• No results found

Het einde van een familiebedrijf

Oprichter en naamgever Christiaan Eckhart kwam reeds in 1896 te overlijden, nog geen 50 jaar oud. Net als zijn vader leed hij aan een ongeneeslijke hartkwaal. In de wetenschap dat hij niet oud zou worden, werd zijn zoon Christaan Eckhart jr. (1883-1946) al op 4-jarige leeftijd door hem in de fabriek opgeleid tot meubelmaker. Uit die tijd dateren enige roerende proeven van be-kwaamheid van de kleine Christiaan. Bij het overlijden van C.H. Eckhart was diens zoon te jong om de vacante plek van directeur te kunnen innemen. Compagnon Gerard Rijken kwam er dus alleen voor te staan. Tot 1905 zou hij de meubelfabriek op eigen kracht leiden, hoewel het hem steeds meer moeite kostte producten van de meubelfabriek te laten aansluiten op veranderende opvattingen qua meubelkunst. Sinds de oprichting in 1877 had de fabriek een ongewijzigde koers gevaren qua assortiment..

De architect Eduard Cuypers (1859-1927) slaagde erin om zowel moderne- als historiserende meubels met een eigen cachet te ontwerpen. Ed. Cuypers was de grondlegger van het Amster-damse Atelier voor Decoratieve Kunst ‘Het Huis’. Dit kunstnijverheidsatelier voerde ontwerpen uit voor woninginterieurs van Cuypers, maar ook andere architecten konden hun opdrachten bij ‘Het Huis’ plaatsen. ‘Het Huis’ beschikte daartoe onder meer over een meubelmakerij. Die was echter te klein om de vele meubelontwerpen te kunnen produceren.66 Vandaar dat Ed. Cuypers op zoek ging naar een meubelfabriek, die een deel van de ontwerpproductie voor haar rekening

kon nemen. Tijdens zijn zoektocht kwam hij terecht bij de Rotterdamse Meubelfabriek voor-heen C.H. Eckhart. De opdrachten die Eckhart gedurende enkele jaren van ‘Het Huis’ ontving, werden naar tevredenheid uitgevoerd. Geleidelijk ontstond van beide kanten de behoefte aan een inniger samenwerking. Het mes sneed daarbij aan twee kanten. ‘Het Huis’ kon voorzien in het artistieke leiderschap, waaraan de Rotterdamse meubelfabriek na de dood van C.H. Eckhart behoefte had. Tegelijkertijd kon Cuypers zijn productiecapaciteit uitbreiden, zodat ‘Het Huis’ alle opdrachten in eigen beheer kon uitvoeren. De samenwerking kreeg gestalte in de ‘Naam-looze Vennootschap Meubelfabriek voorheen C.H. Eckhart’. Daarmee kwam een einde aan het familiebedrijf.67

Hoofdstuk 4 - Noten

1 K. Hazelhet, Toen schilderen nog een ambacht was, Zwolle 1993, p. 10-11.

2 Ibid., p. 34. De lambriseringen in vestibules en gangen waren vaak gedecoreerd met marmerimitatie. Marmerimitatie werd ook toegepast in badkamers en keukens. Ook deuren werden gedecoreerd met houtimitaties, veelal een duurdere ‘houtsoort’.

3 De goede reputatie van dit bedrijf blijkt uit de opdracht tot beschildering van de ontvangstkamer van prins Hendrik op paleis Noordeinde in 1900. Dit vertrek werd door de firma Eckhart gestoffeerd en ge-meubileerd. R. Cleverens, De Koningsvleugel, geschiedenis van de particuliere appartementen in het

Paleis Noordeinde; een reconstructie, Hilversum 2001, p. 71.

4 C.P. Krabbe, Kasteel ‘Oud Wassenaar’ en het ontstaan van de Delftse Renaissance’, in: De Sluitsteen, (1991), nummer 2-3, 78-79.

5 Waarschijnlijk werd het materiaal toegepast voor versieringen van spiegellijsten. Eckhart paste carton-pierre ook toe voor het maken van versierende delen van meubels. In Le Panthéon de ‘l’ Industrie is sprake van een ‘console pour vestibule’ die gedecoreerd was met ‘de sujets de différentes couleurs, imitant la faïence’. Blasson des Pierres, p.126.

