• No results found

Socio-economische achtergrond Armoede bij kinderen kan niet los gezien

In document 1. DE WETTELIJKE OPDRACHTEN VAN UNIA (pagina 62-65)

ANALYTISCHE REVIEW VAN HET ONDERZOEK NAAR ONGELIJKHEDEN IN HET ONDERWIJS

1.2. Socio-economische achtergrond Armoede bij kinderen kan niet los gezien

wor-den van gezinsarmoede. Op 1 januari 2015 leef-den in België 432.000 kinderen (18,8%) in een gezin met inkomen onder de armoededrempel.9 De gezinnen met het hoogste risico op armoede zijn alleenstaande gezinnen, werkloze gezinnen met kinderen, grote gezinnen, en gezinnen met

3 Verhaeghe et al., 2012.

4 CGVS, 2015.

5 Noppe & Lodewijckx, 2013.

6 Steenssens et al., 2008.

7 Verhaeghe et al., 2012.

8 Agirdag & Korkmazer, 2015.

9 Coene en Dierckx, 2015.

een migratieachtergrond.10 Zo wordt bijna een kwart van de kinderen met een migratieachter-grond geboren in een kansarm gezin.11

Ondanks de welvaartsstijging van de laatste decennia is de armoede niet gedaald en is de ongelijkheid toegenomen.12 De risicograad voor kinderen van 0 tot 15 jaar wordt in het Brussel-se gewest geschat op ongeveer 40%, terwijl dit voor Vlaanderen 10,3% en voor Wallonië 24,1%

bedraagt.13 Armoede concentreert zich in de grootsteden, maar dit betekent niet dat er geen armoede is op het platteland.14

Het is herhaaldelijk aangetoond dat armoede, zeker langdurige armoede, zowel de gezond-heid kan beïnvloeden als de cognitieve ontwik-keling, de schoolse resultaten, de aspiraties, het zelfbeeld, de relaties met anderen, het risico-gedrag en het perspectief op werk.15 Financiële moeilijkheden zijn vaak tegelijk oorzaak en ge-volg van uitsluiting op verschillende domeinen zoals tewerkstelling, onderwijs, huisvesting, ge-zondheid en maatschappelijke participatie.

Het aanpakken van kinderarmoede is één van de hoofdbekommernissen binnen de EU2020-strategie.16 Elke lidstaat moet jaar-lijks aantonen hoe de Europese doelstellingen naar het nationale niveau vertaald worden. De Vlaamse regering heeft zich ertoe verbonden om het aandeel Vlaamse bevolking in armoede met 30% te verminderen en het aantal kinderen dat opgroeit in armoede tussen 2008 en 2020 met 50% te verlagen.17 De recente kinderar-moedecijfers tonen echter dat deze

doelstellin-gen zich (nog) niet hebben kunnen vertalen in de beoogde resultaten.

De Vlaamse regering streeft ernaar om zoveel mogelijk kleuters te laten deelnemen aan het kleuteronderwijs. Er is een kader uitgewerkt voor zorg en geïntegreerde ondersteuning, men wil de ouderbetrokkenheid verhogen (o.a. via de engagementsverklaring) en de Nederlandse taalvaardigheid stimuleren.18

1.3. Functiebeperking

Volgens cijfers van de WHO19 zou wereldwijd ongeveer 15% van de bevolking geconfronteerd worden met een functiebeperking. In België behandelt Unia klachten met betrekking tot handicap als discriminatiegrond20.21 Uit haar gegevens blijkt dat zij, na etnische of raciale ach-tergrond, het meest meldingen ontvangt over discriminatie op grond van handicap. Bij de dos-siers met betrekking tot onderwijs had in 2014 ruim de helft van de klachten te maken met een weigering tot of een gebrek aan redelijke aan-passingen, maatregelen noodzakelijk om een kind met functiebeperking les te laten volgen in een gewone school.

Het Belgische onderwijssysteem is dan ook één van de koplopers wat betreft segregatie naar functiebeperking. Dit betekent dat in België een groot deel van de leerlingen met een functiebe-perking school lopen in de scholen voor buiten-gewoon onderwijs. Het Europees gemiddelde ligt rond de 2,3%22, België is een absolute kop-loper met 4,1%.23 Er zijn ook grote verschillen tussen landen vast te stellen in de verschillende

10 Vlor, 2013.

11 Geerts, Dierckx & Vandevoort, 2012.

12 Roose et al., 2014.

13 EU-SILC, 2011.

14 Marissal, May & Lombillo, 2013.

15 Vlor, 2013.

16 European Commission, 2013.

17 Coene & Dierckx, 2015; Roose et al., 2014; Vlaamse Overheid, 2010.

18 Roose et al., 2014.

19 WHO, 2011.

20 Unia, 2015.

21 Unia is eveneens de onafhankelijke instantie belast met de bevordering, de bescherming en de opvolging van de toepassing van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap in België.

22 WHO, 2011.

64

types buitengewoon onderwijs.24 Zo heeft De-nemarken slechts twee types buitengewoon on-derwijs, terwijl België met 9 verschillende types ook een sterk uitgewerkt of gespecialiseerd bui-tengewoon onderwijs heeft.

