• No results found

De wederopleving van de decoratieve schilderkunst in het (woon-) interieur in ons land heeft be-trekkelijk kort geduurd. Weliswaar waren er reeds omstreeks 1840 decoratieschilders van (woon-) interieurs actief, maar de echte doorbraak vond pas plaats omstreeks 1865/1870. Vanaf dan tot aan de eeuwwisseling werden veel interieurs voorzien van decoratieve schilderingen op plafonds,

wanden, deuren en lambriseringen. Niet alleen de representatieve vertrekken van woonhuizen, maar ook veel interieurs van schouwburgen, concertzalen, kerken, sociëteiten, kantoren, over-heidsgebouwen en passagiersschepen werden schilderkunstig gedecoreerd. Uit de vermelding van decoratieschilders in adresboeken, de jaarverslagen van opleidingsinstituten en de deelne-merslijsten van kunstnijverheidstentoonstellingen, kan men de bloei afleiden. Vanaf 1900/1905 zette de neergang in onder invloed van gewijzigde architectuur-theoretische opvattingen over de toepassing van decoratieve schilderkunst in gebouwen. Dit moet men zien in het licht van de marginalisering van het ornament in de bouwkunst. Nieuwe esthetische- en functionele opvattin-gen, zouden uiteindelijk culmineren in het zogenaamde Nieuwe Bouwen. De sociaaleconomische opgave die het vak van de architect omstreeks de eeuwwende drastisch veranderde, hield hiermee nauw verband. Door de grote maatschappelijke behoefte aan comfortabele- en betaalbare wonin-gen voor de almaar groeiende beroepsbevolking verschoof de focus van het vak van architect. De nadruk kwam te liggen op de sociale woningbouwopgave en de daarmee gepaard gaande steden-bouwkundige inpassingsvraagstukken. De inwendige decoratie van het (woon-) interieur van de (zeer) welgestelde burger, verschoof naar de marge van de bouwkunst en werd het domein van enige daarin gespecialiseerde architecten. Parallel aan deze ontwikkelingen kwamen er nieuwe fabrieksmatig geproduceerde woninginrichtingsproducten op de markt. Die vormden een goed-koper substituut voor de handmatig vervaardigde decoratieve interieurschilderingen. Bioscopen, dancings, horecagelegenheden en passagiersschepen boden sommige decoratieschilders voorals-nog opdrachten tot aan de Tweede Wereldoorlog.173 De achteruitgang was echter onomkeerbaar. Het beroep van decoratieschilder van interieurs verdween door deze ontwikkelingen nagenoeg

van het toneel.

Hoofdstuk 1 - Noten

1 De berichtgeving in couranten over interieurdecoraties tot circa 1840 is zeer summier. Vanaf dan neemt het nieuws over decoratieschilders en hun werkzaamheden geleidelijk toe.

2 T.M. Eliëns, Kunst. Nijverheid. Kunstnijverheid. De nationale nijverheidstentoonstellingen als spiegel van

de Nederlandse kunstnijverheid in de negentiende eeuw, Zutphen 1990, p. 161-207.

3 Ibid.

4 Eén van de eerste bekende wooninterieurdecoraties uit de veertiger jaren van de negentiende eeuw be-vindt zich in de zogenaamde Baljuw- en Sophiezaal van het woonhuis aan het Lange Voorhout nr. 13 in De Haag. Het is niet bekend wie de decoraties heeft aangebracht, mogelijk heeft Johannes Stortenbeker er de hand in gehad. Zie voor afbeeldingen, B. Koopmans, Rijk van Binnen. Beelden van het Haagse

Interieur, Den Haag 2008, p. 109-111.

5 RKDexplore 356525 & 75554.

6 M. Hulkenberg, Keukenhof: een kasteel aan de duinrand, Hilversum 2007, p. 77 en S. Terwindt, ‘Jo-hannes Stortenbeker in kasteel Keukenhof’, in: Gerard Jaspers (e.a.), Kasteel Keukenhof, Hilversum 2013, p. 102-115.

