• No results found

Onderwijs voor kinderen van Roma en woonwagenbewoners

In document 1. DE WETTELIJKE OPDRACHTEN VAN UNIA (pagina 40-43)

AANBEVELINGEN VAN UNIA

AANBEVELINGEN VAN UNIA 25

4. LEERLINGEN DIE BIJZONDERE AANDACHT VEREISEN

4.4. Onderwijs voor kinderen van Roma en woonwagenbewoners

Gegevens over de onderwijsdeelname van woonwagenbewoners zijn bijzonder schaars.

Daarom organiseerde Unia zelf een bevraging en een focusgroep met intermediairs uit de drie gewesten25, waaruit enkele belangrijke pijn-punten naar voren kwamen. Om te beginnen is er een opvallend gebrek aan informatie over deze groep. Verder is de belangrijkste vaststel-ling meteen ook de meest schrijnende: voor kinderen van woonwagenbewoners is het recht op onderwijs nog steeds geen vanzelfsprekend-heid. De afstand tot het reguliere onderwijs is voor woonwagenbewoners over het algemeen zeer groot. Dit geldt bij uitstek voor Rom: hun oververtegenwoordiging in het buitengewoon onderwijs is problematisch. Zonder een duur-zame en structurele aanpak, die niet afhankelijk is van projectmiddelen en persoonlijke engage-menten, valt er geen verbetering te verwach-ten in de onderwijsdeelname van kinderen van woonwagenbewoners.

Meer volledige bevindingen van onze eigen be-vraging en uit andere bronnen, kan u raadplegen op onze website.

Woonwagenbewoners: een groot tekort aan informatie

Woonwagenbewoners vormen geen homogene groep: er zijn grote verschillen tussen subgroe-pen (Voyageur, Manoesj of Rom26) en individu-en. Wat ze gemeen hebben, is een nomadische

24 DASPA staat voor ‘Dispositif d’Accueil et de Scolarisation des élèves Primo-Arrivants’.

25 Gemeentelijke verantwoordelijken van residentiële terreinen of doortrekkersterreinen in Vlaanderen, Foyer vzw voor Brussel, Centre de médiation des Gens du Voyage et des Rom voor Wallonië.

26 In Vlaanderen wordt er een onderscheid gemaakt tussen Rom en Roma, terwijl in Franstalig België de benaming ‘Rom’ voor beide groepen gebruikelijk is.

identiteit en dat ze traditioneel – maar niet nood-zakelijk nog altijd – in een woonwagen wonen.27 We weten alleen bij benadering hoeveel woon-wagenbewoners er in België verblijven of rond-trekken: er zijn geen exacte cijfers van het aantal Voyageurs, Manoesjen of Rom.28 Ook over de onderwijsdeelname of scholingsgraad van woon-wagenbewoners bestaan niet veel gegevens. Zo-wel deze gegevens en schaarse studies over dit onderwerp als de actoren op het terrein geven aan dat er hier een serieuze uitdaging ligt.29 Op initiatief van het doortrekkersterrein in Gent werd er een overzicht gemaakt van het aantal geregistreerde kinderen voor het jaar 2016 op alle Vlaamse doortrekkersterreinen, een overzicht dat nooit eerder werd gemaakt.30 Op basis van de bevraging die Unia zelf organi-seerde, en het overzicht van het doortrekkers- terrein in Gent, formuleert Unia onderstaande aanbevelingen.

De woonsituatie van woonwagenbewo-ners verbeteren

De woonsituatie van woonwagenbewoners verbeteren is een absolute voorwaarde om hun kwetsbare positie op andere vlakken op te krikken: onderwijs, werk, gezondheid, welzijn.

Voldoende legale residentiële terreinen (ge-meentelijk en privé) en doortrekkersterreinen zijn nodig.

Het woonbeleid varieert naargelang het ge-west.31 Toch is er een belangrijke constante: de woonsituatie van woonwagenbewoners bepaalt in belangrijke mate de onderwijsdeelname van de kinderen. Hoe precairder de woonsituatie, hoe lager de onderwijsdeelname. Wanneer woonwagenbewoners niet zeker zijn waar ze mogen verblijven, zet dit andere grondrechten op de helling.

