• No results found

3 De Turkse Ayasofya-moskee in Amsterdam

3.2 Rol van de imams

Welke taken heeft de imam? Welke vormen van interactie vinden er plaats tussen imam en gelovigen? Welke normen en verwachtin-gen koesteren mensen jeverwachtin-gens de imam? Hieronder ga ik eerst in op hoe in de Ayasofya de interactie en communicatie plaatsvonden tussen de imams en de moskeegangers. Ik maak een onderscheid tussen individueel contact en collectief contact. Concrete aantal-len kunnen in deze studie hieromtrent niet inzichtelijk gemaakt worden.53Uit observatie en interviews wordt duidelijk dat niet ie-dere moskeebezoeker direct communiceert met de imams.

3.2.1 Taken in ritueel en religieus onderricht

Tot de taken die horen bij de geïnstitutionaliseerde rol van een imam in de diaspora, hoort de begeleiding van de kernrituelen en het geven van religieus onderricht. Ten eerste is dit het voorgaan in het vijfmaal dagelijkse rituele gebed (Arabisch: salât, in het Turks

namaz). Het is in de Ayasofya echter niet steeds de vaste imam

Pa-köz die het gebed leidt. Regelmatig gaat een van de ‘assistent-imams’ voor. Zij zijn imam voor zolang het feitelijke voorgaan in het gebed duurt. Overigens heeft een aantal van hen ook een ge-vorderde religieuze opleiding. In de praktijk betekent dit dat imam Paköz niet aan de moskee ‘gekluisterd’ is, zoals regelmatig het ge-val is bij imams in kleinere moskeeën in Nederland. De andere imam, Fuat Yavas¸, en de mufti, Hulusi Ünye, die regelmatig werk-zaam zijn in de Ayasofya, gaan alleen voor in het vrijdagmiddagge-bed, waartoe ook het geven van de preek hoort. Hun werkzaamhe-den buiten de moskee laten het leiwerkzaamhe-den van de overige gebewerkzaamhe-den niet

toe, al doen zij dit incidenteel wel. De tweede taak is het voorgaan in het wekelijkse vrijdaggebed en het geven van de bijbehorende preek. Ten derde dragen de twee imams zorg voor de uitvoering van de islamitische voorschriften ten aanzien van de rituelen zoals deze vastgelegd zijn in de fiqh (Dessing 2001: 12). Zij hebben een taak in het begeleiden van de rites de passage tussen geboorte en dood. Rites de passage vormen de schakel tussen individu en groep waarin het individu gesocialiseerd wordt (Van Amersfoort 2001:7).54Een voorbeeld van de omgang met rites de passage door de Ayasofya-imams, is de huwelijksceremonie. Eerst vraagt de imam aan het paar of zij al een burgerlijk huwelijk hebben voltrok-ken. Ook in Turkije dient het paar officieel eerst een burgerlijk hu-welijk te sluiten (Dessing 2001). Indien dit het geval is, is een imam

nikah, een religieus huwelijk, mogelijk. Soms gebeurt dit in de

moskee, maar meestal komt de imam bij de mensen thuis in een aparte kamer in het bijzijn van twee getuigen. Een ander voorbeeld is dat een van de imams bij het overlijden van een man uit de ge-meenschap veelal het rituele wassen van de overledene op zich neemt. Ook helpen de imams bij het regelen van de begrafenis in Turkije. Het komt verder voor dat bekeerlingen in de Ayasofya on-der leiding van de imam de geloofsbelijdenis uitspreken. Ten slotte behoort het geven van religieus onderricht aan kinderen en vol-wassenen tot de taken van de imams. Hierin zijn zij niet de enigen. Diverse hoca’s, leraren, geven eveneens lessen aan kinderen en vol-wassenen. Bovendien zijn hier niet alleen diverse mannelijke, maar ook vrouwelijke hoca’s actief.

