• No results found

De meubeltoonzaal van de firma Allan in Utrecht aan het Janskerkhof 12 (1905)

5.13 Fabri en de stoommeubelfabriek Allan & Co

5.13.2 De meubeltoonzaal van de firma Allan in Utrecht aan het Janskerkhof 12 (1905)

Doordat het bedrijfsarchief van Allan & Co. nagenoeg verloren is gegaan, is er weinig bekend over wooninterieurs die door de meubelfabriek zijn ingericht.104 Dat de firma zich op dit vlak

probeerde te onderscheiden, blijkt uit de bijzondere locatie aan het Janskerkhof 12, waar de meu-belfabriek in 1905 zijn Utrechtse toonzaal onderbracht.105

(afb.87) Het Huis aan de Stammetsbrug was omstreeks 1725 verbouwd door de toenmalige burgemeester van Utrecht, Lu-cas van Voorst (1670-1738). Hij transformeerde het pand in een rijk aangeklede patriciërs-woning met decoratieve schil-deringen van De Wit (1696-1754) en Isaac de Moucheron (1667-1744).

Afb.87. Allan & Co., Janskerkhof 12 Utrecht. RCE 3.770. Foto Baer.

De monumentale woning was 15 jaar onbewoond geweest toen de firma Allan het in 1904 aankocht.106 Qua interieur gold het als één van de mooiste woonhuizen in Utrecht. Gezien de

vele vermogenden in Utrecht en omgeving was de locatiekeuze begrijpelijk. De producten van de Rotterdamse meubelfabriek konden geëtaleerd worden in een entourage die de beoogde clientèle zou aanspreken. (afb.88) Dat Allan het belang van de aanwezige schilderingen inzag, blijkt uit de opdracht aan architect J. van Nieukerken in 1907 om de plafondschildering van Jacob de Wit te restaureren.107 (afb.89)

In de rechter voorkamer boven de schouw hangt een bloemstil-leven van Fabri, in de trant van Marot. (afb.90) CAT 45 De

voorstelling verbeeldt een ensemble van klassieke zuilen, een meerkleurig gemarmerde piëdestal met daarop een tuinvaas met bloemboeket, een ara en een putto met een rode muts. Een bloemguirlande hangt over het voetstuk. De putto steunt met zijn linkerknie op een over het voetstuk gedrapeerd kleed. Het bloemboeket bestaat uit pioenrozen, tulpen (r.o), hortensia of Gelderse roos (l.o.), acanthusblad en daaronder het blad van de Iris.108

In de rechter achterkamer boven de schouw hangt een

lang-werpige grisailleschildering van Fabri. (afb.91) Hierop is een

muze afgebeeld, waarschijnlijk Terpsichore, aangezien zij een lier bespeelt. Bovendien lijkt het alsof Terpsichore zingt. Om de muze zweven drie putti. De putto boven Terpsichore heeft de handen gevuld met rozen, een verwijzing naar Venus of Flora. In beide gevallen is de betekenis gelegen in liefde en schoonheid. De putto onder Terpsichore reikt haar een eiken-takje aan. Dit staat symbool voor kracht. De kracht van de liefde, zo zou de boodschap van de voorstelling op dit schoor-steenstuk kunnen luiden. Fabri bevond zich met zijn beide schilderijen tussen twee grootmeesters van de decoratieve schilderkunst in goed gezelschap. Zijn decoratiestukken waren bedoeld om de klanten van de firma Allan te tonen dat de meu-belfabriek naast meubels en stoffering ook betimmeringen en decoratief schilderwerk leverde.

In een fotoalbum op paleis Het Loo bevindt zich een ongeda-teerde foto van Fabri met een schilderspalet, terwijl hij werkt aan een opdracht voor een grote grisailleschildering. Dit schil-derij vertoont overeenkomsten met het haardstuk dat hij voor

de Utrechtse toonzaal maakte. (afb.92) CAT 63

Afb.88. Allan & Co, Toonzaal Janskerkhof 12, 1906. Foto A. Bratsch, Het Utrechts Archief, cat. nr. 59302.