7 Oudere negentiende-eeuwse plafondschilderingen zijn mij niet bekend. 8 Hulkenberg, p. 78.

9 RKDexplore 69156 en103212. Het ontwerp uit 1849 was mogelijk bedoeld als ‘modello’ voor de op-drachtgever.

10 C. Wentholt (red.), De Nieuwe of Littéraire Sociëteit de Witte, een heerlijk onderonsje, Den Haag 2002, p. 169/171.

12 Zie voor de behangsels RKDimages 199847, 199854, 199857, 199860, 199866, 199867, 199869, 199870, 199873, 199883, 199888. Zie voor de bovendeurstukken RKDimages: 199859, 199863, 199864, 199876, 199881, 199886, 199887.

13 De sculpturen van Juno en Hannibal maken eveneens deel uit van de collectie van het Louvre, Louvre Ma 529 (Diana Gabii), Ma 485 (Juno) en Mr 2093 (Hannibal), via www.perseus.tufts.edu

14 RKDimages 199859 (vuur) en 199863 (aarde). ‘Water of de visvangst’ is een gedeeltelijke kopie, RKDim-ages: 199887. Zie RKDimages 199881 voor ‘Herfst’.

15 Ibid., 199866.

16 De titel van de prentenreeks luidde: ‘Zaalstucken in ’t huijs van de Hr. D.B Mezquita geschilderd en in plaat gebracht door I.D. Moucheron’. H.P. Hoppenbrouwers (e.a.), Slangenburg. Huis, landgoed en

be-woners, Doetinchem 2008, p. 96 en p. 104, noot 77.

17 Zijn invloed heeft hij ook doen gelden als docent aan de Haagse Academie van Beeldende Kunsten. 18 NRC, 01/12/1865.

19 Ibid.

20 Rotterdamsch Nieuwsblad, 15/05/1883 en Het Nieuws van den Dag, 05/03/1883. Zie voor een afbeel-ding van het ontwerp: A. Gerritsen (red.), Iets grootsch & buitengewoons. 150 jaar Rotterdamse

Dier-gaarde, Rotterdam 2007, p. 112.

21 Zie voor Hendrik Bakker mijn bijdrage ’Hendrik Bakker als ontwerper en decoratieschilder van (woon) interieurs’. in: W. van Giersbergen, Op zoek naar werk, Rotterdam 2018, p. 199-216.

22 De ontwerpen zijn door de Stichting Cornelis Bakker geschonken aan het Stadsarchief Rotterdam, waar ze bestudeerd kunnen worden.

23 Bakker was mogelijk geïnspireerd door de versierde classicistische stucplafonds van omstreeks 1850, waarop de stucwerker ‘losse romantische bloemguirlandes’ aanbracht om het plafond een minder streng uiterlijk te geven. J.M.W. van Voorst tot Voorst, Tussen Biedermeier en Berlage; meubel en interieur in

Nederland 1835-1895, Amsterdam 1994 (2e druk), p. 149.

24 Voorbeelden van damastschilderingen als textiele imitatie treft men bijvoorbeeld in verscheidene neogo-tische kerken in België, waaronder op de wanden van het koor in de Sint-Ambrosiuskerk in Dilbeek, zie:

https://inventaris.onroerendgoed.be.

25 E.R. Weegenaar, Het woonhuis te Den Haag en Haarlem (1820-1920). De praktijk van het bouwen en

de binnenhuisdecoratie vergeleken met de architectuur- en kunstnijverheidstheorie van de negentiende eeuw, doctoraalscriptie RU Leiden 1996, p. 212-214.

26 Van Voorst tot Voorst, p. 238.

27 Het is zelfs denkbaar dat het plafond bedoeld is als trompe-l’oeil, waarbij het houten raamwerk van het plafond gesuggereerd wordt, maar er feitelijk sprake is van één vlak doek.

28 De decoratieschilder gebruikte voor het aanbrengen van de houtnerven ‘stalen kammen en kammen van kurk’. Van Voorst tot Voorst, p. 478-479.

29 Een voorbeeldenboek voor decoratieschilders met klassieke ontwerpen, dat ook in ons land werd ge-raadpleegd, is: Godefroid Umé, L’Art Décoratif. Modèles de decoration et d’ornementation de tous les

styles les époques, Liège 1862. Dergelijke modellenboeken waren bedoeld als inspiratiebron voor

deco-ratieschilders. Zelden zal een ontwerp van een vroegere meester geheel zijn nagevolgd. Het lag meer voor de hand om bepaalde ‘onderdelen’ te gebruiken voor een nieuw ontwerp. De auteur beschikt over een exemplaar van dit werk met duidelijke gebruikssporen van schilders.