Bovengenoemde taken komen overeen met de kerntaken van imams in Turkije die, zoals gezegd, allen in dienst zijn van Diyanet. Yavas¸ meent echter dat voor hem als imam in een Amsterdamse Milli Görüs¸-moskee, de uitvoering van deze taken wezenlijk an-ders is dan voor een imam in Turkije:

Imams in Turkije hebben veel minder te doen. Ze doen een kwartiertje van tevoren de moskee van slot, of de müezzin doet dat, bidden en klaar. Geen hutbe [preek, WB], want dat wordt via een systeem van kabels en via de radio vanuit Anka-ra door heel Turkije verspreid. Waardoor je dus Anka-rare situaties

krijgt dat er gepreekt wordt over dat je moet stoppen voor het rode stoplicht, terwijl er in de verste verten geen stoplicht te bekennen is.55

Een Turkse imam in Nederland heeft meer taken dan een imam in Turkije. In Turkije spelen de imams in de moskeeën een beperkte rol in het beantwoorden van religieuze vragen. Religieuze vragen worden voorgelegd aan de mufti’s in dienst van Diyanet. In de Eu-ropese migratiesetting daarentegen, worden de religieuze vragen wel aan imams in de moskeeën voorgelegd (Cekin 2004:55). In Turkije zijn moskeeën buiten de gebedstijden meestal gesloten, terwijl in de meeste moskeeën van Turkse migrantengemeen-schappen in Europa de hele dag mensen aanwezig zijn (vooral ou-dere en werkloze mannen). Daarnaast worden de imams zowel door de eerste als door de tweede generatie gevraagd te bemidde-len bij gezinsconflicten. Volgens de imams worden zij voor derge-lijke bemiddelingspogingen veelvuldig benaderd. Een mannederge-lijke respondent van de derde generatie geeft aan dat er hierbij wel spra-ke is van een cultuurgerelateerde drempel:

Als we over de tweede generatie spreken, dan proberen ze het eerst zelf op te lossen. Want bij de Turkse cultuur heb je ook zoiets dat de mensen ‘dicht’ moeten blijven zitten, niet alles open laten zien naar andere mensen. De Turkse cultuur is meestal dicht [gesloten, WB], zeg maar. Als er een probleem is tussen mij en mijn vader, dan laten we dat allebei niet merken. Dan proberen we dat eerst tussen elkaar op te lossen. Dat is trouwens niet bij alle gezinnen zo. Als het steeds erger wordt, dan komen er altijd eerst oudere mensen om het op te lossen, dus m’n opa. Hij ziet het, hij merkt het, komt en zegt ‘ophou-den ermee’. Als het echt heel erg wordt, stappen we wel naar de imam (Ismail).

Volgens deze respondent wordt eerst geprobeerd om een gezins-conflict intern op te lossen en pas als dat niet lukt, wordt bemidde-ling van de imam gevraagd.

3.2.2 Interactie en communicatie tussen imams en gelovigen Directe en indirecte vormen van contact

Tussen sommige gelovigen en de imam vindt een persoonlijke, di-recte interactie plaats. Mensen die dat willen, kunnen de imam aanspreken in de hal of het kantoor van de moskee. Ook wordt hij gebeld op zijn mobiele telefoon of schrijven mensen hem briefjes. Vooral mannen maken gebruik van de mogelijkheid tot direct con-tact. Vrouwen leggen hun vragen bij voorkeur voor aan een van de vrouwelijke docenten die in de moskee actief zijn. Wanneer deze vrouwelijke docenten het antwoord op de vraag niet weten, leggen zij de vraag voor aan een van de imams of de mufti. Paköz bevestigt dat er meer mannen dan vrouwen naar hem toe komen met vragen, maar meent dat er geen grote drempel is voor vrouwen om hem te contacteren. Ik kom hierop terug in paragraaf vier van dit hoofd-stuk. Ook leggen gelovigen niet altijd hun vragen openlijk aan de imam voor. Imam Yavas¸:

Sommige vragen zijn nog iets geheimer [vertrouwelijker,

WB]. Dat vragen ze dan meestal via de telefoon. Iemand wil zijn naam niet geven, en soms komt iemand wel, maar ge-bruikt hij de naam van iemand anders: ‘mijn andere familie vroeg’. Dan weet ik: hij is het, maar dan zegt hij: ‘mijn andere familie vroeg: kun je aan de imam vragen’.