Op de gemeentelijke residentiële terreinen is de onderwijsdeelname het grootst. Hoewel ook daar nog duidelijk ruimte is voor verbetering, lijken de relatieve woonzekerheid en vaak ook een vorm van sociale ondersteuning belangrij-ke factoren. Op private terreinen daarentegen is de onderwijsdeelname bijna onbestaande.

De onzekere woonsituatie verklaart dit: ouders durven hun kinderen niet naar school te brengen uit angst dat de lokale autoriteiten hen opmer-ken. Ze zijn bang om van hun terrein verdreven te worden; een praktijk die de laatste jaren niet ongebruikelijk was en die zeker niet heeft bijge-dragen aan het vertrouwen van de bewoners in de samenleving.32 Ook bij de permanent rond-trekkende woonwagenbewoners is er bijna geen onderwijsdeelname. Uit de registratie op door-trekkersterreinen bleek dat er in Vlaanderen in 2016 alleen al minstens 509 kinderen verble-ven die geen aansluiting vinden bij het reguliere schoolsysteem.33 Er is geen onderwijsaanbod dat aangepast is aan de levenswijze van rond-trekkende woonwagenbewoners. Heel wat van

27 Woonwagenbewoners noemen zichzelf Voyageur, Manoesj of Rom. In tegenstelling tot Manoesjen en Rom, hebben Voyageurs geen migratieachtergrond. Ze begonnen rond te trekken uit economische overwegingen en hielden er reizende beroepen op na. Manoesjen zijn van Indische afkomst en verblijven vanaf de 15de eeuw in ons land. Rom zijn ook van Indische afkomst maar hun migratie naar ons land dateert vanaf halverwege de 19de eeuw. Woonwagenbewoners worden onderscheiden van Roma, die vooral vanaf de val van de Berlijnse muur hun weg vonden naar ons land. Deze Roma delen hun Indische afkomst met de Rom en Manoesjen. De afbakening in (sub)groepen doet in de realiteit vaak geforceerd aan omdat er ook tal van ’gemengde‘

huwelijken plaatsvinden. Er zijn geen exacte cijfers van het aantal Voyageurs, Manoesjen of Rom. (Agentschap Binnenlands Bestuur, Wonen op Wielen, 2010.)

28 European Commission, The European Union and Roma, Factsheet Belgium, 2014: hier is sprake van 9.250 woonwagenbewoners.

Naar schatting zijn 7 op de 10 woonwagenbewoners Voyageurs.

29 Strategisch Plan Woonwagenbewoners 2012-2015, Agentschap Binnenlands Bestuur, 2003.

30 In Wallonië worden op geen enkele manier gegevens bijgehouden om een bevraging van de onderwijsdeelname mogelijk te maken.

31 Zo bestaan gemeentelijke residentiële terreinen enkel in Vlaanderen. Doortrekkersterreinen zijn vooral in Vlaanderen te vinden en worden daar ingericht door lokale overheidsinstanties. Wallonië telt één doortrekkersterrein, Brussel geen. Private terreinen, waarvan de woonwagenbewoners zelf eigenaar zijn of waarvoor ze een overeenkomst sloten met de (privé-) eigenaar, zijn in de drie gewesten te vinden.

32 Knelpuntennota, Kinderen van woonwagenbewoners: kinderrechten op de tocht, Kinderrechtencommissariaat, 2014.

33 Deze cijfers zijn enkel gebaseerd op gegevens van de officiële doortrekkersterreinen in Vlaanderen. Ze houden geen rekening met doortrekkers die verblijven op bv. pleisterplaatsen of campings. Voor Brussel en Wallonië zijn er geen vergelijkbare

42

deze rondtrekkende gezinnen verkiezen een vaste standplaats maar vinden geen plaats op de bestaande terreinen.