Afb.89. Janskerkhof 12, Plafondstuk Jacob de Wit. Foto J.H. Holm, 1912. Het Utrechts Archief, cat. nr. 59312. Afb.90. W.A. Fabri, Schoorsteenstuk Janskerkhof 12, ca. 1905. RKD 64161.

Afb.91. W.A. Fabri, Janskerkhof 12, ca. 1905. Terpsicho-re en 3 putti. RKD 64163.

Afb.92. W.A Fabri, omstreeks 1914. Het Loo Apeldoorn. RL7509-30.

Waarschijnlijk dateert de foto uit de periode dat hij voor de firma Allan werkte. In 1911 werd het pand Janskerkhof 12 en een groot deel van het historische interieur verkocht, waaronder de betimmering en de plafondstukken van De Wit.109 Het meubelmagazijn bleef nog wel enige tijd gevestigd aan het Janskerkhof.

5.14 Een villa in Oosterhout (1907)

Over woonhuisinterieurs gerealiseerd door de firma Allan, is weinig bekend. Een uitzondering vormt de Lodewijk XV-betimmering met schouw in het Slotje Limburg in Oosterhout. De betimmering is afkomstig uit het negentiende-eeuwse herenhuis aan de Heu-vel 9 in Oosterhout. (afb.93) Dit woonhuis met grijs gepleisterde gevels uit 1857, werd in 1907 ver-bouwd.110 Waarschijnlijk dateert de betimmering van de firma Allan uit hetzelfde jaar. De beschieting werd waarschijnlijk in de dertiger jaren overgebracht naar het Slotje Limburg. Dit fungeerde tussen 1938 en 1980 als raadhuis van de gemeente Oosterhout. De lambri-sering met schouw en haardstuk van Fabri werd ge-plaatst in de burgemeesterskamer.111 (afb.94) Het

be-treft een rijke betimmering van gefumeerd eikenhout met fraai gesneden rococo-ornamenten.

Behalve de schouw met schoorsteenstuk omvat de be-schieting met deuren afsluitbare boekenkasten. Het gesigneerde haardstuk van Fabri is gevat in een roco-colijst met karakteristieke kuif en een organisch plant-aardig ornament dat zich om de lijst slingert. De

voor-stelling van Fabri toont een idyllische pastorale in de trant van François Boucher (1703-1770) CAT 47.

Afb.93. Herenhuis, Heuvel 9, Oosterhout. RCE 129.029. Foto Tangel. Afb.94. W.A. Fabri, Schoorsteenstuk, Heuvel 9, RKD 106o35.

Op de voorgrond zit een plattelandsvrouw op een stenen bank. Achter haar staat een herder met een staf en brede hoed, waarschijnlijk haar echtgenoot. Voor de vrouw staat een meisje en naast haar ligt een baby op zijn buik. Achter ‘de wieg’ heeft Fabri een hoorn des overvloeds geschilderd. De zuigeling en de hoorn refereren mogelijk aan het mythologische verhaal waarin het kind Zeus gezoogd werd door de geit Amaltheia. Bij wijze van beloning werd één van haar hoorns veranderd in een hoorn des overvloeds, de cornucopia, waaruit nectar en ambrozijn stroomden. Neptunus is ook afgebeeld: de dolfijn op het voetstuk verwijst naar de zeegod. De allegorische betekenis van deze voorstelling is vermoedelijk Zeus als waker over de familie van de opdrachtgever.