Over het algemeen is er in Europa een evolutie naar meer inclusief onderwijs.25 Deze evolutie wordt voornamelijk gemotiveerd vanuit een mensenrechtenperspectief. De leerprestaties van kinderen met een functiebeperking verbe-teren doorgaans in inclusief onderwijs26, terwijl de impact op kinderen zonder functiebeperking eerder neutraal lijkt.27 Veel hangt af van de ma-nier waarop inclusief onderwijs georganiseerd wordt. Bij onvoldoende middelen en ondersteu-ning kunnen de resultaten ook negatief uitdraai-en voor alle betrokkuitdraai-en partijuitdraai-en.28

In Vlaanderen volgen 15.000 leerlingen met een handicap gewoon onderwijs, tegenover 51.000 in het buitengewoon onderwijs.29 Aan Franstalige kant zitten nauwelijks 2.400 leer-lingen (6%) met een handicap in het gewoon on-derwijs, tegenover 35.421 in het buitengewoon onderwijs. Al bij al heeft minder dan één procent van de leerlingen in het gewoon onderwijs een beperking. Met dit cijfer bengelt België aan de staart van de EU wat betreft inclusief onderwijs, alleen Tsjechië doet het nog slechter.30

Desalniettemin heeft België in 2009 het VN-verdrag getekend inzake de Rechten van Personen met een Handicap.31 Artikel 24 van dit Verdrag stelt dat personen met een handicap niet op grond van hun handicap mogen worden uitgesloten van het algemeen onderwijssysteem.

In 1986 werden in Vlaanderen de eerste

inspan-ningen geleverd om inclusief onderwijs in te voeren met het geïntegreerd onderwijssysteem (GON genaamd).32 Binnen dit systeem werken gewone en buitengewone scholen samen om (leer)activiteiten in de gewone school ter be-schikking te stellen van kinderen met een handi-cap. Concreet wordt dit gerealiseerd met de in-breng van ondersteuners uit het buitengewoon onderwijs zoals leerkracht, logopedist of kinesi- therapeut (voor 2 of 4u per week). Het GON-on-derwijs staat echter enkel open voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen.33 In 2003 werd daarom de inclusie van leerlingen met een functiebeperking in het ge-woon lager en secundair onderwijs uitgebreid met leerlingen uit type 2, met een matige of ern-stige verstandelijke handicap, genaamd inclusief onderwijsproject (ION).34 Bij ION ligt de nadruk op de sociale integratie van de leerling. Met het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebe-handelingsbeleid werd discriminatie op grond van handicap in het onderwijs verboden.35 Dit omvat eveneens het recht van de persoon met een handicap op redelijke aanpassingen36, tenzij wordt aangetoond dat dergelijke aanpassingen een onevenredige belasting zouden vormen. De meest recente inspanning van de overheid voor de bevordering van inclusief onderwijs is het zogenaamde M-decreet, dat op 21 maart 2014 door het Vlaams Parlement werd aangeno-men.37 Het M-decreet geeft alle leerlingen het recht op inschrijving in het gewoon onderwijs, ook de leerlingen die een verslag hebben van het CLB dat toegang geeft tot het buitengewoon onderwijs. Verder zijn er ook maatregelen ge-nomen om het aanbod buitengewoon onderwijs aan te passen: zo werd vanaf 1 september 2015

24 Ruijs & Peetsma, 2009.

25 Ruijs & Peetsma, 2009.

26 De Vroey et al., 2016; Ruijs & Peetsma, 2009; WHO, 2011.

27 Ruijs & Peetsma, 2009.

28 WHO, 2011.

29 Departement Onderwijs, 2016.

30 Unia, 2011.

31 Unia, 2013.

32 De Schauwer, 2011; Mortier, 2010; Unia, 2014b.

33 Unia, 2014b.

34 De Schauwer, 2011; Mortier, 2010; Unia, 2014b.

35 Unia, 2013; Unia, 2014b.

36 Een redelijke aanpassing is een maatregel die het effect neutraliseert van de onaangepaste (school)omgeving waarmee een persoon met een handicap te maken krijgt.

37 Grip, 2015; Unia, 2014b.

een nieuw type (type 9) ingevoerd voor gewoon- begaafde leerlingen met autisme en werden type 1 (voor kinderen met een licht mentale han-dicap) en type 8 (voor kinderen met ernstige leerstoornissen) vervangen door type basisaan-bod (voor kinderen met specifieke onderwijsbe-hoeften voor wie het gemeenschappelijk curri-culum met redelijke aanpassingen niet haalbaar is in een school voor gewoon onderwijs).

Het eerste tussentijdse rapport van de Ver-enigde Naties plaatst grote vraagtekens bij de manier waarop inclusief onderwijs tot nog toe aangepakt wordt in België.38 De onvrede met de manier waarop tot nog toe met de dossiers over functiebeperking omgegaan werd, heeft uiteindelijk geculmineerd in een officiële klacht van het Mental Disability Advocacy Center (MDAC) bij het Europees Comité voor Socia-le Rechten (ECSR).39 Als ‘amicus curiae’ heeft Unia schriftelijke opmerkingen bij deze klacht geformuleerd en ingediend bij het ECSR.

In document 1. DE WETTELIJKE OPDRACHTEN VAN UNIA (pagina 62-65)