30 Ibid.

31 Owen Jones, The grammar of ornament, Lyon 2006 (reprint), p. 9.

32 Het maandelijkse tijdschrift Journal-Manuel de Peintures verscheen tussen 1849-1906 in Parijs. Het tijdschrift bevatte tal van voorbeelden voor architecten en decoratieschilders naar ontwerpen van de bouwmeester Pierre Chabat (1827-1892), J.M. Paillet, de decoratieschilder Felix Louis Lepreux (1795-1881) en de ‘peintre-décorateurs’ Petit en Bisiaux (e.a.), Journal-Manuel de Peintures appliquées a la

moulures, etc., Paris (A. Morel et Cie) 1849-1906.

33 Gedigitaliseerde compilaties van dit tijdschrift zijn te raadplegen via digitalgallery.nypl.org (NY Public Library) & https://archive.org (Getty Research Institute). In de bibliotheek van de Haagse meubelfabriek

Mutters (HGA) bevindt zich een exemplaar uit 1882.

34 P. Thornton, Authentic Décor. The domestic interior 1620-1920, London 1984, p. 216. 35 Ibid.

36 Algemeen Handelsblad, 30/09/1854. 37 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 10/12/1850. 38 Owen Jones, p. 9-11.

39 M. Simon Thomas, De Leer van het Ornament. Versieren volgens voorschrift 1850-1920, Amsterdam 1996, p. 133-136.

40 Ibid., p. 133. 41 Ibid.

42 Versieringskunst (met betrekking tot gebouwen) onderscheidde zich volgens De Kruyff ‘in geen ander opzicht […] van de vrije schilder- of beeldhouwkunst, dan hierin: dat een werk van decoratieve kunst wel gebonden, een werk der vrije beeldende kunst niet gebonden is aan een bepaalde plaats, Martis, p. 112-113.

43 R. Delvigne en J.J. Heij, In de schaduw van Cuypers. George Sturm (1855-1923), monumentaal

decora-teur, Amersfoort 2017.

44 Algemeen Handelsblad, 10/06/1861. 45 Ibid.

46 Algemeen Handelsblad, 02/02/1863, 30/08/1866 en 30/08/1861.

47 H. Vreeken, ‘Bij wijze van museum’: oorsprong, geschiedenis en toekomst van Museum

Willet-Holthuy-sen, 1853-2010, p. 136 en M. Andela, De Geldersche Toren. Landgoed aan de IJssel, Zutphen 2008, p.

73-76.

48 Bij zijn overlijden in 1906 had Hendrickx drie schildersateliers, twee in Amsterdam en één in Hilversum. M.Carasso-Kok, ‘Tjerk Reijenga (1858-1929), decoratieschilder’ in: Amstelodamum, Amsterdam 2016, p. 59.

49 Nadat hij eerder de plafonds geschilderd had van het eveneens door Ed. Cuypers ontworpen woonhuis met kliniek aan de Sarphatistraat 13/15, zie: Algemeen Handelsblad, 20/11/1889 en 14/12/1890. 50 De Quack was eerder als tekenaar werkzaam geweest bij de decoratie van het Rijksmuseum en het

Centraal Station. Op het bureau van Pierre Cuypers was hij circa een half jaar belast met de uitvoering ‘van decorative (sic) en ornamentteekeningen op groote schaal’, terwijl hij vele cartons voor ornament en tegelwerk uitvoerde. NA 2.04.13, Min. van Biza (Kunsten & Wetenschappen) 1875-1918, no. 210. Betreft lijst met rijksbouwwerken waar Jan de Quack de inrichting en/of het meubilair ontwierp etc. Zie: Getuigschrift P.J.H. Cuypers, d.d. 20/08/1886.

