pierre Cuypers, p. 14 en 30-41. 12 Dit atelier stond vanaf 1892 bekend onder de naam Cuypers & Co.

13 Strikt genomen ontstond het atelier van Bressers-Blanchaert pas in 1913 uit een fusie van drie werkplaat-sen die al decennialang samenwerkten. R. Vermeiren en A. Bergmans, Inventaris van het neogotische

tekeningenarchief Bressers-Blanchaert ca. 1860-1914, Leuven 1993, p. 2.

14 Inventaris tekeningenarchief Bressers-Blanchaert, p. 12 en 15.

15 Het betreft ontwerpen in potlood of houtskool voor muurschilderingen en kerkmeubilair. Ibid., p. 5. 16 Ibid.

17 Daarbij moet men denken aan kerkschilders als Jan Dunselman (1863-1931), Jan Oosterman (1876-1963), Antoon Molkenboer (1872-1960), Augustijn Hermans (1875-1936), Joan Colette (1889-1958), Piet Gerrits (1878-1957) en Franciscus Bach (1865-1956). Allen bouwden voort op de fundamenten die An-toon Derkinderen (1859-1925) en Richard Roland Holst (1868-1938) haddengelegd als docent aan de Amsterdamse Rijksacademie van Beeldende Kunsten. B.C.M. Van Hellenberg Hubar, De genade van de

steiger. Monumentale kerkelijke schilderkunst in het interbellum, Zutphen 2013.

18 Ibid., p. 20.

19 In zijn lezing ‘De Kerkelijke Kunst’ hield Jan Dunselman zijn gehoor voor dat ‘de kennis der Liturgie het beste middel’ was ‘om roomsch te leren denken en voelen: de beste voorbereiding voor de kunst tot de versiering van Gods huis’. De Tijd, 22/11/1916.

20 De Tijd, 21/03/1919.

21 Hier werden proeven van ‘de meer klassieke of meer moderniseerende schoonheidsrichting gepresen-teerd.’ Het Nieuws van den Dag, 18/05/1912 en De Geldersche en Nijmeegsche Courant, 26/06/1912.

22 H.J.M. Everts, Onze kerken, Over kerkgebouw, kerkgemeubelte, kerkgereide, kerkversiering enz.; Met

een aanhangsel over de kleeding en onderscheidingsteekenen van kerkelijke waardigheidsbekleeders,

Roermond 1887.

23 M.C. Nieuwbarn, Onze kerken. Over Kerkgebouw, Kerkgemeubelte, Kerkgereide, Kerkversiering enz., Nijmegen 1908. Een PDF van het boek van Nieuwbarn kan worden gedownload via www.stilus.nl 24 M.C. Nieuwbarn, Church Symbolism - a Treatise on the General Symbolism and Iconography of the

Ro-man Catholic Church Edifice, London 1910.

25 Eyth, p. 40. In hoeverre er van voorbeeldboeken gebruik gemaakt werd, is mij niet bekend. In Das

Maler-buch worden diverse voorbeelden gegeven voor het beschilderen van scheibogen, draperieën en

gewel-ven (zie bijvoorbeeld Tafel 1 tot en met 15).

26 Zeeuws Archief (ZA), Archief N.H. Kerk Kapelle (AKK), inv. nr. 17, notulen kerkvoogden 28 oktober 1895. 27 H.F. van Herwijnen en G.J. Lepoeter, ‘Een Rotterdams architect, Jan Verheul Dzn. (1860-1948). Zijn werk

aan de kerken op Zuid-Beveland en de bijdrage hierin van decorateur Willem Adrianus Fabri’, in: Bulletin

Stichting Oude Zeeuwse Kerken, nr. 51, september 2003, p. 3-13.

28 Deze restauratieopvattingen wezen vooruit naar de ‘Grondbeginselen en voorschriften voor het behoud, der herstelling en de uitbreiding van oude bouwwerken’ die in 1917 maatgevend werden als richtingge-vend kader bij restauraties.

