• No results found

4 De Marokkaanse moskee El-Islam in Den Haag

4.1 De El-Islam-moskee

De tweede casus in deze studie wordt gevormd door de Marok-kaanse stichting Masjid El Islam in de Schilderswijk in Den Haag. Vanaf de oprichting in 1983 is de Marokkaanse Khammar El-Bak-kali hier imam geweest. Sinds 1983 bestaat het (ongekozen) stich-tingsbestuur van de moskee uit dezelfde vijf mannen van de eerste generatie. Zij dragen zorg voor de administratieve zaken, het on-derhoud van het gebouw en de financiën.1Iedere vrijdag bidden ongeveer vijfhonderd mannen en honderdvijftig vrouwen in deze moskee. De moskee telt zo’n zevenhonderd contributiebetalende leden, die elk vijftig euro per jaar betalen.2In 1997 is de nieuwge-bouwde moskee aan de Van de Vennestraat geopend. De moskee is in een moderne stijl in oranje baksteen opgetrokken en voorzien van een kleine minaret en ramen met boogvensters.3Naast de gro-te gebedsruimgro-te voor mannen op de begane grond waar het preek-gestoelte staat en de wasruimte is, heeft moskee El-Islam een ver-dieping met twee gebedsruimten en een wasgelegenheid voor vrouwen. De vrouwenruimte is via een zijingang bereikbaar via een steile trap. In de vrouwenruimtes hangen meerdere televisies, zodat de vrouwen niet alleen kunnen horen, maar ook kunnen zien wat er in de gebedsruimte van de mannen gebeurt. Via een binnen-trap is de gebedsruimte voor de mannen bereikbaar. Verder zijn er een vergaderzaal annex computerruimte, de kamer van de imam en verschillende leslokalen. Naast de moskee is een winkel met vooral non-food, terwijl bij de vrouwen vanuit een grote bergkast

na afloop van het gebed kleding, sieraden, boeken, cd’s en wat etenswaren worden verkocht. ’s Avonds, in het weekend en op woensdagmiddag verzorgen leraren drukbezochte religieuze les-sen voor mannen en vrouwen in diverse leeftijdscategorieën. Er worden taallessen Nederlands en Arabisch en computercursussen gegeven en de kinderen kunnen er terecht voor huiswerkbegelei-ding. In de moskee zijn twee jongerenorganisaties: Al-Manaar voor meisjes en jonge vrouwen en MJV(Marokkaanse Jongeren Vereniging) voor jongens en jonge mannen. Net als de Ayasofya-moskee is de Ayasofya-moskee El-Islam een grote, actieve en open wijkmos-kee, die zowel incidenteel als meer structureel samenwerkt met de lokale overheid en maatschappelijke en religieuze organisaties.4

De moskeegemeenschap kent dezelfde problematiek als iedere Marokkaanse gemeenschap in Nederland: werkloosheid en ar-moede binnen de eigen wijk, taalachterstand en probleemjongeren (Canatan et al. 2005: 105). Tevens is het een voorbeeld van een Ma-rokkaanse moskee die in eerste instantie is gevormd op basis van de mee gemigreerde, traditionele culturele islam uit Marokko – terwijl eenmaal in de Europese context het contact met uiteenlo-pend islamitisch gedachtegoed, globaal verspreid via satelliet-tv en internet, toeneemt (vergelijk Kanmaz 2007).

Ik bezocht deze moskee tussen 2001 en voorjaar 2005 veertien keer, waarbij ik gesprekken en interviews voerde met zestien res-pondenten, voornamelijk van de tweede generatie. Drie van hen waren mannen, de rest vrouwen, van wie drie bekeerlingen waren met een Nederlandse achtergrond. De respondenten hadden allen in Nederland voortgezet onderwijs gevolgd. Mohammed, Abdel-latif en Khadija hadden een voltijds betaalde baan, de rest studeer-de aan mbo, hbo of universiteit, met daarnaast doorgaans een be-taalde bijbaan. De negentienjarige Nasra was een van de zes meisjes die drie jaar lang intensief les krijgt van de imam en de vijf-entwintigjarige Mohammed had reeds vijftien jaar lang elke zater-dagmiddag les van de imam. Ik interviewde de imam drie keer met behulp van een tolk en sprak uitgebreid met de moskeebestuurs-voorzitter. Verder was ik drie keer aanwezig bij de vrijdagspreek, drie keer tijdens Ramadanactiviteiten en vier keer voor diverse an-dere bijeenkomsten. Verder woonde ik op 22 april 2001 een publie-ke conferentie bij georganiseerd door de jongerenverenigingen

van de moskee, Al-Manaar (voor meisjes) en MJV(voor jongens). Voor activiteiten, aankondigingen en verslagen raadpleegde ik de website van MJV, www.mjvonline.nl.

