• No results found

De H. Servatius is kerkpatroon te Maastricht, Nuhem en Vaasrade

XI. De Sint Servatiuskapel te Nunhem

De godsvrucht van den godsdienstigen Limburger jegens den H. Servatius, die zich zoo schoon en treffend in diens aloude bisschopsstad Maastricht openbaart, vindt ook te Nunhem hare ontboezeming. Op een zachtglooienden heuvel onder een lommerrijk geboomte verscholen, ligt in dit dorpje een van oudsher bekende kapel, toegewijd aan den H. Servatius. Sinds onheuglijke tijden wordt zij door vrome personen van allen rang en stand druk bezocht, om er den H. Servatius te danken voor het licht des geloofs aan onze voorouders verkondigd, om zijne bescherming over Limburg's kerk af te smeelten, doch vooral om er genezing van koorts en andere ziekten te verwerven. Naast de kapel ontspringt eene bron van het zoetste en helderste water, dat in een put samenvloeit. Nimmer zal de pelgrim verzuimen zich met een dronk van dit heilzaam water te laven of er zijn fleschje voor een dierbaren zieke mee te vullen. Heil den geloovigen lijder, die er St. Servatius met vertrouwen aanroept; en al gelooft hij in zijn eenvoud St. Servatius' hulpe voor een zilverstuk te koop, zoo zal toch zijne goede meening zijne hoop niet beschamen. Wee hem echter, die zich over den vromen pelgrim durft vroolijk maken of St. Servatius' gunsten veracht! Hij heeft het lot te duchten van een spotter, die een loopje met eenige trouwe vereerders van St, Servatius willende nemen, hen schertsenderwijze toeriep, ‘dat de heilige man niet thuis was, maar in het bosch hout sprokkelde’. Op hetzelfde oogenblik gevoelde hij eene rilling door zijne leden en werd door de koude koorts aangetast.

J.J.

Legende van de HH. Monulphus en Gondulphus.

(1)

(561-600.)

Heden zegent Leo III. de kathedrale kerk van de keizerstad, Aken; reeds bedekt hij met de driekroon zijn eerbiedwaardig hoofd! Welk een mooie optocht zal het wezen! Zooveel bisschoppen zullen er zijn, als dagen in het jaar! Het verwarde gebrom eener

ongeduldige volksmenigte vermengt zich met het statig gelui der klokken. Stilte! Daar nadert de stoet! Daar treden de hellebaar-diers vooruit! De jonkvrouwen der edelste familiën heffen hare liederen aan en strooien bloemen over den weg. Wat kruisen en vanen! Wat wimpels en waskaarsen! Ziet, daar naderen de bisschoppen van Engeland, de primaten van York en Kantelberg, de bisschoppen van Schotland! Die van Frankrijk stappen vol majesteit op den bloemenweg voorwaarts. Wat gouden staven en mijters en koorkappen! Ziet in de wierookwalmen de bisschoppen van Italië, van Duitschland, Polen, België en Spanje, den bisschop van Lissabon! Maar hoe! Twee bisschoppen ontbreken om het getal der jaardagen te voltooien. Daar komt de oude Alcuinus, de vrome Turpin, de schrandere Eginhard is naast hem. Daar verschijnen de keizer, zijn hofstoet en de Paus, die het volk gedurig zegent!

De processie treedt den tempel binnen. Plaats! roept de wapenkoning. Het orgel speelt. Nog eens, plaats! roept de wapenkoning. En de toon van het orgel verstomt. Twee bisschoppen treden nu binnen. Welke langzame stappen zij doen; hunne staven zonder verguldsel rammelen gelijkmatig op den grond.

Het goud hunner gewaden is gelijk hunne aangezichten verbleekt, de letters hunner Evangelieboeken zijn bijna uitgewischt, zij dragen in hunne dorre handen eene gele bijna uitgedoofde waskaars. Hunne oogen zijn ten bodem gericht. Een grafreuk doet zich, waar zij voorbijgaan, bespeuren, en onder hunne mantels hoort men als het klapperen van een geraamte. Ternauwernood werpen hunne gestalten eene schaduw in het liclit. Hol is hunne stem en deze lispelt in het blijde feestlied: Dies irae, dies

illa.

De prachtige tempel is door den grooten keizer van het westen aan Maria opgedragen en door den H. Vader gezalfd en gewijd. De Paus heeft zijne belofte vervuld; de bisschoppen gaan onder een verhemelte nederzitten, maar de beide laatstgekomenen nemen boven 's keizers grafkelder plaats. De Paus zelf huivert, toen zij hem de voeten komen kussen, en de groote Karei vraagt hem vol angst, toen zij hunne hoofden voor hem buigen: ‘Wie zijn dan deze prelaten?’ En de Paus antwoordt: ‘Het zijn twee bisschoppen van Maastricht, de heiligen Monulphus en Gondulphus; zij zijn uit de andere wereld op Gods bevel hier verschenen om uwen wensch en mijne belofte te vervullen’.