51 Ibid.

52 G. Schueller (uitg.), Bibliotheek voor de moderne Hollandsche Architectuur, derde deel, afl. no. 2, ‘G.

van Arkel. Architect – Amsterdam. Uitgevoerde gebouwen, projecten enz.’, Bussum 1917, p. 23. In het

archief van het architectenbureau Salm bevinden zich foto’s van schilderingen door Hendrickx uit 1890 die nog niet zijn toegeschreven, zie N.E. Middelkoop en D. Mulder, Archief van G.B. Salm en A. Salm

Gbzn., Amsterdam 2019, p. 19, inventarisnr. 244.

53 P.C. Ritsema van Eck, ‘De Koninklijke Wachtkamers in Den Haag’, in: Antiek, juni/juli 1975 (10e jrg. no. 1), p. 43-56.

54 Het Nieuws van den Dag, 05/04/1894.

55 Evenals Fabri en Hendrickx heeft Trautwein uiteenlopende decoratieopdrachten vervuld in paleizen, overheidsgebouwen, buitenplaatsen en kerken. Trautwein was als docent ornamenttekenen verbonden aan de Amsterdamse Teekenschool voor Kunstambachten. Het Nieuws van den Dag, 12/04/1895. 56 De Tijd, 18/06/1885.

57 Ibid. 58 Ibid., 08/04/1889. 59 Ibid., 12/10/1889. 60 Ibid., 25/03/1889. 61 Ibid. 62 Ibid. 63 Ibid.

64 Dit staat voor: ‘Gerechtigheid verhoogt een volk’. De volledige spreuk luidt: ‘Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën’. De signatuur van Trautwein is te zien onder de blote linkervoet van de scherprechter.

65 Algemeen Handelsblad, 15/03/1884.

66 De wapens van Winschoten en het Koninkrijk zijn hangend aan strikken afgebeeld. Onderaan het doek heeft Trautwein een W met een kroon geschilderd. De cartouche wordt vastgehouden door putti. De achtergrond heeft een traliewerk van bladeren met een ruitpatroon. De randversiering bestaande uit rolwerk en festoenen, wekt de illusie van een tapisserie.

67 J. Godon, La peinture sur toile imitant les tapisseries et application à la décoration intérieure, Londres 1877. Ik heb de Engelse vertaling geraadpleegd: Painted Tapestry and its application to interior

decora-tion. Practical lessons in tapestry painting with liquid colour, London 1879.

68 A. de Champeaux, Histoire de la Peinture Décorative, Paris 1890, p. 196. 69 Godon, p. vii.

70 Ibid., p. vi.

71 Ibid., p. 89 e.v. Aan de door de auteur geraadpleegde Engelse vertaling is een bedrijfsbrochure toege-voegd van ‘Lechertier, Bare, & Co.’, met een ‘List of colours and materials for tapestry painting, etc.’ 72 Ibid. In onverwarmde kamers konden ze ’s winters worden opgerold en opgeborgen, wanneer ze op een

frame bevestigd waren 73 Ibid., p. vii.

74 De bewijslast met betrekking tot de werkzaamheden van Stortenbeker voor de firma Horrix is overi-gens beperkt tot de inrichting van de voormalige zilverkamer op het paleis Noordeinde. Het is echter aannemelijk dat Stortenbeker meer decoratieopdrachten heeft uitgevoerd voor Horrix. T.M. Eliëns en A. Joshua van Scherpenzeel, Koninklijk goedgekeurd. Horrix en Mutters: twee Haagse meubelfabrikanten, Den Haag 2010, p. 42-43.

75 Zie hoofdstuk 3.

76 Samen met Frits Jansen (1856-1928) schilderde Kerling in 1888 een plafondstuk voor een salon in het genre Louis XVI ten behoeve van de Nationale Tentoonstelling van Oude en Nieuwe Kunstnijverheid in Den Haag. Beiden waren als docent verbonden aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten. Kerling als hoofdleraar in het ornament. Eliëns, Kunst. Nijverheid. Kunstnijverheid, p. 183 en Haagsche

Courant, 17/09/1885.

77 Nog in situ aanwezige schilderingen van Kerling bevinden zich te Den Haag in Sociëteit De Vereeniging (1885), Paleis Lange Voorhout (1901) en het woonhuis Javastraat 26 (1906). In Rotterdam in het woon-huis aan de Westerkade 27 (1886) en mogelijk in Villa Welgelegen aan de Parklaan 13 (1890). 78 Haagsche Courant, 17/09/1885 en Algemeen Handelsblad, 26/06/1885.