6 Van Voorst tot Voorst, p. 452.

7 De firma Eckhart bracht in 1898 in de salon van koningin Wilhelmina op Paleis Soestdijk een lambrise-ring aan, ‘rijk vercierd met lijsten in cartonpierre’. Ook vervaardigde de firma ‘2 dagstukken op paneelen voor de deurportiek vercierd met cartonpierre bloemfestoens’, alsmede ‘een rondgaande getimmerde houten kroonlijst met vercierde consoles en hoekstukken in cartonpierre’. Zie KHA, E9d1-IIICb-8. 8 Het ornamentwerk van carton-pierre bestond onder meer uit guirlandes met geplooide linten en

strik-ken. Het muntte uit ‘door de keurige bewerking en de zuiverheid van vormen, zoodat de uitvoering aan de firma Eckhardt (sic) te Rotterdam tot eer verstrekt’. E. Gugel, ‘Het kasteel Oud-Wassenaar’, in: Eigen

Haard 6 (1880), p. 58.

9 Vriendelijke mededeling van Richard Harmanni die de initialen J.S. op dit bovendeurstuk wist te loka-liseren.

10 In het adresboek van 1888 staat T.L. Kanters vermeld als timmerman. Vanaf 1891 noemt hij zich archi-tect en timmerman. In 1915 is er sprake van ‘Kanters & Zonen, T.L., Archiarchi-tecten, timmerl. en metsel.’ Het mes sneed zo aan twee kanten. Kanters ontwierp huizen, maar liet ze ook bouwen. SAR, adresboeken. 11 Rijksmonumenten Centrum – Cool, www.nieuws.top010.nl.

12 Van der Velden organiseerde diners, bals en recepties. Rotterdamsch Nieuwsblad, 28/03/1887. 13 Ibid. In de vestibule hing een plafondstuk, dat mogelijk eerder door de firma Eckhart was aangebracht. 14 Ibid.

15 Ibid. De verslaggever liet zijn lezers weten dat hij al eerder kennis gemaakt had met diens werk, op een tentoonstelling van aquarellen en schilderijen van leden van de Lucas-confrèrie.

16 Ibid. Dit schoorsteenstuk, ongetwijfeld van Fabri, is helaas niet meer aanwezig.

17 Ibid. De niet meer zichtbare spreuken luidden ‘Jong bij oud’, ‘Heet bij koud’, ‘Spreek wat waer is’ en ‘Drink wat klaer is’.

18 Ibid. Waarschijnlijk betrof het de toneelgordijnen. Het toneel en de kleedkamers waren waarschijnlijk ook door de firma Eckhart ingericht.

19 Van deze schildering wordt reeds gewag gemaakt in het Rotterdamsch Nieuwsblad van 28 maart 1887. Mogelijk werd het plafondstuk pas in 1888 voltooid.

20 Men dient zich daarbij te realiseren dat het plafondstuk bedoeld was ter opluistering van de feestzaal van Maison Van der Velden. Het ging daarbij om het bereiken van een optimaal decoratief effect ter ondersteuning van de functie van de feestzaal.

21 Dit plafondstuk bevindt zich niet meer in situ.

22 Beiden waren betrokken bij de oprichting van de Nederlandsche Handelshoogeschool, de latere Eras-mus Universiteit.

23 ‘De nieuwe sociëteit van het R.S.C’, in: Nieuwe Rotterdamsche Courant, ochtendblad B, 17/09/1918. 24 P. Jessen, Das Ornamentwerk des Daniel Marot, p. 74, geraadpleegd via

https://www.ub.uni-heidel-berg.de/helios/digi/digilit.html.

25 Rotterdamsch Nieuwsblad, 14/10/1918.

26 Het kadastrale nummer is F 5251. Zie ook Monumenten Inventarisatie Project Zuid-Holland, objectnum-mer: ZH-G-020-534-03.

27 W. van der Sar en H. van Herwijnen, ‘Een zeldzame interieurdecoratie aan de Spoorsingel’, in: Delft;

cultuurhistorisch magazine voor Delft 17, (2015), p. 11-14.

28 De volledige aan Hippocrates toegeschreven spreuk luidt: ‘ars longa vita brevis’. 29 Mondelinge mededeling van de vorige eigenaar (i.c. Bodega Hofman) aan de auteur.

30 En wel in diens ‘Remedia amoris’ (Boek XI: regels 187-188). Zie: Yvette Bruijnen (e.a.), De vier

jaargetij-den in de kunst van de Nederlanjaargetij-den 1500-1750, Zwolle 2003, p. 75.

31 M. Meijsing, Oude Delft 24. Grachtenhuis met bijzonder interieur uit 1883, geraadpleegd via https:// www.achterdegevelsvandelft.nl/huizen/Oude%20Delft%2024.html.