5.15 De herinrichting van kasteel Broekhuizen (1907)

Een ronduit dramatische aanleiding voor een interieuropdracht aan vermoedelijk de firma Al-lan was de brand in kasteel Broekhuizen in Leersum. Dit kasteel brandde in 1906 grotendeels af

waarna de Utrechtse architect Johan Wentink (1879-1960) de opdracht verwierf om het landhuis in de oorspronkelijke staat te herstellen.112 (afb.95)

In de salon werden achttiende-eeuwse behangsels aangebracht en een bovendeurstuk met een voorstelling van een allegorie op de schilderkunst.113 (afb.96) CAT 49 De vervaardiger is niet

bekend. De van omstreeks 1907 daterende schilderin-gen doen de hand van Fabri vermoeden. In dat geval zal de betimmering geleverd zijn door de firma Allan. Het schoorsteenstuk boven een spiegel uit hetzelfde jaar stelt een fontein en een gezelschap in zeventiende-eeuwse kledij voor. (af b.97 en 98) Dit is mogelijk ook door Fabri ge-schilderd, gezien het coloriet en de voor zijn landschap-schilderingen typerende blad-slag.114

Afb.95. Kasteel Broekhuizen, Leersum.Foto Frans Strous.

Afb.96. Kasteel Broekhuizen; mogelijk W.A .Fabri, 1906-1907. RCE Beeldbank 354444. Afb.97. W.A.Fabri (toegeschreven), Schoorsteenstuk, circa 1907. RKD199170.

Afb.98. W.A. Fabri, Detail schoorsteenstuk. RKD 199170.

5.16 Het hoofdkantoor van de Holland-Amerika-Lijn in Rotterdam (1908)

Waarschijnlijk was Allan in 1908 betrokken bij de verbouwing van het hoofdkantoor van de Hol-land-Amerika Lijn (HAL) op de Wilhelminakade. (afb.99) Dit kantoorgebouw kwam in 1901 tot stand, naar ontwerp van de architecten Jan Muller (1847-1928) en Constant Droogleever For-tuyn (1846-1928).115 In 1908 en 1919 vonden uitbreidingen plaats onder regie van de architecten Muller en Chr. van der Tak (1872-1943). Dit doordat de scheepvaartmaatschappij meer kantoor-ruimte nodig had. Op de eerste verdieping van het gebouw (het huidige hotel New York) bevindt zich de voormalige hal bij de directiekamer, waarvan de betimmering de signatuur draagt van de firma Allan. De relatie met Allan ligt voor de hand, omdat de meubelfabriek sinds 1905/1906

betrokken werd bij de inrichting van de schepen van de Holland-Amerika Lijn. Tot dan waren die werkzaamheden exclusief opgedragen aan de Haagse firma Mutters. Van de werkzaamheden door Allan aan het hoofdkantoor is geen factuur teruggevon-den in het bedrijfsarchief van de HAL. Van Mutters bestaat er wel een factuur, maar die heeft betrekking op de verbouwing in 1919.116 Toch heeft het er alles van dat niet

de firma Mutters, maar de firma Allan de betimmering heeft aangebracht. De licht geschilderde wandbetimmering in het genre Lodewijk vertoont overeenkomsten met de beschieting die Allan in 1913 vervaardigde voor de veranda van de Statendam II. De sleutel biedt het tegeltableau in het middelste vak van de achterwand dat bij de verbouwing tot hotel helaas is verdwenen. Het tegeltableau verbeeldt een zeventiende-eeuws koopvaardij-schip met volle zeilen uit de tijd van de Republiek. (afb.100 en 101) CAT 50 Op het achterdek

van de driemaster wappert fier de Nederlandse driekleur. Boven het schip heeft de kunstenaar een wereldbol aangebracht met daarop vijf putti. Vier ervan symboliseren waarschijnlijk de vier werelddelen. Links van de aardbol houdt een putto een hoorn des overvloeds in zijn arm waaruit korenaren steken, een allegorie van het werelddeel Afrika. Hieronder zweeft een putto met een bloemkrans op het hoofd, waarmee het continent Azië aangeduid wordt. Een derde putto houdt een mand vast, waarschijnlijk wordt hiermee Europa bedoeld. De vierde putto zou dan symbool moeten staan voor het werelddeel Amerika. Bovenop de wereldbol staat een putto met een vlag in zijn hand, de witgroen gekleurde banen van deze vlag zijn de kleuren van de Holland-Amerika-Lijn (en de stad Rotterdam). Onder het schip zien we de Stars and Stripes en de Nederlandse Leeuw, die door een guirlande met elkaar verbonden zijn. De betekenis hiervan spreekt voor zich.