79 Voor de firma Pander ontwierp Kerling een uithangbord. Het is niet bekend of de Hagenaar ook ontwer-pen voor interieurschilderingen voor Pander vervaardigd heeft. Haagsche Courant, 11/03/1886. 80 Bijvoorbeeld op het SS Rotterdam, zie Rotterdamsch Nieuwsblad, 01/04/1908.

81 Maasbode, 24/10/1902.

82 Mutters III had tussen 1871-1873 twee jaar lessen boetseren gevolgd aan de Haagse Academie van Beeldende Kunsten. Daarna had hij zijn studie als ‘tekenaar en modelleur’ vervolgd in Parijs. Eliëns en Joshua van Scherpenzeel, p. 114.

KROM/keywords/kromhout

84 Door de driehoek toe te passen in zijn ontwerpen, trad Kromhout in de voetsporen van zijn vakgenoten Karel de Bazel (1869-1923) en Mathieu Lauweriks (1864-1932). De twee bevriende architecten onder-kenden als eersten in ons het land het nut van de driehoek bij het ontwerpproces. Y. Brentjes, K.P.C. de

Bazel (1869-1923). Ontwerpen voor het interieur, Zwolle 2006, p. 22-23, p. 38, 39 en p. 57 en 58.

85 HNI, KROM26-8.

86 http://rijksmonumenten.nl/monument/3403/american-hotel/amsterdam/ 87 http://resources.huygens.knaw.nl/I.W.M.Jager.

88 Amsterdamsche Courant, 16/05/1902.

89 E. Bergvelt (e.a.), Van neorenaissance toto postmodernisme. Honderdvijfentwintig jaar Nederlandse

interieurs, Rotterdam 1996, p. 119.

90 R.H. Smit Muller, De familie Bokhorst, Zwolle 2014. Zie voor een uitvoerig overzicht van uitgevoerde werken en ontwerpen van verschillende generaties Bokhorst: http://deventer-bokhorstkunst.nl/pages/ bokhorst-algemeen/.

91 L’Art Décorative, 21/06/1900, p. 115-119, via digi.ub.uni-heidelberg.de/diglit/art_decoratif1900-1901. 92 Collectie Drents Museum objectnr. E 1987-0408, via https://drentsmuseum.nl/nl/collectie.

93 M. de Bois, Chris Lebeau 1878-1945, Haarlem 1987, p. 193-199.

94 A. Kroon en A. Wagtberg Hansen, De speling van het licht. Glas in lood in Den Haag rond 1900, Den Haag 2009, p.18-19, 98-101, 104-105 en 130-131.

95 School voor Kunstnijverheid (SVK), inventaris, Haarlem/ Verzameling, HNI 2000, nr. toegang: SKHV. https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/archieven/details/SKHV/keywords/school%20voor%20kunstnij-verheid.

96 Het betreft een portfolio met 39 aquarellen. Of alle ontwerpen uit de genoemde periode stammen, is de vraag. Er zit bijvoorbeeld een ontwerp bij van de latere architect Anthonie P. Smits (1881-1957) die als leerling verbonden is geweest aan de School voor Kunstnijverheid. Het is echter onwaarschijnlijk dat hij als zevenjarige les heeft gehad van Sluyterman. Op het bedoelde ontwerp staat het getal ’94’. Waar-schijnlijk wordt hiermee het jaar 1894 bedoeld. HNI, SKHV_pf1-23.

97 HNI, SVK, p. 9/12.

98 Van Brederode zou later actief zijn als plateelschilder bij de kunstaardewerkfabriek Rozenburg, M. Singelenberg-Van der Meer, Nederlandse keramiek- en glasmerken, Gent 1985 (2e druk), p. 72. 99 Een soortgelijke compositie hanteerde Sluyterman in 1896 voor de wanden van één van de

wachtka-mers in station ’s-Hertogenbosch. Het gevogelte op het fries van Brederode werd door Sluyterman ver-vangen door insecten. Hilkhuysen, p. 67/68.