Bij vrouwen komt dit aspect van vertrouwelijkheid en schaamte vaak sterker naar voren dan bij mannen. Vragen van vrouwen heb-ben vaak betrekking op reinheidsvoorschriften, seksualiteit en ge-zondheid. Dit zijn terreinen waarop vrouwen niet graag commu-niceren in direct contact met mannen, ook niet met een imam. Veel vragen om religieus advies beantwoorden de imams op grond van hun parate kennis. Yavas¸ noemt deze vragen naar het toegesta-ne en het verbodetoegesta-ne (halâl en harâm, Turks: helal en haram) ‘techni-sche vragen’. Hij doelt hiermee op vragen die door de imams be-antwoord kunnen worden door te wijzen op de voorschriften vanuit het corpus van islamitische rechtsregels (fiqh). De eerste ge-neratie mannen heeft vooral vragen over het geoorloofde en het

ongeoorloofde in de islam volgens het islamitische recht. De imams proberen dergelijke vragen steeds persoonlijk te beant-woorden. De persoonlijke omstandigheden van de vragensteller zijn relevant voor het advies dat zij geven:

We moeten namelijk kijken of er geen andere dingen mee spelen, zoals lichamelijke problemen of psychische proble-men, waarvoor eigenlijk een dokter nodig is. Meestal zijn dat problemen die vrouwen voorleggen. Dan moeten we iemand anders vragen, hooggeleerden of specialisten. Maar als het al-leen een godsdienstige vraag is, dan kunnen we antwoord ge-ven op grond van wat de boeken zeggen (Hulusi Ünye).

Een voorbeeld van vorm en inhoud van de communicatie tussen derde generatie mannelijke gelovigen en imam Paköz, geeft Ismail, bestuurslid van de Turkse studentenvereniging Studenten Unie Nederland (SUN). Hij doorliep in Turkije de middelbare school en volgt een hbo-opleiding economie in Nederland. In eerste instan-tie zoekt hij zelfstandig zijn antwoorden op religieuze vraagstuk-ken. Hij gebruikt hiervoor internet, de Koran en de Hadith: ‘die heb ik thuis’. Pas in tweede instantie vormt de imam voor hem een vraagbaak. Hij heeft een goed persoonlijk contact met imam Pa-köz, doordat hij diens wekelijkse discussiebijeenkomsten voor jongeren bijwoont. Hij geeft een voorbeeld van de vragen die hij Paköz voorlegt:

Bijvoorbeeld, laatst moesten we een reis organiseren. Daar zaten ook vrouwelijke bestuursleden in en ik had een eigen auto. We moesten naar Tilburg. Maar er zaten twee jongens in de auto, ik en een vriend, een medebestuurslid van mij, die zat naast mij en één dame achterin. En dat mocht niet. Want als je over de negentig kilometer bent dan mag het niet, het is verboden in de islam, dat is gewoon verboden. [W: dan ga je niet met één vrouw op stap?] Ja. Dat mag gewoon niet. Dat wist ik ook niet. Ik heb dat allemaal gelezen. Zo diep, dat soort dingen staat niet in de Koran. Dat moet je allemaal grondig bestuderen. Dat had ik aan de imam gevraagd en imam zei, nee dat mag niet. Je móet iemand er bij nemen. Het

moeten minimaal twee vrouwen zijn. Als je ergens op vakan-tie gaat, een persoon die je niet kent. Dat is het punt. Je moe-der of je zusje kan wel, dat is wat anmoe-ders. Dus heb ik het ge-vraagd, kan het wel? De imam zei: ‘Nee, het kan niet. Goed dat je het hebt gevraagd.’ [W: En hij wist het uit zijn hoofd?] Ja. Dat weet hij allemaal uit zijn hoofd. Dat bestudeert hij al-lemaal al eerder. Want hafiz zijn is niet makkelijk. Dat is een mens die de hele Koran uit zijn hoofd kent. En ik heb het hem gewoon gevraagd en hij zei: ‘Goed dat je het hebt gevraagd, want dat mag niet.’ De keer er na heb ik gezegd tegen de voor-zitter: ‘Ik heb één dame. Stuur me nog een dame erbij, dan kunnen we gerust op weg.’ Toen waren we met zijn vieren, twee dames, twee heren, en toen konden we gerust op weg. Hij voegt eraan toe:

Ik had toen helemaal niets bij me, geen Koran, geen hadith, helemaal niets, maar ik had wel mijn telefoon bij me. Dan is het wel zo makkelijk en meestal ook sneller om even de imam te bellen […] Hij is een wandelende gids.

