• No results found

3 De Turkse Ayasofya-moskee in Amsterdam

3.3 Gezag van de imam

Wanneer we constateren dat de imams het als hun verplichting zien om een normatief advies te geven dat verankerd is in de reli-gieuze traditie, hoe komt dat dan naar voren in hun boodschap? Wat is het ‘correcte model’ (Eickelman en Salvatore 2004) dat de imams willen overdragen aan de moskeegemeenschap? Wanneer en hoe spreken de imams zich uit over levenskansen en levensstij-len van moslims in Nederland? En hoe gezaghebbend zijn zij in deze rol als doorgevers en interpreteerders van de (discursieve) traditie? Hebben de imams de positie, de kennis van de normatie-ve bronnen en het charisma om de normativiteit van de islam ge-zaghebbend over te dragen?

3.3.1 De boodschap van de imams De inhoud van de preken61

In de preken62wordt de gelovige gemaand zich te onderwerpen aan God. Hij moet zijn dienaar zijn en Gods instemming verwer-ven. Gelovigen dienen het voorbeeld van de Profeet Mohammed te volgen: ‘Laten we doen wat Mohammed heeft gedaan, zijn spoor volgen, voet voor voet.’63Hij dient het geloof te praktiseren via de

ibadet, ‘het zich richten tot God’.64Hij dient helal en haram (het geoorloofde en het ongeoorloofde) te onderscheiden, ver te blijven van zonde (günah), en goede daden (sevap) te verrichten om belo-ning te krijgen in het hiernamaals (ahiret). Het gaat in de preken om de goede moraal (ahlak) en zijn tegenovergestelde, wanorde (fitne, fesat). ‘De mens wil geluk in deze wereld en in het hierna-maals. Hij wil gered worden van dat waar hij bang voor is: de hel. God geeft een recept als van een dokter. Hij wil […] dat we een ge-meenschap vormen waarin een bepaalde orde is en structuur.’65 Moeilijke dingen die de mensen overkomen tijdens het leven, zijn een beproeving (imtihan), geen ‘straf’. ‘Ook al is een mens arm, een gelovige moslims kan van het leven genieten. De groep die slechts aan geld en winst denkt […] is op aarde en daarna ongelukkig. De moslim is gelukkig, ook al is hij ongelukkig in de ogen van anderen, bijvoorbeeld omdat hij arm is. Het verschil tussen beiden is geloof (iman).’66In iedere preek staat een koranvers (ayet; Ar. aya) cen-traal, die aan de hand van verschillende overleveringen van de Pro-feet (hadis; Ar. hadîth) en aya’s uitgelegd wordt. Er worden dan steeds voorbeelden uit de begintijd van de islam en voorbeelden uit deze tijd gegeven. ‘De bedoeling is om mensen te raken, dus pre-ken zijn emotioneel van toon. De imam wil mensen overtuigen om tot een bepaalde actie te komen’ (Sefa Bagˇci). De preek valt uiteen in twee delen. Het eerste deel wordt de vaaz genoemd. Deze wordt min of meer uit het hoofd voorgedragen, voorafgaand aan de op-roep tot het middaggebed (ezan; Ar. adhân). Na het gezamenlijke gebed houdt de imam nog een korte preek, de hutbe, waarin het thema van de vaaz nog eens wordt samengevat.

In de preken wordt het morele belang van ibadet (Ar. ibadât) steeds benadrukt. Hier gaat het om de persoonlijke relatie tussen mens en God via het praktiseren van de vijf zuilen van het geloof.