In dit hoofdstuk volg ik dezelfde opzet als bij de beschrijving van de Ayasofya-moskee. Na een introductie van de moskeegemeen-schap, ga ik in op de interactie en communicatie tussen de imam en de moskeebezoekers. Vervolgens schets ik een beeld van de rolop-vattingen van imam El-Bakkali. Hierbij komt naar voren dat hij vindt dat imams in Nederland gelovigen moeten begeleiden vanuit de islamitische jurisprudentie, de fiqh. Daarbij dienen gelovigen te leren om kritisch te zijn ten aanzien van de grote hoeveelheid in-formatie, informatiedragers en informanten over de islam. Hierna ga ik in op de vraag hoe deze boodschap wordt opgenomen door moskeebezoekers van de tweede en derde generatie. Daartoe ana-lyseer ik welke vragen jongeren stellen aan de imam en wat ze met zijn antwoorden doen. Ten slotte schets ik een beeld van een aantal activiteiten van meisjesvereniging Al-Manaar. Aan de hand van dit voorbeeld wordt zichtbaar dat ook in deze Marokkaanse moskee-gemeenschap meerdere kennisoverdragers actief en van invloed zijn.

4.1.1 De moskeegemeenschap

Terwijl de gelovigen net als bij de Turkse Ayasofya-moskeegemeen-schap, de symbolische umma als één grote moskeegemeenschap opvatten, tekenen ook hier de grenzen van de lokale moskee-gemeenschap zich af rond een groep mensen die sympathiseren rond religie, etniciteit en politiek: ‘De moskee is niet zomaar een plek waar mensen samenkomen om te bidden. Het is ook een cen-trum voor politiek, onderwijs, sociologisch, cultureel’ (Nurdin, tweede generatie). De ruim opgezette nieuwbouw en het karakter als wijkmoskee trekken moskeebezoekers aan. Als Arabofone mos-kee trekt de mosmos-kee niet alleen Marokkanen, maar ook moslims uit andere landen zoals Egypte, Irak, Bosnië en Somalië. Er zijn activi-teiten voor jongeren en voor ouderen, mannen en vrouwen apart. Taallessen Nederlands en Arabisch, huiswerkbegeleiding en com-puterlessen worden georganiseerd. Sommige bezoekers komen

specifiek voor de religieuze lessen of juist voor de vrijdagspreek. Ook de gerespecteerde status van imam El-Bakkali is een motivatie om deze moskee te bezoeken, zo wordt in dit hoofdstuk duidelijk.