Bij het vormgeven van zijn religieuze identiteit, zoekt Ismail naar een normatief kader waarop hij kan aansluiten. De imam is een van zijn aanspreekpunten hierbij.

Communicatie met het collectief

Naast dergelijke vormen van contact, is er sprake van communica-tie tussen imams en het colleccommunica-tief van de moskeegemeenschap. Ten eerste gaat het hier om de preken, waarin vermaning van de con-gregatie centraal staat.56De preken zijn in het Turks. De preken zijn qua stijl in eerste instantie gericht aan de mannen als vaders, echtgenoten en verantwoordelijken voor hun gezin. De vrouwen kunnen de preek via een geluidsinstallatie beluisteren. Het aantal vrouwen dat de vrijdagspreek beluistert, is zeer klein en varieerde tijdens mijn aanwezigheid van nul tot vijftien. Tijdens de Rama-dan en de voorbereidingsperiode voorafgaand aan de RamaRama-dan zijn er veel meer vrouwen aanwezig. De vrouwen zetten niet altijd de geluidsinstallatie aan bij het begin van de prediking. De inhoud

van de preken komt in paragraaf 3.3 aan de orde. Ten tweede gaat het hier om de lessen die door de imams worden gegeven. De twin-tigjarige hbo-student Ismail vertelt over de discussiegroep van Pa-köz met zestien- tot vierentwintigjarige jongens:

Af en toe is er wel discussie, maar meestal is het meer een in-formatiebijeenkomst, waarbij de imam het woord heeft. Maar aan het eind van de avond beginnen de jongeren met el-kaar te praten van ‘hé, is dat wel zo gebeurd’, of ‘het was ei-genlijk zo’. En dan kunnen we vragen stellen aan de imam: ‘Imam, wat is er gebeurd met dit, en hoe zat het met dat?’ weet je. En: ‘Imam, ik had een opmerking, of ik had deze vraag, klopt dat wel?’ Die vragen komen altijd terug (Ismail).

Paköz geeft ook les aan gevorderde meisjes. Paköz vertelt dat hij in deze lessen probeert aan te sluiten bij de leefwereld van de jonge-ren. ‘Op school leren de jongeren om kritisch te denken.’ Hij sti-muleert dit in zijn lessen door te benadrukken: ‘Geloof nooit ie-mand direct; vraag naar wat de bron is en waarom ieie-mand dat zegt of denkt. Ik probeer hun wegen te openen. Discussiëren is halâl. Sterker, het móet.’57Hij legitimeert dit ook vanuit methode van Abu Hanifa, in wiens Hanafitische wetsschool volgens hem ieder-een mag spreken, zowel de oude als de jonge leerlingen.

Ten derde gaat het om religieuze instructies en bijeenkomsten, zowel voor mannen als voor vrouwen, zoals voorlichtingsbijeen-komsten voorafgaande aan de hajj, de jaarlijkse bedevaart naar Mekka.

Taal

Deze communicatie in de moskee vindt (bijna uitsluitend) in het Turks plaats. Taal vormt een belangrijk aspect in de ontwikkeling van de gemeenschap, waarover zowel in de moskee als op het ni-veau van het Federatiebestuur veel gediscussieerd wordt. Er is een relatief hoog percentage analfabetisme en een lage gemiddelde scholingsgraad onder de moskeegangers. Fuat Yavas¸ meent dat het een logische ontwikkeling is dat de Turkse migrantengemeen-schap is begonnen met het gebruik van de moedertaal in de mos-kee, maar dat de gemeenschap zich zal moeten richten op het