De eerste zuil is de geloofsbelijdenis (s¸ehada; Ar. shahâda), de tweede zuil is het gebed (namaz; Ar. salât). De derde zuil is de de ar-menbelasting (zekat; Ar. zakât), en de vierde zuil is het vasten (oruç; Ar. saum) tijdens de Ramadan. De vijfde zuil, ten slotte, is de bedevaart naar Mekka (hac; Ar. hajj). Voortdurend wordt in de pre-ken gezegd dat ibadet alleen niet genoeg is. Ten eerste heeft ibadet geen waarde zonder geloof (iman), zonder de intentie (niyet) om de ibadet vanuit een vrome instelling te praktiseren. Yavas¸ maant de mensen bijvoorbeeld om in de maanden voorafgaand aan de Ra-madan na te gaan of het gebed ‘een geestelijke oefening is, of [al-leen] gymnastiek’.67 Daarnaast is ibadet niet alleen belangrijk voor de gelovige zelf, in zijn relatie ten opzichte van God, maar ook in de relaties met anderen.68Van de gelovigen wordt inzet in de maatschappij verwacht, zowel tegenover moslims als niet-mos-lims.69De maatschappelijke manier waarop mensen hun onder-linge verhoudingen dienen vorm te geven, wordt eveneens in de preken voorgespiegeld, door de nadruk op het belang van huwelijk, opleiding, opvoeding, familie, (geestelijke en lichamelijke) ge-zondheid, vrijgevigheid en soberheid. ‘De islam geeft [hiermee] middel[en] om tussen helal en haram te onderscheiden.’70 De imams vertalen deze centrale ideeën over wat wenselijk geacht wordt naar de moderne samenleving. Het huwelijk wordt opgevat als fundament voor een burgerlijke samenleving.71De preken rich-ten zich sterk tegen materialisme in de vorm van luxevergaring en consumptiegedrag. ‘Mensen houden zich bezig met welke auto, welke mobiele telefoon ze gaan kopen, terwijl hun kind naar de hel gaat.’72In preek 11 wordt dit doorgetrokken naar een visie op het kapitalisme: ‘Een Hadith zegt: “In de geschiedenis van de mens heeft gierigheid gemeenschappen vóór jullie vernietigd.” Bijna alle grote economische machten zijn op onrechtvaardigheid (zulüm; Ar. dhulm) gebouwd. […] De Amerikaanse economie is zo.’ Als oplossing wordt de islam gezien, want ‘tegen de kapitalistische economie die onderdrukking als basis heeft, geeft de islam een economie die op een filosofie van geven en schenken is ge-bouwd’.73De gelovigen worden gemaand om volop sadakat (Ar.

sadaqa) en zekat te geven.74Voorts worden de gelovigen ertoe aan-gezet zich in te zetten in hun sociale leven: ‘[Cihat betekent ook] je inzetten. Je inzetten in je sociale leven, je verantwoordelijkheden.

[…] In de fabriek als werkleiders, als beste in de klas, als vrouw in je huwelijk, voor de opleiding van de kinderen zorgen, voor een rustig familieleven. Dat is cihat.’75Hier is de organisatie Milli Gö-rüs¸ belangrijk, die zich profileert als kanaal bij uitstek om iets voor de gemeenschap of de maatschappij te doen. Daarbij geldt ten alle tijde dat de gelovige God dient te vrezen. ‘Een Hadith zegt: “Of gij gaat achter de goede dingen aan, of anders zal Allah ellende op u af-sturen en zal uw smeekbede niet aanvaard worden.” Dus onder-steunt ons werk [van de organisatie Milli Görüs¸, WB]. Dat is nodig voor u, en voor de volgende generatie. Want wij laten een erfenis achter, zodoende dat er voor ons gebeden wordt [door ons nage-slacht nadat wij overleden zijn, WB].’76Goede kinderen, die goed zijn opgevoed, zullen deze gebeden verrichten voor hun overleden ouders; slecht opgevoede kinderen niet.77In de preken wordt uit-gelegd wat men moet doen om in aanmerking te komen voor ver-geving van zonden. Vooral de maand Ramadan biedt daarvoor ge-legenheid.78

Vertaalslag naar de moderne samenleving

Het is een nuttige exercitie om de preken te bestuderen aan de hand van het analytische onderscheid dat Paul Schnabel maakt tussen ‘A-cultuur’, ‘B-cultuur’ en ‘C-cultuur’. De A-cultuur betreft het macroniveau van de natiestaat. ‘Het is de cultuur die tot uit-drukking komt in de Grondwet en die de waarden en normen om-vat die tot de vanzelfsprekendheden van moderne, democratische samenlevingen zijn gaan behoren. Het gaat om de vrijheidsrechten en de sociale rechten en alles wat daaruit afgeleid kan worden’ (Schnabel 1999: 21). De B-cultuur wordt gevormd door het alle-daagse leven van schoolgaan, werken en maatschappelijke partici-patie (1999:22). De C-cultuur staat voor de individuele levensstijl, de vormgeving van het persoonlijk leven (1999:22). Schnabel meent dat in Nederland de A-cultuur een monocultuur is of zou moeten zijn, met ononderhandelbare waarden en noemt multicul-turalisme (als ideaal en als realiteit) daarom een illusie. Hiermee toont hij zich een voorloper van Scheffers ‘Multiculturele drama’ (de Volkskrant, 29 januari 2000). Scheffer wijst erop dat die kern-normen en -waarden in Nederland onvoldoende gedefinieerd zijn om een coherente A-cultuur te kunnen vormen. In hoofdstuk 2 heb