De dienst is geëindigd. De twee bisschoppen trekken statiglijk naar hunne grafstede te Maastricht; zij buigen zich diep voor het Mariabeeld, boven het portaal der hoofdkerk van Sint Servaas geplaatst, en leggen zich ten eeuwigen slaap in den grafkelder neder.(1)

O Christenvolk, dat dit leest, bewonder Gods hooge macht en goedheid! Naar het Fransch van ERNESTFOUINET.

De H. Clodulfus te Vijlen. (VII. eeuw.)

De boschachtige bergrug ten westen van Aken, welke het hertogdom Limburg van het zoogenaamde Aker-Rijk afscheidt, splitst zich op de overzijde van Vaals, bij het intreden in de parochie Vijlen in twee armen, die deze parochie van het zuiden naar het noordwesten doorloopen en zich in de naburige parochie Mechelen vertakken. De dezerzijdsche arm, op welken de fraaie gothische parochiekerk met de aanzienlijke pastoreele woning, de aangename kapelanie, het nieuw schoolgebouw en meerdere woonhuizen zich bevinden, vormt met den hem zuidwestwaarts tegenovergestelden arm, die met hoogstammige boomen en struikgewas bezet is, een diep en vruchtbaar dal, dat zich in het eind westwaarts met het overheerlijk Geuldal verbindt. In dit dal zijn meerdere woonhuizen, ook de Monnik- en Panneshof gelegen; deze laatste is niet ver van de kerk, die zich, op eene steil een groenende hoogte gelegen,

allerschilderachtigst vertoont.

(1) De herinnering aan deze wondervolle gebeurtenis is langen tijd bewaard gebleven door de

beelten is van eenen engel, die in het gewelf der kerk van St. Servaas te Maastricht was geschilderd, houdende in ééne hand een bord met het volgende op schrift:

Monulphe, Gondulphe, staet ober, vaert, Wyt Aken dat Munster, - seyt God - en gepaert.

Te Aken is onze legende goed bekend. Aldaar vo egt men er nog bij, dat, toen de twee Heilig en het Munster naderden, hunne beenderen van vreugde klapperden, welk geluid aan die straat den naam van ‘Klappergasse’ heeft doen geven, De H. Monulphus begon den bouw der grootsche basiliek van Sint Servaas; de H. Gondulphus voltooide ze.

De H. Clodulfus, oudste zoon van den H. Arnulfus en oom van Pepijn II., bracht zijne jeugd in vroomheid en onschuld door. Hij was ijeer goed onderwezen in geestes-en lichaamsoefgeestes-eninggeestes-en, werd om zijne bekwaamhedgeestes-en in dgeestes-en Hofraad van Austrasië opgenomen en moet zelfs eenigen tijd het ambt van Hofmeier hebben waar-genomen, althans Otto I. gaf hem dien titel. Hij nam geen deel aan de krijgsbedrijven van zijn neef Pepijn II. tegen den Neustrischen Hofmeier Ebroïn.

De H. Clodulphus was gehuwd geweest en had eenen zoon, die den naam zijns grootvaders Arnulf ontving.

Het was wellicht in den tijd dat Clodulfus het Hofmeierambt waarnam, dat hij in de eerste helft derVII. eeuw op zijne bezittingen te Burtscheid en te Littemala subterior, later dorp Vijlen, kerken het bouwen ter eere van de HH. Petrus en Martinus, en aan ieder dezer kerken 12 personen, matricularii genoemd, aanstelde, om God voor de zielerust van hem en zijne familie te bidden. De goederen, welke hij op beide genoemde plaatsen aan zijnen zoon Arnulf achterliet, werden door dezen aan de stichting zijns vaders toegevoegd en door den milddadigen Pepijn II. en zijne echtgenoote Plectrudis nog vermeerderd.

In het jaar 1016 schonk de H. Keizer Henricus II. aan de kerk van Burtscheid eene

villa met twee hoven in deze streek gelegen, waarvan ook de naam Vijlen aan dit

parochiedorp is gebleven.

In de tijden, dat de eerste kerk te Vijlen werd gesticht, hadden zich in deze plaatsen nog geene steden, veel minder dorpen opgedaan; deze streken bestonden slechts uit bosschen en kale vlakten, die, zoo zij bij wateren of heerbanen lagen, allengs bewoond en bebouwd werden. Wijl deze nederzettingen echter zeer verstrooid en ver vaneen lagen, zoo werden de eerste christenkerken op hoogten gebouwd, opdat de inwoners ze van verre konden zien en hunnen weg er op richten. Daarom bouwde ook de H. Clodulfus op de hoogte. Op het einde derXIV. eeuw werd te Vijlen eene nieuwe kerk gebouwd, die ook in het jaar 1860 weder op hare beurt dooi' eene prachtige gothische kerk werd vervangen.