Ne-derlands, omdat in Nederland de toekomst ligt.58

Tijdens de lessen, waarin Turkse leerboeken worden gebruikt, vragen tweetalige docenten regelmatig in het Nederlands of ieder-een de stof begrepen heeft. In de preken wordt ieder-een ‘kunstige’ vorm (Fuat Yavas¸) van Turks gebruikt, dat voor de tweede en derde gene-ratie steeds moeilijker te begrijpen is. Vandaar dat in de moskee en in de Federatie een discussie gaande is of de preek in het Neder-lands gehouden moet worden. Incidenteel wordt een samenvatting van de preek in het Nederlands verspreid. De meningen hierover zijn echter nog verdeeld, ‘want de oudere mensen begrijpen het niet zo goed, dus ik denk niet dat we daar op dit moment klaar voor zijn’ (Ismail). Bovendien is het Turks van de tweede en derde gene-ratie volgens Ömer nog goed genoeg, ook al begrijpen zij soms be-ter Nederlands dan Turks. Maar een te grote groep zou het niet meer verstaan. Imam Yavas¸ heeft het minste bezwaar van de drie imams tegen het geven van de preek in het Nederlands, zolang de oproep tot het gebed (de ezan) en de koranrecitaties tijdens het bid-den in het Arabisch blijven. ‘Dat is onze gemeenschappelijke taal, ons “password”, ons “motto”, zeg maar. Maar daarna, tijdens de preken, kunnen we eender welke taal gebruiken. Dat is allemaal geen probleem’ (Fuat Yavas¸). Wat hem betreft zou hiervan ook een voordeel zijn dat ook niet-Turken, zoals Marokkanen of bekeerde Nederlanders de preek ook kunnen verstaan. De mufti brengt twee bezwaren naar voren. Ten eerste dat er een nieuw idioom zou moeten worden gevormd bestaande uit godsdienstige termen, dat in het Nederlands nog niet bestaat (vergelijk Mandaville 2001: 117-118). Het andere bezwaar is dat hij ‘niet wil dat onze kinderen tij-dens de preek eigenlijk om ons moeten lachen. Wij als imams zijn bezig om Nederlands te leren.’ Hiermee doelt hij op het hierboven geïntroduceerde inburgeringsprogramma. Eenzelfde discussie wordt gevoerd ten aanzien van de mogelijkheid om vragen en ant-woorden op internet te zetten. De mufti twijfelt nog aan deze mo-gelijkheid. Wanneer deze in het Turks opgesteld zouden zijn, zou-den zowel de ouderen als de jongeren moeite hebben met het begrijpend lezen hiervan. Nederlandse vertalingen zouden echter weer problematisch zijn voor de opstellers van de fetva’s, wanneer beheersing van het Nederlands en de capaciteit om godsdienstige termen te vertalen, nog beperkt is.

Hoewel Yavas¸ vindt dat de discussie over de vertaling van de pre-ken naar het Nederlands eigenlijk al eerder gevoerd had moeten worden, meent hij ook dat deze discussie afhankelijk is van de ont-wikkelingen van de migrantengemeenschap in Nederland: ‘We zijn hier echt veel te laat mee, het moest eigenlijk al tien jaar gele-den, dat is onze grote fout. Elke tijd, elke generatie vragen ze weer iets anders, hebben ze andere verwachtingen.’

Bereik

De imam bereikt in de praktijk voornamelijk de actieve moskee-gangers, ofwel in individueel contact, ofwel aangesproken als collec-tief. Degenen die niet naar de moskee gaan, bereikt hij in feite niet. Niet elke moskeeganger benadert de imam persoonlijk of openlijk. Bovendien kan een gelovige niet alleen de imam raadplegen bij vra-gen, maar ook andere religieuze functionarissen. ‘Meestal, als je geen imam vindt, kun je ook naar de müezzin [de gebedsoproeper,

WB] gaan. Hij weet ook heel veel over islam. En als je helemaal niks hebt, dan kan je altijd de Koran raadplegen’ (Ismail). Opvallend is bovendien dat de extern gerichte activiteiten, die in het Nederlands zijn, nauwelijks bezocht worden door de ‘gewone gelovigen’. Het be-lang van de vraag naar het bereik van de imam, met name hoe en of hij vrouwen bereikt, komt ook in de volgende paragrafen terug.

3.2.3 Rolopvattingen van de imams

Imam Fuat Yavas¸: ‘Iedereen speelt in deze wereld theater, een rol. Ik speel de rol als imam. Speel ik mijn rol goed? Ik doe mijn best voor de samenleving in Nederland. In Turkije was het makkelijk, want 99 procent was daar moslim. Hier is het een multiculturele samenleving. Ik heb gelijk na de moord op Van Gogh een preek geschreven die ook aan de pers is ge-stuurd. Daarin wilde ik excuus aanbieden dat een