ik reeds laten zien dat dit diffuse veld van een A-cultuur in een democratische natiestaat niet statisch is en dat verschillende groe-pen en actoren uit nieuwe migratiestromen en onder invloed van voortgaande seculariseringprocessen voortdurend pogingen doen tot onderhandelen over de betekenis en invulling ervan. Schnabels driedeling is echter bruikbaar om inzichtelijk te maken of en op welke manier de imams zich uitspreken over het macro-niveau van de Nederlandse natiestaat en haar inrichting, over het mesoniveau van de maatschappelijke instituties met de opties, de levenskansen die zij bieden, en het microniveau van de individuele levensstijlen en de vormgeving van het persoonlijke leven.

In de preken ligt de prioriteit bij het schetsen van een normatief kader op het C-niveau, het niveau van de individuele levensstijl. Schnabel geeft aan dat in Nederland de regels op dit gebied tradi-tioneel gebonden waren aan leeftijd, klasse, sekse en beroep (1999:22). Ik voeg daaraan toe levensbeschouwelijke richting, c.q. godsdienst. De burgerlijke samenleving met een streven naar uni-formiteit op dit gebied maakte in de afgelopen decennia plaats voor een grote mate van vrijheid in het kiezen en combineren van levensstijlen. De boodschap die in de preken doorklinkt, is er een van restrictie en beteugeling van de individuele gelovige jegens de hedonistische verlokkingen van de moderne, urbane samenle-ving, zoals alcohol, gokken, ongehuwd samenwonen, materialis-me en consumptismaterialis-me. De wil (nefs) en de gierigheid moeten be-dwongen worden door het geloof (iman), net als de seksuele lust (s¸ehvet) bedwongen moet worden door het huwelijk. De preken benadrukken het belang van ‘genoegen nemen’ met wat je hebt.79 Op het niveau van de B-cultuur, de maatschappelijke participa-tie, speelt de imam een stimulerende rol die gericht is op het ver-groten van levenskansen op het gebied van scholing en werk. In preek 1 wordt het belang van een goede opleiding sterk benadrukt. De vader heeft een belangrijke verantwoordelijkheid voor het wel-slagen van de opvoeding. En zoals hierboven al duidelijk werd, hechten de imams groot belang aan een goede opleiding voor de jonge generaties in Nederland. De imams willen dat de jongeren aansluiting vinden bij de Nederlandse maatschappij, door zich in te zetten voor die maatschappij. ‘Wij geven aan de jongeren mo-reel: “jullie moeten naar school, je best doen, op de straat, jullie

moeten respect hebben voor de buren, elkaar helpen, bij elkaar ko-men”. Wij stimuleren altijd tijdens preken. Als iemand goed luis-tert, maken ze geen fouten’ (Fuat Yavas¸, interview). Tegelijk is de imam normerend. Ouders wordt gemaand om hun kinderen een goede beroepsopleiding te laten volgen, maar daarbij mag de reli-gieuze opleiding niet vergeten worden. Hetzelfde geldt voor de sportclub. Die is belangrijk, maar de koranles eveneens. Werk is belangrijk, maar rijkdommen vergaren vanuit een materialistische en consumptieve instelling mag niet. ‘Wij zeggen niet dat een mos-lim niet moet werken of geen huis mag hebben. Hij moet werken. Maar het is een middel om Gods goedkeuring te verdienen, geen doel op zich [om luxe te vergaren, WB].’80

In hun boodschap proberen ze een combinatie van islamitisch recht, ethiek en moraal over te brengen. Onderstaande uitspraak van imam Paköz geeft dit weer:

