• No results found

Het ruimtelijke spreidingspatroon van de Amsterdamse elite laat zich het best verklaren naar enerzijds het verschil in sociale en economische positie van de heren binnen de fiscale elite. De sociale positie van de heren in de Amsterdamse samenleving komt in grote mate ook overeen met hun economische positie. De notabele heren waren grotendeels ook de hoogstaangeslagenen in de totale belastingaanslag. Hoewel de belastingaanslag niet perse evenredig is aan het inkomen of geaccumuleerde vermogen, is het er wel een indicatie voor. Onder de notabelen vinden we onder andere firmanten van gerenommeerde Amsterdamse handelshuizen. Deze heren hielden zich zowel met de (overzeese) goederenhandel bezig als met de handel in allerlei financiële producten. De leden van de eerste coterie, de aristocraten, hadden zich veelal teruggetrokken uit het actieve beroepsleven en hadden hun kapitaal belegd. Deze heren waren voornamelijk hoog aangeslagen in de personele belasting, een teken dat vooral zij zich overgaven aan een aristocratische levenswijze, hetgeen ook tot uiting in de woonlocatie kwam. Vooral zij hechtten belang aan om uiting te geven aan hun status in een wereld die op de vooravond stond van allerlei maatschappelijke

veranderingen. De sociale positie van de heren komt terug in de woonlocatie in de stad. De notabelen woonden vrijwel allemaal in de mooiste huizen in de stad, dat wil zeggen dikwijls in de dubbele koopmanshuizen in de Grachtengordel, waaronder de vermaarde Gouden Bocht. In de negentiende eeuw was er sprake van een vrije huizenmarkt en bleken zij het best in staat te zijn om hun woonvoorkeuren te realiseren. De welgestelde buitenstaanders waren een rijk geschakeerde groep heren die (nog) niet volledig waren geïntegreerd binnen de sociale elite. Zij konden zich niet laten voorstaan op een roemrijke afkomst en hadden ook na 1795 zich niet binnen de sociaal- politieke elite kunnen binnen nestelen. Ook dit waren voornamelijk kooplui. Het lijkt er op dat hun sociale positie overeen kwam met hun financiële positie, gezien hun gemiddelde belastingaanslag. Bovendien vinden we hen in iets minder mooie woningen door de stad heen verspreid. Hoewel de meeste ook gewoon woonachtig waren in de Grachtengordel en sommige van hen ook in de allermooiste woningen van de stad.

Anderzijds werd de ruimtelijke spreiding van de elite bepaald door de beroepsuitoefening van sommige heren. Zelfs voor de meest welgestelde heren in Amsterdam gold er een ijzeren band tussen wonen en werken. Bij ambachtsbazen en fabrikanten was de bedrijfslocatie ingegeven door de vereiste ruimte enerzijds. Aan de andere kant werd deze bepaald door verdringing elders. Dit had als gevolg dat zij veelal in minder begeerde woningen kwamen te wonen en omringd door

minvermogende werklui. Juist deze lui kwamen aldaar te wonen aangezien zij niet in staat waren de mooiste woningen in de stad te kunnen bekostigen en bovendien in nabijheid van het werk.

78

Sommige heren hebben zich kunnen of willen onttrekken aan de hechte band tussen wonen en werken en hadden een grachtenpand als woonlocatie. Ook winkeliers, logementhouders en vergelijkbare ondernemers hadden niet de luxe om neer te strijken waar zij maar wilden en hun financiële middelen toelieten. Zij vestigden zich vooral langs de hoofdwegen van de stad. De mate van voorspoed binnen de winkels of logementen was in grote mate afhankelijk van de locatie in de stad. Sommige logementhouders waren in de mooiere woningen van de stad woonachtig, zoals de Nieuwe Doelenstraat. Echter waren de meeste middenstanders woonachtig in beduidend mindere woningen en te prefereren buurten.

De meeste rijke heren in Amsterdam zijn dus in goed in te passen in de weergegeven interpolatiekaart van Amsterdam naar de huurwaarden. Zij waren het best in staat om de meest begeerde woningen te bemachtigen in de stad. Een uitzondering waren de middenstanders, daar de uitoefening van het beroep andere woonwensen vereisten. Er was nog een uitzondering in de Amsterdam en dat was de joodse bevolking. De rijkere joden ontvluchten veelal de erbarmelijke woontoestanden in de Jodenbuurt, maar bleven veelal in nabijheid van het religieuze en culturele centrum wonen. Een groot deel van hen woonden dus gewoon in de Grachtengordel, maar dan in het meest oostelijke deel en een ander deel in de Plantage.

79

3 Ontwakend Amsterdam: de wording van een wervelende metropool, 1860-1910

Vanaf 1870 onderging de Nederlandse samenleving een proces van versnelde verandering. Dit gold voor vrijwel elk segment van de maatschappij. Er deden zich structurele transformaties voor, onder meer de mechanisering van het productieproces, resulterend in verschuivingen binnen de

beroepsstructuur. Bovenal werd deze periode gekenmerkt door economische expansie en een relatief forse bevolkingsaanwas als gevolg daarvan. In 1850 telde Nederland nog rond 3.1 miljoen inwoners. In 1910 zou dit vrijwel zijn verdubbeld tot circa 5.9 miljoen inwoners ingezetenen.155 De

ontwikkelingsgang van de Nederlandse economie en de demografische groei werden vergezeld met processen van democratisering, de opkomst van massapartijen en een toenemende mate van politisering onder de Nederlandse bevolking.

In 1853 maakte Amsterdam nog enigszins een gezapige indruk, echter vanaf 1860 begon dit aanmerkelijk te veranderen. Rond 1900 zou Amsterdam in Nederland weer een voortrekkersrol vervullen en ging het de stad voor de wind. De economische opleving mondde uit in een vergroting van de bevolkingsomvang en stedelijke uitbreiding, hetgeen aanmerkelijke gevolgen had voor het vroegmoderne geledingspatroon en de residentiële spreiding van de elite.