29 In dat beeld paste het aanbrengen van muur- en gewelfschilderingen. De achterliggende gedachte was dat daarmee een belangrijke bijdrage werd geleverd aan de eenheid van stijl die de middeleeuwse bouw-meester volgens Cuypers altijd had nagestreefd. Veel van de door hem gerestaureerde kerkinterieurs zijn voorzien van een rijke polychromie. Daarbij werd soms voortgeborduurd op vondsten van oude decora-tieve schilderingen die onder de kalklagen tevoorschijn kwamen. A.J.C. van Leeuwen, Pierre Cuypers,

architect 1827-1921, Zwolle 2009, p. 162-164.

30 ZA, AKK, inv.nr.17, notulen kerkvoogden 28/10/1895. 31 Gugel, Geschiedenis van de bouwstijlen, p. 36.

32 J. Verheul Dzn en A.W. Meijneken, ‘Protestantsche Kerken’, in: Bouwkundig Weekblad, 1892, p. 303-304. 33 Illustratief is de discussie in 1895 binnen de hervormde kerkgemeenschap van Stedum, over de vervan-ging door Cuypers van de witte pleisterlaag door gerestaureerde ‘roomse’ schilderingen. Nog in 1906 was het hervormde kerkbestuur van de voormalige Minderbroederkerk in Roermond bevreesd dat er door dezelfde Cuypers versieringen zouden worden aangebracht die strijdig waren met het karakter van een protestantse kerk. Zie: A.J.C. van Leeuwen, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als

restauratie-architect, Zwolle 1995, p. 96-97 en 105.

34 ZA, AKK, inv. nr 49, bestek en voorwaarden kerkrestauratie, 1896, p. 6 en 7.

35 Nationaal Archief (NA), Tweede Afd. Kunsten en Wetenschappen, inv.nr. 1060, Brief van de architect J.A. Frederiks aan de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 15/03/1896, betreffende de restauratie van de kerk te Kapelle.

36 ZA, AKK, inv. nr. 49, bestek en voorwaarden kerkrestauratie, 1896, brief van J. Verheul Dzn. d.d. 13 fe-bruari 1896 aan A. Nijssen, president-kerkvoogd der hervormde gemeente te Kapelle.

37 De opschriften van de borden moesten geverfd worden met roodgekleurde aanvangsletters. Het klank-bord diende aan de onderzijde opnieuw witgelakt te worden en van enkele biezen voorzien. De ‘polychro-mie van beelden’ had betrekking op het beschilderen van de vier kerkvaders in het schip en de twaalf apostelen in de zijbeuken. Ibid., p. 7.

38 Brief restaurateur M.G. Polman aan E.J. Brans, d.d. 20 februari 2002.

39 Rede E.J. Brans ter gelegenheid van de officiële voltooiing van de restauratie van de NH Kerk te Kapelle d.d. 12 september 2003 (kopie in het bezit van de auteur).

40 J. Verheul Dzn., ‘De restauratie der kerk te Wemeldinge’, Bouwkundig Tijdschrift (1898), p. 53. 41 Ibid., p. 56.

42 D.B.M. Hermans en J. Kamphuis, De Ned. Herv. Kerk te Wemeldinge in bouwhistorisch perspectief, Delft 1989, p. 56.

43 ZA, Archief Hervormde gemeente te Wemeldinge (AHW), toegangsnr. 215.1, inv. nr. 107, bestek en voor-waarden, 1897.

44 ‘Het schilderwerk zal bovendien uitgevoerd moeten worden naar de bevelen van een decorateur van wege de Directie. Genoemde decorateur zal alleen de diverse kleuren aangeven, mallen teekenen of snijden, en zal hoogstens 5 malen te Wemeldinge komen. De kosten van deze decorateur moeten aangenomen worden op f 120,- ‘. Ibid, p. 23.

45 ‘De wet is geheel gerestaureerd en keurig bijgeschilderd door den heer Fabri uit Rotterdam, terwijl de wandschilderingen en wandteksten aan den torenmuur opnieuw beschilderd werden’, in: De Zeeuw, 11/10/ 1898.

46 Zie noot 17.

47 GA Goes, Archief Hervormde Gemeente te Kloetinge inventarisnr. 582, brief van J. Verheul Dzn aan de Heeren Kerkvoogden der Ned. Herv. Gemeente te Kloetinge d.d. 15 /10/1898.

48 Ibid.

49 Ibid., bestek en voorwaarden Kloetinge, 1898, p. 8.

50 Bovendien omvatten de werkzaamheden, evenals in Kapelle, het polychromeren van de gesneden apos-telbeeldjes en fratskoppen onder de gewelven.