32 De grootmoeder van J.D. Schultz was een barones Van Verschuer. De moeder van zijn halfbroer J.Ph. was een barones van Sloet van Tweenijenhuizen. Een dochter van het echtpaar Schultz-de Raadt zou in 1895 in het huwelijk treden met Henri Vriesendorp, een telg uit een ander bekend Dordts geslacht. Kortom, de familie Schultz van Haegen was van deftige huize, een mooie illustratie van de voorname klanten van de Rotterdamse meubelfabriek. Deze informatie is ontleend aan het Blauwe Boekje, jaar-gang 1910.

33 Vereniging Hendrick de Keyser, Jaarverslag 2007, Amsterdam 2008, p. 13.

34 Onderzoek wees uit dat de grenen lambrisering van de voorsalon, met uitzondering van de achttiende-eeuwse betimmering aan de binnenkant van de voorgevel, uit het derde kwart van de negentiende eeuw dateert. Dat geldt ook voor de omlijsting van de deur naar de achtersalon. Uit hetzelfde onderzoek bleek dat de lambrisering oorspronkelijk voorzien was van een donker eikenhout-imitatie. Daarmee kon de opdrachtgever kosten uitsparen, zonder dat de betimmering een goedkopere uitstraling kreeg. Mon-delinge mededeling aan de auteur door wijlen de Delftse restaurateur Pieter de Ruyter (1944-2015). 35 Vereniging Hendrick de Keyser, Jaarverslag 2011, Amsterdam 2012, p. 23. Volgens Hendrick de Keyser

zijn sommige ornamenten geschilderd met een zwierigheid die typisch is voor de Jugendstil. Overigens valt er wel iets af te dingen op de bewering dat de toegepaste kleuren in de achtersalon typisch Jugend-stil zijn. In zijn uit 1880 daterende artikel over kasteel Oud-Wassenaar schreef Gugel dat het toenemend gebruik van stucwerk in het interieur resulteerde in de vervanging van de ‘warmer en donkerder kleuren der vroeg-renaissance (…) door verguldsel en door lichtere tinten, waarin lichtroze en lichtblauw door-gaans den boventoon voeren’. Gugel, p. 65.

36 Het nabootsen van tegelwerk kent een lange traditie. Dingeman Korf, Tegels, Bussum 1961 (2e druk), p. 58.

37 De consoletafel met spiegel en imitatie-majolica die de firma Eckhart in 1877 exposeerde, zal op een soortgelijke wijze gedecoreerd zijn geweest.

38 Visée is waarschijnlijk H. Visée & Zoon schilders waarvan de zaak gevestigd was aan de Linker Rot-tekade 39 in Rotterdam. Bikkers is vermoedelijk de schilder L. Bikkers die aan de Weenastraat 5 woonde. Hij zou zich in 1893 met twee andere schilders van de firma Eckhart associëren tot ‘Van Hattem, Tieman & Bikkers’, schilders en décorateurs wier bedrijf in 1895 gevestigd was aan de Dwars-Bierstraat 9 in Rotterdam.

39 J. Kamphuis(e.a.) Villa Welgelegen, Parklaan 15 Rotterdam. Bouwhistorische aantekening, Delft 1997. 40 Ibid., p. 16 en p. 76. De eikenhouten betimmering van de lambrisering en de schouw genre Lodewijk

XIV sluit niet naadloos aan op het plafond. Zo lopen de gestucte kroonlijst en de koof achter de schouw door, in plaats van dat zij daarmee één geheel vormen. Het haardstuk en de schouw vormen daaren-tegen een eenheid. Het lijkt erop dat de betimmering en de decoratieve beschildering tegelijkertijd zijn aangebracht.

41 RKDexplore 72166.

42 Wijlen restaurateur Pieter de Ruyter met wie ik destijds het haardstuk van dichtbij bestudeerd heb, was dezelfde mening toegedaan. Hij concludeerde dat dit geen ‘Fabri’ was.

43 Er bestaat een foto van circa 1900, waarop vaag een bovendeurstuk met bloemstilleven te zien is. SAR, cat. nr. 1981-177, G76628.

44 Kamphuis, p. 74. 45 Ibid., p. 79. 46 Zie hoofdstuk 1. 47 Kamphuis, p. 79.

48 Ibid p. 16. Op de schuifdeuren van het pand Roodenburch in Dordrecht, waarvan zeker is dat Fabri betrokken was, is een wierookvat geschilderd waaruit rook kringelt.

49 Daarmee sloot deze decoratie aan op het Lodewijk XV-interieur dat in het midden van de achttiende eeuw in de achterkamer was aangebracht. Volgens informatie van de Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie dateert het plafond vermoedelijk ook uit de achttiende eeuw, ook al zijn het gebruikte kleurenpalet en de geschilderde decoraties laat negentiende-eeuws, zie: RKDexplore 106965. 50 Rond 1900 vertrok de laatste particuliere bewoner. Het ligt derhalve voor de hand dat de verbouwing

ruim daarvoor, waarschijnlijk omstreeks 1890, heeft plaatsgevonden. Het Zeepaert had toen nog het huisnummer 59.