Gender

De moskee wordt door meer mannen bezocht dan vrouwen. Voor mannen is het aangeraden om de dagelijkse gebeden gezamenlijk in de moskee te verrichten. De salât al-jum’a op vrijdagmiddag vormt voor hen een religieuze verplichting. Terwijl in de Turkse moskee een handvol vrouwen op vrijdag de moskee bezoekt, zit de vrouwenruimte van El-Islam vol met zo’n honderdvijftig bezoek-sters.5Dit zijn vooral oudere vrouwen van de eerste generatie. Jon-ge moskeebezoeksters gaan vooral op vrijdagavond, zaterdag of zondag naar de moskee om lessen en lezingen te volgen. Behalve dat hun verplichtingen op school, met werk of thuis in de zorg voor de kinderen voor gaan, geldt ook dat wanneer een vrouw haar menstruatieperiode heeft, zij niet bidt en de moskee niet bezoekt voor het vrijdagsgebed. De oudere vrouwen zijn de vruchtbare leeftijd gepasseerd en gaan in het wit gekleed.6Ook in Marokko vormen deze hajja’s een groep die op vrijdagmiddag wel naar de moskee gaat voor het gebed. Overigens gebeurt dit in Marokko in veel mindere mate dan in Nederland. Waar vrouwen in Marokko religieuze beloning, ‘ajr of hasanat, halen uit bijvoorbeeld het be-zoeken van graven van marabouts (‘heiligen’), wordt in de migra-tiecontext de moskee een plaats om ‘ajr te verkrijgen (Van Nieuw-kerk 2005).7Het vergaren van religieuze beloning vormt overigens ook een motivatie voor tweede en derde generatie vrouwen om te bidden in de moskee: ‘Ik bid in de moskee omdat je daar veel meer hasanat (religieuze beloning) voor terugkrijgt. Het is niet verplicht om in de moskee te bidden, je kan het gebed ook thuis verrichten’ (Nasra, 19). Het sociale aspect vormt voor vrouwen een belangrij-ke motivatie voor mosbelangrij-keebezoek. Hier kunnen vrouwen elkaar ontmoeten zonder bij elkaar thuis te komen – met alle sociale plichtplegingen die daarbij horen (Khadija, 30). Soms nemen vrouwen hun dochters mee, waardoor de andere vrouwen weten dat zij (huwbare) dochters heeft (Khadija, 30). Dat zowel het reli-gieuze als het sociale aspect een belangrijke rol speelt, is bijvoor-beeld ook merkbaar in de manier waarop de vrouwen in de moskee

met elkaar praten. Tijdens de preek is het stil, op het enkele geluid van een klein kind na. Maar op andere momenten, ook als sommi-ge vrouwen aan het bidden zijn of wanneer de imam praat – zicht-baar en hoorzicht-baar via het televisiescherm – praten en lachen de vrouwen met elkaar. Maryam heeft hiervoor twee verklaringen. Ten eerste doordat de vrouwen het Arabisch vaak niet of beperkt begrijpen en daardoor snel afgeleid zijn en ten tweede doordat de moskee als sociaal trefpunt fungeert:

Doordat er veel vrouwen komen die niet geïntegreerd zijn en ook niet modern zijn geworden – niet in Nederland, maar ook niet in Marokko, dat inmiddels ook moderner is geworden – begrijpen zij niet wat er gezegd wordt. En als je niet begrijpt wat er gezegd wordt, dan is het maar saai en ga je vanzelf klet-sen. Bovendien werken de mannen, maar veel vrouwen zitten thuis met het huishouden en de kinderen. Zij vinden het leuk als ze elkaar dan in de moskee zien, dan kunnen ze bijpraten (Maryam, 18, tweede generatie).

Eraan toegevoegd kan worden dat niemand in de mannenruimte, waar de imam zich bevindt, kan horen wat er bij de vrouwen ge-beurt.8

Ondanks de aparte ruimtes voor mannen en voor vrouwen be-staat er in de praktijk betrekkelijk veel interactie tussen hen, voor-al onder de tweede en derde generatie. Sommige lessen Arabisch en tafsîr (koranexegese) zijn gemengd. Vrouwen gaan ook wel ach-ter in de mannenruimte zitten voor het volgen van lessen, maar mengen zich dan niet in de kring van de mannen zelf.9En hoewel er twee aparte verenigingen zijn voor jonge mannen en voor jonge vrouwen, is er tussen bestuur en leden van de twee verenigingen regelmatig contact, bijvoorbeeld bij het organiseren van gezamen-lijke activiteiten.10

Generatie

Volgens cijfers van de Wetenschappelijke Raad voor het Rege-ringsbeleid (WRR) uit 2001 bezoekt negen procent van de eerste ge-neratie Marokkanen nooit een religieuze bijeenkomst, terwijl ze-venenveertig procent van de tweede generatie Marokkanen nooit

een religieuze bijeenkomst bezoekt (Dagevos 2001:27).11Een on-derscheid tussen ouderen van de eerste generatie en jongeren van de tweede en derde generatie is in de El-Islam duidelijk zichtbaar. Bij de vrouwen is dit bijvoorbeeld zichtbaar in de kleding (oudere vrouwen dragen wit, jongere vrouwen vaak zwart of juist kleurige kleding; een enkeling draagt haar hoofddoek alleen in de moskee), het gebruik van het Nederlands door jongeren en Berber door ou-deren in de moskee, en het opleidingsniveau.

