• No results found

Het Warnerhandschrift Or. 1163 bevat een aantal afschriften van Turkse en Arabische brieven in de hand van Nicolaus Petri en een onbekende Turkse klerk. Het staat er niet altijd bij, maar het is duidelijk dat ze aan Warner gericht zijn. Er zit een kopie van een Arabischtalige brief tussen van een zekere Salih Efendi (f. 27b).28Daarin schrijft deze dat hij op veldtocht is in dienst van de Grootvizier en dat hij hem gevraagd heeft om naar Istanbul terug te mogen keren. Dat wordt hem geweigerd en nu hij maakt zich zo’n zorgen dat hij ‘nauwelijks het ene woord aan het andere kan knopen’: hij heeft namelijk gehoord dat in Istanbul een grote brand heeft gewoed en dat alle huizen in de buurt van de Süleymaniye-moskee zijn afgebrand. Zijn informatie was juist: vanaf 24 juli 1661 legde een reusachtige brand in drie dagen tijd een groot deel van de stad in de as. Hij zegt het niet expliciet, maar het is duidelijk dat hij Warner vraagt om pools-hoogte te nemen vanuit zijn woonplaats Pera (Beyoğlu), een stadsdeel dat gespaard was gebleven. Hij besluit de brief met de ondertekening ‘Salih, de geliefde die oprecht is in zijn genegenheid’ (Salih al-mutibb al-mukhlis fi widadihi), wat moet worden opgevat als ‘Uw oprechte en toegewijde vriend Salih’. Wie was deze Salih Efendi? In de John Rylands bibliotheek in Manchester wordt een brief bewaard van ene Salih al-‘Urdi al-Halabi, waarschijnlijk een familielid van Muhammad al-al-‘Urdi van wie we verder niets weten.29Maar zou een volstrekt obscure geleerde uit Aleppo op veldtocht gaan met de grootvizier en hem rechtstreeks benaderen met een verzoek om verlof? Dat is niet heel waarschijnlijk. De 17e-eeuwse biografische encyclopedie van Muhammad al-Muhibbi maakt daarentegen melding van een andere geleerde met de naam Salih, zoon van Nas-rallah, bekend staand als Ibn Sallum en afkomstig uit Aleppo.30Die afkomst deelde hij met Muhammad al-‘Urdi en Nicolaus Petri. Na zijn studie maakte hij naam voor zichzelf

De bekende Osmaanse geleerde Kâtib Çelebi overleed in 1657. Zijn privé-collectie werd na zijn dood geveild. Muhammad al-‘Urdi kocht volgens dit briefje zes boeken voor zijn vriend en opdracht -gever Levinus Warner.

[Universiteitsbibliotheek Leiden, Or. 1122 (9)]

31. S.J. Shaw, History of the

Ot-toman Empire and modern Turkey. I: Empire of the Gazis. The rise and decline of the Ot-toman Empire, 1280-1808,

Cam-bridge [etc.]: University Press, 1976, 206.

32. M. Ullmann, Die Medizin im

Islam, (Handbuch der

Orientalis-tik), Leiden etc.: E.J. Brill, 1970, 182-184; zie ook recentelijk M. Shefer, ‘An Ottoman Physician and His Social and Intellectual Milieu. The Case of Salih ibn Nas-rallah ibn Sallum’, in Studia

Is-lamica, nouvelle éd. 1 (2011),

133-158.

33. Bayat 1999, 69. Yahya stierf in 1705.

25. Muhibbi 1867, IV, 89-103; Muhammad Raghib al-Tabbakh,

I‘lam al-nubala’ bi-tarikh Halab Shahba’, 7 dl., Aleppo:

al-Matba‘a al-‘Ilmiyya, 1342-1345/[1923-1926], VI, 318-334; Abu al-Wafa’ b. ‘Umar al-‘Urdi,

Ma‘adin dhahab fi l-a‘yan al-musharrafa bihim Halab, red.

‘Isa Abu Salîm, Amman: Markaz Watha’iq wa’l-Makhtutat, al-ğami‘a al-Urdunniyya, 1992, 208-211. 26. Houtsma 1887, 113-114. 27. Houtsma 1887, 108. 28. Schmidt 2000, I, 488-490. 29. Schmidt 2002, II, 41, 73; Schmidt 2011, 325 (MS Persian 913). 30. Muhibbi 1867, II, 240-242; A.H. Bayat, Osmanlı devleti’nde

hekimbaşılık kurumu ve hekim-başılar, (Atatürk Yüksek Kurumu

Atatürk Kültür Merkezi yayinlari; 199), Ankara: Atatürk Kültür Merkezi, 1999, 69-71; E. İh-sanoğlu (red.), Osmanlı tıbbi

bil-imler literatürü tarihi = History of the literature of medical sci-ences during the Ottoman period,