Afb.99.Voormalig hoofdkantoor HAL. RCE 513872.

De ontwerper was waarschijnlijk Willem Fabri. Dit kan men opmaken uit de kenmerkende wij-ze waarop de putti zijn uitgebeeld. Bovendien zijn er soortgelijke tegeltableaus van zijn hand bekend. Qua datering moet, gezien de toegepaste vormentaal, eerder aan 1908 dan 1919 worden gedacht. Het sectieltegelwerk waarvan dit tableau een proeve is, werd voor het eerst rond 1900 op de markt gebracht door Adolf le Comte. Bij deze techniek vormen de hoofdlijnen van de compositie het uitgangspunt voor het snijden van de tegels. Voorheen waren tegeltableaus op-gebouwd uit vierkanten, die de compositie op willekeurige wijze doorsneden. Door toepassing van de sectieltechniek ontstond een rustiger totaalbeeld, doordat de voegen de hoofdlijnen van de compositie volgden. Daarmee werd de tekening geaccentueerd.117 Dat is goed te zien op het tegeltableau. De wolken zijn als het ware omkaderd door de voegen, waardoor er een sterker contrast ontstaat met de omringende lucht. Hetzelfde geldt voor het kielwater achter de boot. Er is nog een vertrek in het hotel waarvan de betimmering mogelijk kan worden toegeschreven aan de firma Allan. Het betreft een voormalige directiekamer. In dit vertrek hing destijds een zeeslag boven de haard, die onmiskenbaar deel uitmaakte van de kostbare mahoniehouten betimmering118. Het is mogelijk dat dit schilderstuk van de hand van Fabri is. Willem Fabri heeft diverse zeeslagen geschilderd als onderdeel van een betimmering, waaronder waarschijnlijk in twee woonhuizen van architect Jan Verheul Dzn die zijn afgebroken. In de collectie van het Rot-terdams Museum bevindt zich een zeeslag van Fabri die afkomstig is uit de nalatenschap van de schilder. Dit schilderij, de enige zeeslag van Fabri in een museale collectie, geeft een goede indruk van een dergelijk decoratiestuk.119 (afb.102)

Hoofdstuk 5 - Noten

1 Doordat het archief van de firma Eckhart is verdwenen, is de exacte datum onbekend. De chroniqueur van het Aesthetisch Genootschap, J. Verheul Dzn., is de enige bron: ‘Nadat hij (i.c. W.A. Fabri) on-geveer 17 jaar als chef-decorateur bij de bekende Rotterdamsche firma C.H. Eckhart was werkzaam geweest (...) vestigde hij zich omstreeks 1893 hier ter stede als zelfstandig schilder-decorateur’. J. Verheul Dzn, Het Aesthetisch Genootschap te Rotterdam, Rotterdam 1903, p. 27-28.

2 ‘De met medaillons versierde zijwanden worden door een rood-marmeren lambriseering gedragen, terwijl de rand van het als damast bewerkt plafond door fraaie afwerking, zuivere lijnen en zachte kleu-ren bijzondere aandacht waard is. Vooral de hoekstukken, die met de overige ornamentatie van hop-bladeren den bezoeker een duidelijke voorstelling geven van de bedoeling dezer localiteit, zijn goed bewerkt. Het geheel maakt een recht aangenamen indruk’. Rotterdamsch Nieuwsblad, 13/02/1891.

3 SAR, J 81, Jaarverslag Vereeniging Bouwkunst en Vriendschap 1888, p. 23.

4 Ibid. Op deze leestafel trof men kranten aan zoals de Nieuwe Rotterdamsche Courant en het

Rot-terdamsch Nieuwsblad, maar ook vakbladen als het Bouwkundig Weekblad, de Ambachtsman, De Ingenieur en De Schilder.

5 SAR, 547, nr. 18, Vereeniging Bouwkunst en Vriendschap (plakboeken). 6 Ibid., reglement van de Vereeniging Bouwkunst en Vriendschap.