51 Ch. Dumas, Waar Hagenaars kerkten. Geschiedenis van de Haagse kerken gebouwd voor 1900, ’s-Gravenhage 1983, p. 247.

52 ‘De indeling en versiering, in lood gevat, houden verband met de beschildering van het plafond’, in: Het

Vaderland, 23 en 24/09/1900, 2e blad.

53 A. van der Weel Czn., Haagse hervormde kerken en kapellen, Amsterdam 1975, p. 124-125. 54 ‘Inwijding van de Regentessekerk alhier’, in: Het Vaderland, 05/03/1901,

55 HGA, Inventaris van het archief van de Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente te ’s-Gravenhage, 1826-1945, beheersnr. 282, voorwoord J.W. Verburgt.

56 J. Verheul Dzn., ‘De kerk te Middelharnis’, in: Eigen Haard, 1905, p. 597-598.

57 Zijn honorarium bedroeg f 125,-. Archief der Hervormde gemeente Middelharnis, inventarisnr. 58, bestek en voorwaarden. 1904, p. 4.

58 ‘Ik kan daartoe eerst woensdag 5 april komen en breng dan Fabri weer mede’, uit brief van J. Verheul Dzn. d.d. 29 maart 1905 aan C. Kolff Jzn., president-kerkvoogd te Middelharnis. Inventarisnr. 57,

corres-pondentie herbouw kerkgebouw na de brand in 1904.

59 J. Verheul Dzn., ‘De kerk te ’s Heer Arendskerke’, in: Bouwkundig Weekblad (1906), p. 726-728. 60 Zijn kosten werden aangenomen op f 85,-. Hiervoor zou genoemde decorateur ten hoogste drie malen

in ’s Heer Arendskerke komen. Behalve het aangeven van de kleuren, was hij belast met het tekenen en snijden van de mallen die gebruikt werden voor het aanbrengen van de decoratieve schilderingen op de kap. GA Goes, Archief Hervormde gemeente te ’s Heer Arendskerke, inv.nrs. 207, 218, bestek en voor-waarden, 1905, p. 5.

61 Ibid., p. 27.

62 ‘In het karakter van den 15 eeuwschen stijl in een stemmig grijsgelen grondtoon voor het groote veld.’, in:

De Zeeuw, 19/12/ 1906.

63 Het bestek, p. 3-31, spreekt van ‘Het opschilderen en vergulden met antimonium goud van de psalm-bordjes met de daarbij behoorende losse letters. De onderzijde van het klankbord wit of licht geel te lak-ken met eenige afzettingen van donkere biezen’.

64 GAK, Archief Hervormde gemeente te Biezelinge, 1907, bestek en voorwaarden, p. 4.

65 Ibid., p. 27.

66 De Vaderlander, 27/04/1908.

67 In de Sint Maartenkerk in Baarland is het tongewelf omstreeks 1906 met een sjabloondecoratie be-schilderd. Die vertoont grote gelijkenis met de schilderingen van Fabri in de beschreven Zuid-Bevelandse kerkgebouwen. Bemoeienis van Verheul/Fabri heb ik niet kunnen aantonen. H. Goedebure, ‘De Neder-landse Hervormde kerk te Baarland’, in: Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken, nr. 40 april 1998. P. 6-8.

Hoofdstuk 8

Decoratieschilder van koninklijke paleizen

8.1 Inleiding

Op 29 juli 1895 ontving de firma Eckhart opdracht tot de levering van meubels en stoffering voor de witte of kleine eetzaal van paleis Noordeinde. (afb.1) Deze opdracht zal de firmanten Eck-hart en Rijken met trots vervuld hebben. In

nog geen twintig jaar tijd was het Rotterdamse bedrijf doorgedrongen tot het topsegment van Nederlandse meubelfabrieken dat aan het Koninklijk Huis leverde. Mogelijk werd deze mijlpaal al eerder bereikt. Tussen 1875 en 1890 werd de theesalon op paleis Noordeinde in-gericht in de genrestijl Lodewijk XVI.1

Afb.1. Paleis Noordeinde, 1890, HGA, foto M.M. Couvée. 0.51590, 1.91773.