4 dl., Istanbul: IRCICA, 2008, I, 261-280.

grote triomfen vierde als Osmaans-Turks dichter (1526-1600).37De kleinzoon van deze beroemdheid volgde een religieuze en juridische carrière. Hij begon zijn loopbaan als

müderris, professor, aan theologische hogescholen, op gegeven moment zelfs aan een

van de prestigieuze theologische academies die verbonden waren aan de Süleymaniye moskee. Daarop werd hij rechter in Galata, vlak bij Warner in de buurt, maar al-Muhibbi zegt niet wanneer dat was of voor hoelang. Op 11 Ramazan 1067 (23 juni 1657) kreeg hij een nieuwe aanstelling als rechter in Damascus, een hoge positie. Al-Muhibbi geeft geen datum of exacte plaats, maar op gegeven moment keerde hij weer terug naar ‘al-Rûm’, Anatolië. Urfa wordt door al-Muhibbi niet als zodanig genoemd. Het is echter wel heel toevallig dat hij expliciet vermeldt dat het huis van deze Es’ad Efendi af-brandde tijdens de ‘grote brand in Istanbul die plaatsvond in de maand Zilka’de 1071’ (juli 1661), en dat daarbij een groot deel van zijn bezittingen verloren ging. Vol-gens de 19e-eeuwse biograaf Mehmed Süreyya (1845-1909) zou hij in december 1665 op 51-jarige leeftijd gestorven zijn, enkele maanden na Warner.38Als dat klopt was hij ook bijna een leeftijdsgenoot. Al-Muhibbi noemt Es’ad Efendi verder ‘prettig in de om-gang, sociaal en vrijgevig’. Als zodanig zou hij ook het juiste karakter gehad hebben om met iemand als Warner om te gaan.

Marginaal

In de beide laatste gevallen van Salih Efendi en Es’ad Efendi gaat het niet om sluitend bewijs Het zijn puzzelstukjes die op hun plaats lijken te vallen maar misschien ook in een heel andere puzzel thuishoren. Het blijft echter aannemelijk dat Warner, niette-genstaande zijn oosterse studies in Leiden en Istanbul, behoefte had aan lokale con-tacten die inhoudelijke kennis hadden over de schriftelijke cultuur van het Midden-Oosten en ook op de hoogte konden zijn van de belangrijke islamitische handschriften die op de markt kwamen. Zowel Salih als Es’ad lijken aan dat patroon te voldoen. Samen met Nicolaus Petri en Muhammad al-‘Urdi, van wie wél vaststaat dat ze een rol speelden in Warners verzamelactiviteit, vormen ze een rijk geschakeerd patroon: een Arabische christen, een hoogopgeleide Arabische moslim met een mislukte car-rière, een Arabische moslim die mogelijk als christen geboren was en geëindigd was als hofarts van de sultan en tot slot een Turkse bureaucraat van hoge rang die de klein-zoon was van een beroemde dichter. Het is een lijn die loopt van marginaal naar cen-traal, met dien verstande dat de harde bewijzen uit het zicht beginnen te raken als we de kern van het religieus-bureaucratische establishment naderen. Het tekent de per-soon van Warner zelf, die immers als diplomaat dicht bij het Osmaanse gezag stond en contact onderhield met zowel de grootvizier als de grootadmiraal, maar als wes-terling en boekenverzamelaar een buitenbeentje was in de Osmaanse samenleving. Het resultaat is niet heel erg bemoedigend voor degenen die intensieve con-tacten verwachtten op het hoogste niveau tussen de diplomaat en boekenverzamelaar Levinus Warner en de Osmaanse intelligentsia, bijvoorbeeld iemand als Kâtib Çelebi. Zo makkelijk ging dat niet. Maar zowel Warner als zijn vrienden in Istanbul doorbraken een culturele en religieuze grens en onderscheidden zich zo van hun tijdgenoten. Hun gezamenlijke inspanning heeft geleid tot de mooiste en interessantste Midden Oosten-collectie in Nederlands bezit en dat is in het Turks-Nederlandse herdenkingsjaar 2012 een inspirerende gedachte.

verzameling Turkse spreekwoorden in de hand van Nicolaus Petri met Warners ver-taling in het Latijn. Op f. 126b staat een kopie van de aanhef van een brief aan ‘Salih Efendi, de oppergeneesheer’.34Er zijn dus goede redenen te veronderstellen dat de Salih Efendi die de eerdergenoemde brief aan zijn vriend Warner schreef dezelfde was als de arts die zich in 1661 in het gevolg van de Grootvizier bevond. Zijn grote sociale netwerk omvatte klaarblijkelijk ook Levinus Warner en daar hebben ze allebei nut van gehad. De hofarts had via Warner toegang tot westerse medische kennis en Warner was onder meer geïnteresseerd in islamitische geneeskunde. Warner zelf noemt in zijn correspondentie een ‘aansienelycke Turck van het Hof, myn goede Vrundt’, die hem in moeilijke omstandigheden met raad en daad ter zijde stond in zijn contacten met de Osmaanse regering.35Als resident in Istanbul had Warner er vanzelfsprekend het allergrootste belang bij om goede contacten te onderhouden met iemand als Salih Efendi, die dicht bij de sultan stond.