7 Sinds 1879 was Miedema leraar boetseren en ornamenttekenen aan de Academie van Beeldende Kunsten. Rond 1900 gold hij als de meest vooraanstaande beeldhouwer in Rotterdam.

8 Architect H. Weeldenburg liet zelfs al het beeldhouwwerk aan zijn gebouwen uitvoeren door Simon Miedema. Koopmans, p. 57 en 308-309.

9 SAR, J81, Jaarverslag 1890-1891, p. 27. 10 Ibid, p. 26.

11 SAR, 547, nr. 18.

12 Museum Paleis Het Loo, Archief Fabri, RL no. A2405-27, 28, 29, 30. Mogelijk betreft het nooit uit-gevoerde ontwerpen die bedoeld waren om te tonen aan potentiële klanten. Het betreft kamerwanden met wandbehangsels en schoorsteen- c.q. bovendeurstukken als grisaille geschilderd. De behangsels zijn gestoffeerd met landschappen, waarvan enkele met klassieke bouwwerken, bossages, waterpar-tijen en figuren. Op de grisailles zijn putti en godinnen afgebeeld.

13 Deze foto’s zijn gemaakt door het lid H.J. van Dorp (1844-1928).

14 Fabri was lid van 1883-1886 en vervolgens van 1896-1902. De ledenlijsten over de periode 1893 tot 1896 ontbreken, dus mogelijk heeft zijn tweede lidmaatschap eerder een aanvang genomen. Zie SAR, J 231, Jaarverslagen Aesthetisch Genootschap.

15 Behalve de opgetekende herinneringen van Verheul die onder noot 1 genoemd worden, vormen kran-tenberichten en de in het Gemeentearchief bewaarde jaarverslagen de belangrijkste bronnen. 16 Verheul Dzn, p. 8, statuten art. 2.

17 De vergaderingen van de afdeling Beeldende Kunsten vonden plaats in een afgescheiden ruimte waar-van de wanden bekleed waren met schetsen en tekeningen waar-van de leden en waar-van de gasten die de bij-zondere vergaderingen bijwoonden. Dat waren niet de minste beeldende kunstenaars. Verheul noemt onder meer Alma Tadema, A. Neuhuijs, de gebroeders Maris, H. W. Mesdag en G.H. Breitner. Verheul Dzn., p. 31-32.

18 Zie Verheul Dzn., p. 48-49 voor het overzicht van meest succesvolle tableaux vivants.

19 Ibid., p. 43-44, voor een beschrijving van de werkwijze die raakvlakken vertoont met het beschilderen van toneeldecors.

20 Adriaan de la Rivière (1857-1927) was tussen 1901-1923 leraar ornament aan de Rotterdamse Kunstacademie en Jan Weiland (1856-1909) docent ornamenttekenen tussen 1901-1909. Zie: W. van Giersbergen, Rotterdamse meesters, Leiden 2012, p. 214.

22 Verheul Dzn., p. 56.

23 A.J. Teychiné Stakenburg, (eindred.), Uit de kunst; 75 jaar Rotterdamsche Kunstkring, Rotterdam 1985, p. 15.

24 Verheul Dzn., p. 72

25 SAR, Handschriftenverzameling, inv.nr. 2830, p. 728/730.

26 H. Baaij en J. Oudenaarden, Monumenten uit Rotterdam, Rotterdam 1992, p. 16-17.

27 Ook in Zandvoort (1882) en Den Haag (1884-1885) heeft Van Wijk winkelpassages ontworpen.

Rot-terdamsch Nieuwsblad, 09/03/1891.

28 J. Boddaert, ‘Westzeedijk 102’, in: Roterodamum: architectuur van vroeger in het Rotterdam van nu, aflevering 17, Rotterdam 1991.

29 Dit verhaal werd aan de auteur verteld door wijlen Ton Martens.

30 Evenmin als het pand Eendrachtsweg 35 dat eerder aan de orde kwam, is museum Meermanno een woonhuis. Toch heb ik de beide panden qua beschrijving ondergebracht bij de categorie woonhuis aangezien het oorspronkelijk woonhuizen waren.