Islam heeft een oplossing voor elk probleem, maar moslims weten dat niet. Ik geef een voorbeeld: Jij bent bazin van mij. Ik ben moslim, jij bent christen en ik moet bidden tijdens het werk. Ik krijg van jou toestemming voor het middaggebed. Ik kan dan uitgebreid de tijd nemen voor de wudu’,81naar de moskee gaan, aparte kleding aantrekken, een speciaal bid-kleedje neerleggen enzovoort, en dan één of anderhalf uur bezig zijn. Maar dan ben ik een dief van de tijd van de baas, want ik zou acht uur werken. En dan wil die je morgen geen toestemming meer geven. Een goede moslim weet echter wat hij moet doen: hij moet thuis al de wudu’ verrichten (die blijft geldig) en dan in maximaal tien minuten bidden. Je moet im-proviseren als er bijvoorbeeld geen gebedskleedje is, dan kan je een stuk papier of karton gebruiken. Hetzelfde geldt voor de buren. Jij bent zwanger, ik kom met een cadeau om te feli-citeren. Jouw eerste positie is dat je buurvrouw bent. Katho-liek of niet-gelovig maakt niet uit. Als imam geef je niet alleen toestemming om zo om te gaan met je buren en werkgevers, maar je stimuleert het ook (Osman Paköz, interview).

Uit de preken wordt niet duidelijk hoe de imams denken over het buitenshuis werken van vrouwen. In de interviews brengen zij naar

voren dat vrouwen wordt toegestaan om deel te nemen aan het ar-beidsproces, mits zij hun hoofddoek kunnen blijven dragen en mits zij de zorg voor de kinderen laten prevaleren. De kwestie van de hoofddoek heeft zowel op religieus genormeerde levensstijl als op maatschappelijke levenskansen betrekking. Immers, de opties die vrouwen hebben, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt, worden beïnvloed door hun levensstijl. Osman Paköz benadrukt dat het ui-terlijk zichtbaar zijn als moslim niet voldoende is, het gaat uitein-delijk steeds om het geloof en de houding ten opzichte van God.82 In een interview geeft Yavas¸ aan dat het principe van het zich be-dekken met een hoofddoek, een verplichting is in de islam. De

ni-qâb (Turks: nikap), een gezichtsbedekkende sluier die alleen de

ogen van de vrouw vrijlaat, vindt hij echter een anachronisme, waardoor ‘iedereen haar raar aankijkt’.83Mufti Ünye meent dat voor de hoofddoek wel ruimte is in de Nederlandse publieke ruim-te, maar voor de niqâb niet. ‘Als je die in huis wilt dragen, privé, goed, maar niet in de maatschappij’ (Hulusi Ünye, interview). Een hoofddoek beschouwen zij als een religieuze verplichting voor de vrouw (wâjib), terwijl zij een niqâb opvatten als niet verplicht en niet verboden (mubûh)84

Een deel van de morele vertaalslag van de traditionele tekst naar de moderne context wordt ook duidelijk uit de manier waarop de imams omgaan met de keuze van huwelijkspartners. De imams zijn het eens over het concrete normatieve kader dat de islamiti-sche wet bepaalt: een moslimvrouw mag niet met een niet-mos-limman huwen. Een mosniet-mos-limman mag wel met een niet-moslim vrouw trouwen. Echter, de imams adviseren om als moslim alleen met een andere moslim te trouwen. De nationaliteit of etniciteit van de huwelijkspartners doet voor de imams niet ter zake, zo ge-ven zij aan. Immers, ‘Allah kijkt alleen maar hoe iemand gelooft. Dat is belangrijk. Daarom is het voor ons imams niet belangrijk of iemand Nederlands is of niet. Gelovigen zijn moslims en moslims moeten goede contacten hebben met andere gelovigen’ (Fuat Ya-vas¸, interview). De vertaalslag naar de praktijk wordt vervolgens flexibel gemaakt. De imams vragen niet aan de huwelijkskandida-ten of ze praktiserend moslim zijn. Yavas¸: ‘Ik vraag hun niet naar hoe ze leven, alleen of ze in de vijf basisbeginselen van de islam ge-loven: geloof in Allah, de Profeten, de Engelen, de Boeken en het

Hiernamaals’ (vergelijk Dessing 2001: 95, 98, 82 en 139). Ünye: ‘Als iemand niet zegt dat hij of zij geen moslim is, dan accepteren we deze als moslim.’ De imams maken een onderscheid tussen ‘broe-ders’ (moslims) en ‘vrienden’ (niet-moslims). ‘Met beiden moet je goed omgaan. Met vrienden kun je wel goed samenwerken, maar niet je hele leven delen, want als je van mening verschilt over fun-damentele zaken, dan krijg je conflicten en dat wil je niet in een hu-welijk’ (interview met Yavas¸ en Ünye).