100 Het tijdschrift verschijnt tegenwoordig onder de naam Eisma’s Schildersblad.

101 Geïllustreerd Schildersblad gewijd aan de belangen van huis en decoratieschilders enz., no. 1 (1e jrg), 14/06/1899, p. 1/2.

102 Baars was betrokken bij de beschildering van de interieurs van het Vredespaleis. In 1910 richtte hij in Delft een schilderschool op. Nadat de interieurschilderkunst op haar retour was, zou Baars zich toeleg-gen op het ontwerpen van reclames en geveldecoraties. Kesler was opgeleid aan de Haarlemse Kunst-nijverheidsschool en zou zich specialiseren in het vervaardigen van reclameaffiches.

103 Volgens de definitie van De Kruyff waren dit geen sierkunstenaars, maar ambachtslieden. Aldus ontstond de hiërarchische trits, met de beeldend kunstenaar op de eerste plaats, gevolgd door de sierkunste-naar en vervolgens de ambachtsman. Gezien het gegeven dat er in de praktijk diverse specimina van ‘grensoverschrijding’ gegeven kunnen worden tussen de beeldend kunstenaar en de sierkunstenaar, lijkt enige nuancering op zijn plaats.

104 Geïllustreerd Schildersblad, 11/07/1899. De beschrijving heeft op een ander ontwerp betrekking, maar de techniek is natuurlijk dezelfde.

105 Ibid. Om de tekening op het te decoreren oppervlak over te brengen, had men een zogenaamde pauszak nodig. De pauszak bestond uit ‘een stuk oud linnen of katoen’ die gevuld werd met verbrande kranten en

met een touw was dichtgebonden

106 Geïllustreerd Schildersblad, 02/08/1899, no. 8, p. 2.

107 De klant kon uit een voorbeeldenboek het gewenste motief kiezen. Sjablonen werden door de deco-ratieschilder zelf gesneden of via een leverancier betrokken. De motieven werden op het te decoreren oppervlak aangebracht met zogenaamde reliëfrollers: ‘De verf werd met een tamponneerkwast op de ondergrond gefixeerd en daarna met een fijn penseel afgewerkt. Op deze manier konden motieven naar behoefte herhaald worden’. De beschrijving is ontleend aan een tekstbord in de schilderwerkplaats van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Het archief en de bibliotheek van het Schildersmuseum zijn ondergebracht bij NIMETO in Utrecht. De bibliotheek van NIMETO en het Schildersmuseum kunnen geraadpleegd worden via: https://nimeto.auralibrary.nl/auraicZoekenUitgebreid.aspx

108 R. Harmanni, Decoratieschilderingen in het pand Smelbrêge 6 te Stiens in breder perspectief, Amster-dam 2014, p. 11 (niet in de handel).

109 Kam wees in zijn publicatie ‘vele wonde plekken ’aan’ waar onze decoratieve kunst aan kwijnt, (…) met aanduiding in groote trekken van de beste geneeswijze’, aldus A. le Comte, in: Bouwkundig Weekblad (BW), (jrg. 7), 1 januari 1887, p. 4-5.

110 Ibid., 25/11/1886. De volledige titel luidt: ‘Die Kunst im Hause. Geschichtliche und kritisch-ästhetische

Studien über die Decoration und Ausstattung der Wohnung. Von Falke schreef zijn boek als

onderdi-recteur van het Kaiserliches Königliches Österreichischen Museum für Kunst und Industrie. Dit instituut voor toegepaste kunst was door Von Falke en zijn vriend Rudolf von Eitelberger-Edelburg (1817-1885) in 1863 opgericht, in navolging van het South Kensington Museum. https://dictionaryofarthistorians.org/ falkej.htm

111 Die Kunst im Hause (…) trug mehr wie jedes andere derartige Buch zur Klärung der Anschauungen auf kunstgewerblichem Gebiete bei, aldus de gezaghebbende Allgemeine Deutsche Biographie, via https:// www.deutsche-biographie.de/sfz15520.html

112 Art in the House. Historical, Critical, and Aesthetical Studies on the Decoration and Furnishing of the

Dwelling was gebaseerd op de 3e druk van Kunst im Hause.

113 Diverse artikelen van Von Falke werden vertaald in het Nederlands. M. Simon-Thomas, De Leer van het

Ornament, p. 131 en p. 254.