51 Hooijmeijer en Kamphuis, p. 96. De letters waaruit het monogram op één van de glas-in-loodramen in de serre is samengesteld, hebben nog niet tot een definitieve identificatie geleid. De letters verwijzen mogelijk naar A. le Comte.

52 Dienst voor het kadaster en de openbare registers te Rotterdam, perceelnummer AF 1134, 909/21 (aankoop 05/05/1890). Ten tijde dat Van Ommeren het pand kocht, was het huisnummer 65.

53 Y. Bruijnen (e.a), p. 98. Op het plafondstuk betreft het de klassieke elementen vuur (rokende fakkel), aarde (de schop), water en lucht (blaasbalg).

54 R. Harmanni, Maurtisweg 55 te Rotterdam. Waardestelling interieur, onderzoek in opdracht van de ge-meente Rotterdam, maart 2016. Met dank aan Richard Harmanni die de gedecoreerde deur onder mijn aandacht bracht.

55 Het tentoongestelde carton-pierre stak qua bewerking gunstig af bij hetgeen ‘de heeren J.H. en S.J. van Duinen’ uit Muiderberg exposeerden, Algemeen Handelsblad, 03/08/1881.

56 Leeuwarder Courant, 24/03/1881 en 07/03/1884. 57 Het Nieuws van den Dag, 29/09/1884.

58 W. Tsj. Vleer, De Friese Wassenaar, Drachten 1963, p. 414. 59 RCE, Objecten Data Bank, omschrijving monumentnummer 513791.

60 De familie die het pand omstreeks 2000 kocht, heeft het interieur zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat teruggebracht. Dagblad van het Noorden, 28/12/1905, p. 5.

61 Leeuwarder Courant, 18/05/1893. 62 Ibid.

63 Rijksmuseum Paleis Het Loo, bruikleen Vereniging Oranje-Nassau Museum, RL no. A 2405-78: ‘Foto van een plafondschildering’.

64 Ibid. A. Molenaar is hoogstwaarschijnlijk de Friese fotograaf Anne Molenaar (1868- ?) uit Bolsward. Zie: www.photographen.nl

65 Vlak voor de afronding van dit proefschrift vond de auteur een ongesigneerd plafondstuk dat waarschijnlijk aan Fabri kan worden toegeschreven. De decoratieve schildering bevindt zich op de eerste verdieping van het woonhuis aan de Groenmarkt 37 in Dordrecht. Het betreft een allegorie op de zomer. Het cassetteplafond in het genre neorenaissance, vertoont qua vakverdeling en lijstwerk over-eenkomst met het plafondstuk in het pand aan de Spoorsingel 24 in Delft. De betimmering waaronder de lambrisering met rozetten, stamt waarschijnlijk uit dezelfde periode. Het is aannemelijk dat de firma Eckhart hiervoor verantwoordelijk was.

66 Ed Cuypers, Kijkjes in den werkplaatsen der N.V. Meubelfabriek voorheen C.H. Eckhart onder artistieke leiding van het Atelier voor Decoratieve Kunst “Het Huis”. Uit: Het Huis Oud & Nieuw, Amsterdam, 3 (1905), p. 358. Chef van de meubelmakerij tussen 1878 en 1 april 1928 was J.H. Keller die in 1928 zijn vijftigjarig dienstverband vierde. De ontwerper-tekenaar vanaf 1908 was P.D. van den Bergh die zich ‘architect d’interieur’ noemde. Zie de NRC/06/031928, ochtendblad B, onder ‘jubileum’.

67 Rijken zou tot aan zijn dood in 1914 bij de meubelfabriek betrokken blijven. Hendrik van Wort werd de nieuwe directeur toen de firma werd omgezet in een Naamloze Vennootschap. Hij was getrouwd met Christina Hendrika Eckhart (1874-1949), een dochter uit het eerste huwelijk van Christiaan Eckhart. Van Wort zou vervolgens zijn neef Christiaan Eckhart jr. vragen om de directie op zich te nemen. Het leek alsof oude tijden herleefden, want Eckhart jr. nam zijn intrek in het ouderlijk huis aan de Hendrik de Keyserstraat. Ten tweeden male liep dit dienstverband echter op een bittere teleurstelling uit. Bron: mondelinge mededeling dochter Suzanne Eckhart aan de auteur.

Hoofdstuk 5

Willem Fabri begint voor zichzelf