Een inclusief onderwijsaanbod, ook voor kinderen van woonwagenbewoners

Er moet werk gemaakt worden van een in-clusief onderwijsaanbod, dat rekening houdt met de diverse en vaak precaire woonsitua-tie van woonwagenbewoners, hun culturele eigenheid, hun historische uitsluiting en de diversiteit binnen de groep. Succesfactoren hiervoor zijn in verschillende rapporten te vin-den: integraal werken in samenwerking met relevante partners, inzetten van brugfiguren, als school zelf de stap zetten naar de ouders, expertise opbouwen en kennis en ervaring de-len, rekening houden met de specifieke ach-tergrond van woonwagenbewoners, duidelijke verwachtingen stellen, gericht inzetten van beschikbare middelen, en een volgehouden en consequente inspanning leveren over een lange periode.

Diversiteit binnen de groep woonwagen- bewoners

Rom zijn over het algemeen het meest kwets-baar en vinden heel moeilijk aansluiting bij het reguliere schoolsysteem. Hun kinderen gaan laat naar school en verlaten de schoolbanken dikwijls vroegtijdig. Hun sociaaleconomische toestand is vaak bijzonder precair. Bovendien is er meestal een taalbarrière en spelen ook cultu-rele elementen (verwachtingen van onderwijs, gevoel van buiten de samenleving te staan) een rol. Discriminatie en negatieve beeldvorming hebben een grote impact.

Voyageurs vinden over het algemeen gemak-kelijker aansluiting bij het schoolsysteem. Hun kinderen gaan vroeger en langer naar school.

De problemen die ze ervaren met onderwijs, vallen vaak te verklaren in sociaaleconomische termen. Maar ook stigmatisering en beeldvor-ming spelen een rol. Er zijn nog verschillende

aandachtspunten (zoals spijbelen) maar die zijn niet structureel problematisch.

Manoesjen sluiten wat onderwijsdeelname be-treft dichter aan bij Voyageurs.

Het spreekt voor zich dat naast de groepsver-schillen ook vergroepsver-schillen op individueel of famili-aal niveau een niet te verwaarlozen impact heb-ben op de onderwijsdeelname.

Diverse en precaire woonsituatie

Voor legale residentiële terreinen betekent dit dat er ingezet moet worden op een integra-le aanpak in samenwerking met verschilintegra-lende partners (gemeenten, OCMW, scholen, CLB, sociale organisaties, …). Voor niet-legale pri-véterreinen is een gelijkaardige aanpak mo-gelijk maar met specifieke aandacht voor de precaire woonsituatie van de doelgroep en de gevolgen hiervan. Voor doortrekkersterreinen zou er een combinatie moeten zijn van een spe-cifiek onderwijsaanbod op een doortrekkers- terrein zelf (liefst ingebed in het reguliere aan-bod) en maatregelen gericht op toeleiding naar het reguliere aanbod. Het is belangrijk om hier-bij rekening te houden met de nomadische le-vensstijl en culturele eigenheid (bv. meertalige ingesteldheid van nomaden, focus op lezen en schrijven).

Cruciale partners: gemeenten en het onderwijs

Gemeenten zitten in een goede positie om hierin de lead te nemen, omdat zij lokaal de juiste part-ners kunnen aanspreken en stimuleren. Maar ook voor het onderwijs ligt hier een belangrijke taak: het ontwikkelen van een aangepast on-derwijsaanbod dat het realiseren van het recht op onderwijs mogelijk maakt en de oververte-genwoordiging in het buitengewoon onderwijs aanpakt. De bestaande mogelijkheden moeten maximaal benut worden, maar er kan ook crea-tief gedacht worden in de richting van op maat geschreven onderwijsdoelen en meer inzetten op flexibele leerwegen. Woonwagenbewoners zelf bij deze oefening betrekken, kan bovendien hun vertrouwen in onderwijs versterken.

5. WERKEN AAN MEER DATA, BETERE DATA EN MEER

In document 1. DE WETTELIJKE OPDRACHTEN VAN UNIA (pagina 40-43)