Incidenteel preken de imams over actuele ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving, zoals naar aanleiding van het overlijden van prins Claus, het Verenigde Naties Jaar van de Mensenrechten en Islam, en eerwraak.85De mufti stelt deze preken op en het Fe-deratiebestuur speelt hierin een initiërende rol. Via persberichten worden de media van deze preekonderwerpen op de hoogte ge-bracht. Het is in Nederland uniek te noemen dat een moskeeorga-nisatie via de media uit eigen beweging inzicht verschaft in de in-houd van de preken.86

De cemaat, de moskeegemeenschap, wordt in diverse preken opgeroepen om sociaal actief te zijn, zowel binnen als buiten de moskee.87In preek 7 maant de mufti de gemeenschap om actief te zijn in sociale activiteiten en roept hij, net als in preek 5, op om de activiteiten van Milli Görüs¸ bij te wonen en te steunen. ‘Niet alleen de godsdienst is van belang, maar ook het sociale leven. We moe-ten actief deelnemen aan activiteimoe-ten in ons sociale leven, we pro-beren daar wat aan bij te dragen. […] De maatschappij verwacht van ons diensten, dat moeten wij als gemeenschap doen. Zowel voor moslims als voor niet-moslims. We moeten de schoonheid van de godsdienst tonen aan anderen, vierentwintig uur per dag is een moslim een moslim. De moslim kan niet twee levens hebben. Wij moeten actief bijdragen aan de maatschappij. Het geloof heeft ook een maatschappelijk aspect.’88 Hier worden de bedevaart (Turks: hac, Arabisch: hajj) en het geven van aalmoezen, zekat, ge-noemd, maar ook de activiteiten die vanuit Milli Görüs¸ worden aangeboden, zoals alfabetiseringscursussen, taalcursussen, com-putercursussen, gymnastiek en educatieve reisprogramma’s, voor ouderen, jongeren en kinderen, zowel mannen als vrouwen.89De mufti gebruikt zijn preken om over te brengen aan de cemaat dat Milli Görüs¸ als organisatie met haar sociale activiteiten een

ver-bindende rol wil spelen tussen de moskeegemeenschap en de Ne-derlandse maatschappij. Hierbij maant hij de cemaat gebruik te maken van de voorzieningen van de moskee als zelforganisatie. Van Heelsum, Fennema en Tillie (2004) tonen een positief ver-band aan tussen de mate van civiele gemeenschap van een etnische groep en hun politieke en maatschappelijke participatie en eman-cipatie. De mate van zelforganisatie binnen een etnische gemeen-schap blijkt een graadmeter te zijn voor de ontwikkeling van so-ciaal kapitaal en zelfredzaamheid (Van Heelsum et al. 2004).90 Het belang van het geloof en een godsdienstig leven wordt in de preken steeds benadrukt. Als natiestaat biedt Nederland de vrij-heden en mogelijkvrij-heden tot het vergroten van levenskansen en in-dividueel uiten van levensstijlen op alle drie niveaus (macro-, meso- en microniveau). In de preken is een visie zichtbaar over de plaats van religie in het openbare en politieke leven in de seculiere samenleving. De imams zien religie als een fundament voor de morele gemeenschap en de maatschappij. ‘Wie God niet vreest, begint kennis voor eigen doelen te gebruiken. Dit geldt ook voor politici en ouders.’91‘Alleen wetenschappers die God aanbidden zijn goed.’92En: ‘De wereld is er om van gebruik te maken, maar met inachtneming van Gods geboden.’93In een interview schetst Yavas¸ zijn opvatting over het maatschappijbeeld van christenen in Nederland: ‘Mensen leven in de maatschappij. Geloof en dage-lijks leven kun je niet van elkaar scheiden, al wordt dat wel gepro-beerd in Nederland. Maar ik vind dat je niet alleen op zondag in de kerk christelijk kunt zijn, nee je bent vierentwintig uur per dag christelijk.’

Het gaat echter in de preken niet specifiek om de macro A -cul-tuur van een bepaalde natie, i.c. Nederland, maar meer om de ver-beelde wereldgemeenschap van de umma, de wereldgemeenschap van gelovigen. Daarin kan ieder individu zich, los van een natie, los van een cultuur, inpassen.94Daarvan is het ‘programma de Ko-ran’ en de Profeet Mohammed de leider. De mufti presenteert ver-volgens Milli Görüs¸ als hedendaagse organisatie die vanuit deze gedachte werkt ‘in alle hoeken van de wereld’.95Hiermee geeft hij