114 Von Falke, p. 173. Het is de Amerikaanse, geïllustreerde editie die door mij is geraadpleegd. Het boek kan gedownload worden via: https://archive.org/details/artinhousehisto00perkgoog. Zie voor de Duits-talige versie (2e dr. uit 1873) in gotisch schrift en zonder illustraties, http://reader.digitale sammlungen. de/de/fs1/object/display/bsb11156850_00027.html

115 ‘We must and should decorate an enclosed space as such, instead of trying to turn it into an open space,

a wood, or a garden; this would be an attempt to produce illusion, that is an attempt to deceive, and not an idealization of the object, or a harmonizing of artistic means with an end or an idea’ Ibid., p. 173. 116 Ibid., p. 175.

117 In navolging van Von Falke keurde Kam een plafondstuk af dat bestond uit ‘zwevende figuren ‘of ‘wat eenvoudiger als een blauwe lucht met drijvende wolken en vliegende vogels’, Kam, p. 188.

118 Kam, p. 188. 119 Von Falke, p. 240. 120 Kam, p. 21-35.

121 Ibid, p. 22. Zie ook Von Falke, p. 177. 122 Ibid.

123 Ibid, p. 25. ‘Versieren is veel te veel een kunst van wikken en wegen, van niet te veel en niet te weinig, dan dat men die zoo maar aan een gril van het oogenblik kan overlaten’.

124 Ibid.

125 Von Falke haalde het voorbeeld aan van de decoratieschilder die lichtaccenten (i.c. hoogsels) op pa-nelen en afgietsels beter deed uitkomen, door het penselen van grijze schaduwen Von Falke, p. 176. 126 Kam, p. 189.

127 Ibid.

128 Von Falke, p. 225. 129 Ibid, p. 240. 130 Ibid. 131 Ibid, p. 241.

132 Ibid., p. 242. ‘The creation of his fancy will be equally agreable to us whether he indulge in the graceful play of the arabesques, or introduce luxuriant flowers in glowing colors, disposed after the manner of Indian borders; nor shall we chide him if he should scatter litle figures of children, genii, amorettes, elfins, birds, or other animals through the leaves and tendrils of his scroll-work. We are even disposed to accept little pictures in graceful frames between the arabesques.

133 Ibid.

134 Zie Simon Thomas, p. 39 e.v., voor de ontwikkeling van het vlakornament in ons land, de belangrijkste Nederlandstalige publicaties en de Engelse oorsprong van deze vorm van interieurdecoratie.

135 Geïllustreerd Schildersblad, 14/06/1899, p. 2 en 3 ‘De beteekenis van het schildersvak in onze dagen’ 136 Ibid., p. 3. 137 Ibid. 138 Ibid. 139 RKDexplore 70518 t/m 70521. 140 Geïllustreerd Schildersblad, 14/06/1899, p. 3. 141 Ibid., 12/07/1904, no. 6, p. 2.

142 ‘Op den fellen strijd der laatste tiental jaren is thans een zekere rustpoos gevolgd. De leiders der mo-derne beweeging zijn niet meer zoo revolutionair als voor eenige jaren, en het algemeen streven leidt onmiskenbaar daarheen, om op den grondslag der verkregen resultaten, overwinningen op de conven-tioneele richting van den historischen stijl, rustig verder te bouwen aan de ontwikkeling en de geleidelijke verbetering der nieuwe denkbeelden.’Ibid., 26/08/1908, 10e jrg. No. 3, p. 50/51 ‘De ontwikkeling van het moderne decoratieschilderen’.

143 'Gaan wij nu eens na op welke wijze de hedendaagsche schilder zijne wanden plafonds enz. decoreert, zoo kunnen we vooreerst constateeren, dat evenals in andere kunstvakken, de lijn meer en meer op den voorgrond treedt en het plantaardige ornament verdringt'. Ibid.

144 ‘Het zuivere, zoogenaamde ‘steile’ naturalisme, dat voor ongeveer 10 jaar zowat de heerschappij

voer-de, heeft zoo goed als afgedaan, en in zijn plaats zien wij, zoals reeds gezegd is, lijnversieringen, zooals