Es’ad Efendi

Dezelfde brand in Istanbul van juli 1661 die de bovengenoemde Salih Efendi zo’n zor-gen baarde speelde ook een hoofdrol in de correspondentie met een andere kennis van Warner. In hetzelfde brievenboekje van Warner zitten afschriften van drie Turkstalige brieven van een persoon die Es’ad Efendi heette en die rond 1660 kadi van Urfa was in het zuiden van Anatolië (Or. 1163, f. 22, 24a, 26b).36Tegenwoordig heet de stad voluit Şanlıurfa, de Arabische naam is al-Raha en in bijbelse tijden heette het Edessa, de ge-boorteplaats van Abraham. In de kopie van de eerste brief, gedateerd 15 november 1660, schreef Es’ad Efendi aan Warner in Istanbul of hij een oogje op zijn huis wilde houden (f. 22b). Zoals veel hoge ambtenaren in het Osmaanse Rijk werd hij om de haverklap van de ene standplaats naar de andere gestuurd, maar hield hij zijn huis in Istanbul aan. Sommige hoge ambtenaren namen zelfs niet eens de moeite om daadwerkelijk te ver-trekken, maar benoemden op hun eigen kosten een vervanger (na’ib) die voor minder geld het echte werk moest doen. Dit eerste verzoek van Es’ad Efendi had een wat alge-mene strekking, maar de kwestie werd acuut toen de grote brand uitbrak. Es’ad hoorde ervan toen hij na een vermoeiende reis op 31 juli 1661 in Urfa terugkeerde en met enige drang verzocht hij Warner per brief om poolshoogte te nemen bij zijn woning. Blijkbaar kreeg hij geen reactie, want in de derde, niet gedateerde brief vanuit Urfa herhaalde hij zijn verzoek (f. 26b). Wie was deze Es’ad Efendi? In de John Rylands bibliotheek in Man-chester wordt een brief bewaard in het handschrift Persian 913, f. 143. Deze brief is, anders dan de zojuist genoemde brieven, in het Arabisch geschreven. De schrijver on-der tekende met ‘Es’ad’ en de achterzijde toont een afdruk van zijn zegelring met de Arabische tekst As‘ad al-khalq Muhammad / Fadil ‘Ali’, ‘De Gelukkigste van het Mens-dom Muhammad / Fadil ‘Ali’. Dat is een woordspelletje, want de naam As‘ad/Es’ad betekent letterlijk ‘de gelukkigste’. Toch lijkt het bij nader inzien niet dezelfde per-soon te zijn, want de oosterse correspondenten van Warner hadden de gewoonte om consequent dezelfde taal aan te houden, meestal hun moedertaal. De Es’ad om wie het hier gaat schreef in het Turks.

De biografische encyclopedie van Muhammad al-Muhibbi noemt echter een kandidaat die meer in de lijn der verwachting ligt: Es’ad, zoon van ‘Abdurrahman en kleinzoon van de ‘Abdulbaki die onder de naam ‘Baki’ in de tijd van Sultan Süleyman

34. Schmidt 2000, I, 77. 35. Hollandsche Mercurius, 1663, 77.

36. Schmidt 2000, I, 488.

37. Muhibbi 1867, I, 398-399. 38. Mehmed Süreyya, Sicill-i

Os-manî. [Osmanlı ünlüleri], (Tarih

Vakfı yurt yayınları; 30), 6 dl., Is-tanbul: Tarih Vakfı, 1996, I, 487.

Arnoud Vrolijk (1958) studeerde Arabisch, Osmaans en modern Turks in Utrecht en Amsterdam (UvA). In 1998 promoveerde hij in Leiden op een humoristische tekst van de 15e-eeuwse Egyptische auteur Ali Ibn Sudun alBash -bug hawi. Van 1987 tot 2006 was hij als

adjunct-conservator verantwoordelijk voor de moderne Midden-Oostencollecties van de Universiteitsbibliotheek Leiden; sinds 2006 is hij conservator Oosterse handschriften & oude drukken. Daarnaast verricht hij onderzoek naar de geschiedenis van de oriën-talistiek in Nederland.