31 Het citaat komt uit het Algemeen Handelsblad, 20/03/1894. Zie verder R.E.O. Ekkart en T. Martin, ‘De 19e- eeuwse museuminrichting van het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum’, in: Nederlands

Kunsthistorisch Jaarboek 1980, dl. 31, 1981, p. 516.

32 Ekkart en Martin, p. 517.

33 Archief Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum (RMW), correspondentie 1892-1893, onderhand-sche overeenkomst tussen Jacobus van Lokhorst en de firma C.H. Eckhart d.d. 27 februari 1893. 34 Algemeen Handelsblad, 20/03/1894.

35 Ekkart en Martin, p. 519.

36 RMW, onderhandse overeenkomst tussen Jacobus van Lokhorst en de firma C.H. Eckhart d.d. 31 oktober 1893.

37 Algemeen Handelsblad, 20/03/1894.

38 Ekkart en Martin dateren de boogschilderingen mijns inziens abusievelijk op 1879. Zij stellen in hun ar-tikel dat Fabri de twee decoratiestukken zou hebben vervaardigd ‘als jong kunstenaar of gratis of tegen betaling uit een niet aanwijsbare bron’. Zij blijken onkundig van het feit dat Willem Fabri in 1879 chef-decoratieschilder bij de firma Eckhart was. De suggestie dat hij de schilderingen ‘als jong kunstenaar’ om niet zou hebben vervaardigd, kunnen we dan ook naar het rijk der fabelen verwijzen, (zie ook noot 37). Onderzoek op locatie door mij en de toenmalige conservator Jos van Heel, toonde aan dat er ‘94’ staat i.p.v. ‘79’. Zie: Ekkart en Martin, p. 524, noot 18.

39 De door het Algemeen Handelsblad genoemde voorstelling van de nijverheid, is lastig te duiden op basis van de voorstelling. Het is echter evident dat er zonder kennis geen sprake van nijverheid kan zijn.

40 Archief RMW, correspondentie 1892-1893, brief aan de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 23/02/1892 betreffende ‘opluistering van het museum’.

41 Algemeen Handelsblad, 20/03/1894.

42 De uit 1725 daterende plafondschildering van De Wit, die eens het woonhuis aan de Nieuwe Haven nr. 37 sierde, is te zien in het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen.

43 A. van der Blom e.a., Nederlandse schilderkunst tussen detail en grandeur, Alphen a/d Rijn 1997, p. 124. 44 M.D. Ozinga (1902-1968) deed in de dertiger jaren van de vorige eeuw verslag van wat er resteerde

in een tweetal krantenartikelen. M.D. Ozinga, ‘Het Rotterdamsche koopmanshuis in zijn bloeitijd, het interieur’, in: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 04 en 05/11/1933.

45 Zie bijvoorbeeld Het Haringvliet, Schiedam 1976, p. 43-45. 46 Het nieuws van den dag, 30/11/1911.

47 Rotterdams Jaarboekje, Rotterdam 1931, p. 157.

48 M.D. Ozinga, ‘Het Rotterdamsche koopmanshuis in zijn bloeitijd, het interieur, deel II’, in: Nieuwe

49 SAR, XXV 290.01.03, Negatiefnummer AD-50-18 (plafondschildering), AD-50-17 (schoorsteenstuk). De foto’s dateren uit 1904.

50 Nationaal Museum Paleis Het Loo, RL. no. A 2405-74.

51 Dit schoorsteenstuk was bestemd voor de werkkamer van koningin Wilhelmina op paleis Noordeinde. Zie hoofdstuk 8, p. 119/120.

52 H.F. van Herwijnen, ‘Een bijzondere plafondschildering krijgt zijn definitieve bestemming’, in: Nieuwe

Drentse Volksalmanak: Jaarboek voor geschiedenis en archeologie, Assen 2012, p. 1-16. Sommige

passages zijn rechtstreeks ontleend aan dit artikel.

