• No results found

Scopolia carniolica (klokbilzenkruid)

4 Kruiden die tropane alkaloïden bevatten (categorie 2)

4.3 Informatie individuele kruiden 1 Atropa belladonna (wolfskers)

4.3.5 Scopolia carniolica (klokbilzenkruid)

Bij het NVIC werden in de afgelopen jaren (2000-2006) gemiddeld tien informatieverzoeken per jaar ontvangen betreffende mogelijke blootstelling aan belladonna-alkaloïden bevattende planten en gemiddeld twee informatieverzoeken betreffende belladonna bevattende preparaten. Verder werden gedurende bovengenoemde periode gemiddeld acht informatieverzoeken per jaar ontvangen over (butyl)scopolamine bevattende preparaten. Er is geen WHO- of ESCOP-monografie gewijd aan Scopolia

carniolica. Er is beperkte informatie over Scopolia carniolica beschikbaar in de

verschillende handboeken en monografieën.

De gehele plant bevat tropane alkaloïden, voornamelijk hyoscyamine maar ook scopolamine en atropine. Het alkaloïdengehalte bedraagt 0,3-0,8 %, met de hoogste concentratie aan het begin van de bloeitijd en tijdens de vruchtvorming. Ook in gedroogde vorm blijft de toxiciteit behouden(49). De toxicologische kenmerken van atropine, hyoscyamine en scopolamine staan in paragraaf 4.2 vermeld.

De gedroogde wortel van Scopolia carniolica wordt als medicament gebruikt bij spasmen van het maagdarmkanaal, de galgang en de urinewegen voor volwassenen en voor kinderen boven de zes jaar. In de Commissie E-monografie staan droge mond, verminderd zweten, roodheid van de huid, verstoring van de oogaccommodatie, hyperthermie, tachycardie, moeilijkheden met urineren en aanvallen van glaucoom als bijwerkingen van dit medicament vermeld. Contra-indicaties voor het gebruik van medicamenten op basis van Scopolia carniolica zijn glaucoom, prostaatadenoom met urineretentie, tachycardie, stenose van het maagdarmstelsel en megacolon. Gebruik van (medicamenten op basis van)

Scopolia carniolica kan de anticholinerge effecten van tricyclische antidepressiva,

amantadine en quinidine versterken(16). In Nederland zijn geen reguliere en geen

homeopathische geneesmiddelen op basis van Scopolia carniolica geregistreerd (najaar 2007)(24).

Een acute Scopolia carniolica-vergiftiging is net als andere acute vergiftigingen met tropane alkaloïden (bevattende planten) te herkennen aan vier belangrijke symptomen: roodkleuring van het gezicht, droge slijmvliezen, een versnelde hartslag en pupilverwijding(29).

4.4

Beoordeling

4.4.1

4.4.2

Beoordeling tropane alkaloïden

De tropane alkaloïden atropine, hyoscyamine en scopalamine (ook wel belladonna- alkaloïden genoemd) remmen parasympatische functies doordat ze de receptorbinding van acetylcholine aan muscarineachtige (bij lage en hoge doseringen) en nicotineachtige (alleen bij hoge doseringen) cholinerge receptoren competitief remmen. Tropane alkaloïden kunnen acuut neurotoxische effecten (anticholinerg syndroom) veroorzaken, gekenmerkt door onder andere een warme, droge huid, droge slijmvliezen, wijde pupillen, verminderde maagdarmperistaltiek, urineretentie, ademhalingsdepressie, een versneld of verstoord hartritme en centrale effecten zoals verwarring, onrust, hallucinaties en in ernstige gevallen delirium, convulsies en coma. De anticholinerge werking van deze alkaloïden kan al bij lage blootstellingen (milligrammen) tot uiting komen en kan worden versterkt door gelijktijdig gebruik van bepaalde geneesmiddelen zoals sommige antiparkinsonmiddelen, tricyclische antidepressiva en sommige antihistaminica. Voorgaande maakt dat het niet wenselijk is dat kruidenpreparaten tropane alkaloïden bevatten.

Beoordeling kruiden die tropane alkaloïden bevatten

4.4.2.1 Atropa belladonna (wolfskers)

Atropa belladonna bevat in alle delen van de plant tropane alkaloïden. Het

alkaloïdengehalte van de groeiende plant bestaat voor het grootste gedeelte uit de tropane alkaloïde L-hyoscyamine en na de groei en in het bijzonder na de oogst racemiseert L- hyoscyamine tot de tropane alkaloïde atropine (R-,L-hyoscyamine). Door de aanwezigheid van deze tropane alkaloïden kan blootstelling aan Atropa belladonna leiden tot een anticholinerg syndroom, te herkennen aan de volgende vier belangrijke symptomen: roodkleuring van het gezicht, droge slijmvliezen, een versnelde hartslag en pupilverwijding. Verschillende gevallen van vergiftiging met Atropa belladonna zijn beschreven waarbij anticholinerg syndroom, psychoses, convulsies en coma optraden. De acuut neurotoxische eigenschappen van Atropa belladonna die toegeschreven kunnen worden aan de aanwezigheid van tropane alkaloïden, in combinatie met de beschreven

medicijninteracties voor tropane alkaloïden, maken dat het niet wenselijk is dat kruidenpreparaten Atropa belladonna bevatten. Dit pleit voor handhaving van Atropa

belladonna in onderdeel II van de bijlage van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