53 Gerard de Lairesse was waarschijnlijk de eerste kunstschilder in ons land die dit in de praktijk bracht. 54 Voor een gedetailleerde beschrijving zie: H.M. van den Berg, ‘Het huis Laarwoud te Zuidlaren’,

KNOB-Bulletin 1960, p. 56, 58 en 60.

55 Van Herwijnen, p. 2-7. Het is denkbaar dat De Milly toen al met de gedachte speelde om het origineel in bruikleen te geven aan het Provinciaal Museum in Assen. Als provinciebestuurder was hij onder meer verantwoordelijk voor het in 1854 opgerichte Provinciaal Museum.

56 Drents Archief (DA), inv.7, Provinciaal Museum van Drenthe, notulen museum vergaderingen 1891-1901, dl. III, 23/10/1897.

57 Door mij en Johan de Haan in 2012 geconstateerd tijdens een inspectie in het depot van het Drents Archief.

58 ‘De havezathe Laarwoud te Zuidlaren’, in: Buiten, 03/08/1912, p. 367 e.v.

59 RKDimages, 105592. Het schouwstuk wordt door de RKD gedateerd tussen 1900-1924. 60 Van Herwijnen, p. 5.

61 Van den Berg, p. 56.

62 Dit blijkt uit ‘eene missive van den heer W.A. Fabri, kunstschilder te Rotterdam’ aan het bestuur van het Provinciaal Museum, DA, Provinciaal Museum, notulen 21/07/1898.

63 Ibid., notulen 25/11/1897 (verdoeking) en RKDimages 105585 objectgegevens (overschildering). 64 Zie het linker plafondstuk op afbeelding 77.

65 Ibid., notulen 28/04/1898. 66 Ibid., notulen 21/07/1898.

67 Algemeen Handelsblad, 07/08/1901, Avond; ‘Archief- en Museumgebouw te Assen’. 68 Van Herwijnen, p. 13.

69 Hoogstwaarschijnlijk de Schiedamse oliehandelaar B.H. Schelling, https://www.stadsarchief.rotter-dam.nl/bh-schellingoliehandel

70 Gemeente Den Haag, DSO, fotonummers: 4740-01, 4740-2, 4740-3, 4740-5.

71 Museum Paleis Het Loo, RL no. A2405-76. Linksonder de foto op het karton staat ‘W.A. Fabri schilder’ en rechtsonder de naam van de opdrachtgever ‘B.H. Schelling Groot Hertoginnenlaan Den Haag’. 72 Het huis aan de Herengracht was eveneens modern geoutilleerd. Zo beschikte het als eerste

par-ticuliere woning in Den Haag over centrale verwarming met koperen buizen en radiatoren die Eduard Rose had laten aanleggen. A.J.M. de Haan, ‘Het huis aan de gracht’, in: Die Haghe Jaarboek 1974, Den Haag 1974, p. 166.

73 Bouwhistorische documentatie en waardebepaling ’s Gravenhage Herengracht 19/19a, Rijksgebou-wendienst, 1986, p. 11.

74 P. de Ruyter, Rapportage van de restauratie van 8 schilderingen op doek en de plafondschildering

(zetel van het Kabinet voor Antilliaanse en Arubaanse Zaken), Delft 1990, p. 5.

75 Dat geldt ook voor de drie gebogen panelen in de toog van de doorgang naar het trappenhuis die met een Louis XV- ornament versierd zijn. Zie: Bouwhistorische documentatie en waardebepaling, p. 28. 76 Zie hoofdstuk 3 noot 30.

77 De gebogen paneeldeuren aan weerszijden van de doorgang naar het trappenhuis werden in 1970 ontdaan van hun ‘geschilderde bovenpanelen en geciseleerde belegsels’. Onbekend is of deze boven-panelen uit 1899 of 1911 dateerden. Zie Bouwhistorische documentatie, p. 29.

78 Zowel de plafondschildering als de wandschilderingen zijn aangebracht op linnen doek. De