4.4.2.2 Datura stramonium (doornappel)

Datura stramonium bevat de tropane alkaloïden atropine, hyoscyamine en scopolamine in

alle plantendelen. De hoogste concentraties worden in de zaden en de bladeren aangetroffen. Door de aanwezigheid van deze tropane alkaloïden kan blootstelling aan

Datura stramonium leiden tot een anticholinerg syndroom, te herkennen aan vier

belangrijke symptomen: roodkleuring van het gezicht, droge slijmvliezen, een versnelde hartslag en pupilverwijding. Verschillende gevallen van vergiftiging met Datura

stramonium zijn beschreven waarbij anticholinerg syndroom, psychoses en coma

optraden.

De acuut neurotoxische eigenschappen van Datura stramonium die toegeschreven kunnen worden aan de aanwezigheid van tropane alkaloïden, in combinatie met de beschreven medicijninteracties voor tropane alkaloïden, maken dat het niet wenselijk is dat kruidenpreparaten Datura stramonium bevatten. Dit pleit voor handhaving van Datura

stramonium in onderdeel II van de bijlage van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

4.4.2.3 Hyoscyamus niger (bilzekruid)

Hyoscyamus niger bevat de tropane alkaloïden hyoscyamine, atropine en scopolamine in

alle plantendelen. Hyoscyamus niger bevat relatief een hoger percentage scopolamine (hyoscine) dan Atropa belladonna. Door de aanwezigheid van deze tropane alkaloïden kan blootstelling aan Hyoscyamus niger leiden tot een anticholinerg syndroom, te herkennen aan vier belangrijke symptomen: roodkleuring van het gezicht, droge slijmvliezen, een versnelde hartslag en pupilverwijding. Verschillende gevallen van vergiftiging met

Hyoscyamus niger zijn beschreven waarbij anticholinerg syndroom optrad.

De acuut neurotoxische eigenschappen van Hyoscyamus niger, die kunnen worden toegeschreven aan de aanwezigheid van tropane alkaloïden, in combinatie met de beschreven medicijninteracties voor tropane alkaloïden, maken dat het niet wenselijk is dat kruidenpreparaten Hyoscyamus niger bevatten. Dit pleit voor handhaving van

Hyoscyamus niger in onderdeel II van de bijlage van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

4.4.2.4 Mandragora officinalis (alruin)

Mandragora officinalis bevat tropane alkaloïden in de wortels (over de aanwezigheid in

andere plantendelen wordt in de geraadpleegde bronnen niets vermeld). Scopolamine is de meest voorkomende tropane alkaloïde in Mandragora officinalis. Door de aanwezigheid van deze tropane alkaloïden kan blootstelling aan Mandragora officinalis leiden tot een anticholinerg syndroom, waarbij de volgende vier belangrijke symptomen optreden: roodkleuring van het gezicht, droge slijmvliezen, een versnelde hartslag en pupilverwijding. Concrete toxiciteitsgegevens over Mandragora officinalis zijn beperkt en in de verschillende bronnen zijn geen vergiftigingsgevallen beschreven.

De acuut neurotoxische eigenschappen van de tropane alkaloïden in Mandragora

officinalis, in combinatie met de beschreven medicijninteracties voor tropane alkaloïden,

Dit pleit voor handhaving van Mandragora officinalis in onderdeel II van de bijlage van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

4.4.2.5 Scopolia carniolica (klokbilzenkruid)

Scopolia carniolica bevat tropane alkaloïden, voornamelijk hyoscyamine, in alle delen van

de plant. De hoogste concentraties worden aangetroffen in de wortel. Concrete toxiciteitsgegevens over Scopolia carniolica zijn beperkt. Diverse bijwerkingen van het gebruik van (geneesmiddelen op basis van) Scopolia carniolica zijn beschreven, waaronder droge mond, verminderd zweten, roodheid van de huid, verstoring van de oogaccommodatie, hyperthermie en tachycardie. Door de aanwezigheid van deze tropane alkaloïden kan blootstelling aan Scopolia carniolica leiden tot een anticholinerg syndroom, te herkennen aan de volgende vier belangrijke symptomen: roodkleuring van het gezicht, droge slijmvliezen, een versnelde hartslag en pupilverwijding.

De acuut neurotoxische eigenschappen van de tropane alkaloïden in Scopolia carniolica, in combinatie met de beschreven medicijninteracties voor tropane alkaloïden, maken dat het niet wenselijk is dat kruidenpreparaten Scopolia carniolica bevatten. Dit pleit voor

handhaving van Scopolia carniolica in onderdeel II van de bijlage van het

5

Kruiden die overige (niet-tropane) alkaloïden