De El-Islam-moskee wordt door een relatief grote groep jonge-ren bezocht, die binnen de moskee hun eigen domeinen hebben gecreëerd. Dit manifesteert zich in de oprichting van twee zeer ac-tieve jongerenverenigingen. De Marokkaanse Jongerenvereniging (MJV), opgericht in 1992, heeft als doelgroep jonge mannen tussen zestien en dertig jaar, terwijl Al-Manaar (betekenis De Vuurtoren, opgericht in 1998) voor jonge vrouwen tussen zestien en vijfen-twintig jaar bedoeld is.

Taal

In de moskeegemeenschap kan een onderverdeling tussen Berber-sprekenden, Marokkaans-ArabischBerber-sprekenden, Arabofonen uit andere delen van de islamitische wereld en Nederlandssprekenden worden gemaakt.12Dit is geen strikte scheiding, want sommigen beheersen meerdere van deze talen en het gebruik van de talen loopt door elkaar. Onderling spreken de jongeren voornamelijk Ne-derlands en de ouderen Berber of Marokkaans-Arabisch. De mos-kee wordt ook door Nederlandse bemos-keerlingen bezocht. De toe-zichthoudster in de vrouwenruimte is een Egyptische, die met de Berbertaligen in het Nederlands communiceert.13De bijeenkom-sten van Al-Manaar en MJVzijn doorgaans in het Nederlands, ter-wijl regelmatig voor tolken wordt gezorgd bij Arabischtalige lezin-gen. De imam spreekt Standaard Arabisch, Marokkaans-Arabisch en Berber. Het Nederlands beheerst hij niet actief, maar hij kan het wel verstaan.14Hij kan zich met zijn taalgebruik tijdens de Ara-bischtalige preek dan ook vooral aan de Berbertaligen van de ge-meenschap aanpassen en niet zozeer aan de Nederlandstaligen.15

Ideologische oriëntatie

ge-meenschap in Nederland in het algemeen is laag, zeker in vergelij-king met de Turks-islamitische gemeenschap (zie Landman 1992:159). De El-Islam-moskee is verbonden aan de Unie van Ma-rokkaanse Moslim Organisaties Nederland (UMMON). De voorzit-ter van het moskeebestuur van El-Islam is tevens al sinds de op-richting in 1983 bestuurslid van de UMMON. De UMMON stelt zichzelf ten doel om als landelijke organisatie een coördinerende functie te hebben en de belangen van de Marokkaanse moskeeën in Nederland te behartigen bij de Nederlandse overheid (Landman 1992:169). Van de naar schatting honderdtwintig Marokkaanse moskeeën in Nederland, beschouwt de UMMONzelf circa tachtig moskeeën als ‘geestverwant’ (Canatan et al. 2005: 21). De overige Marokkaanse moskeeën, die zich in de jaren zeventig en tachtig de ‘vrije moskeeën’ noemden, zijn verbonden aan het Samenwer-kingsverband Marokkanen Tunesiërs (SMT), of oriënteren zich meer op de Arabische wereld, waarvandaan de imam in die geval-len veelal afkomstig is. Een groot deel van de Marokkaanse imams in Nederland is aan het begin van de immigratieperiode gerekru-teerd vanuit familie- of dorpsverbanden. Een deel is uitgezonden door het ministerie van Religieuze Zaken in Marokko en een deel bestaat uit rondtrekkende imams (Cherribi 2000:74).16

Over de betekenis van de relatie tussen de lokale moskeeën en de UMMONbestaat geen overeenstemming in de literatuur. Land-man schrijft: ‘Formeel is de UMMONgeen vertegenwoordiger van een Marokkaanse religieuze of politieke instantie, maar zij verte-genwoordigt een stroming onder de Marokkaanse moskeeorgani-saties die de officiële islam van Marokko de facto als normatief er-kend, al bestaat er variatie in koningsgezindheid ten aanzien van de Marokkaanse koning van de aangesloten moskeebesturen’ (Landman 1992:168). Een dergelijke loyaliteit is zeker niet expliciet en ligt bovendien zeer gevoelig. Volgens Canatan et al. beëindigde het merendeel van de Marokkaanse moskeeën na 1993 hun lid-maatschap van de UMMON, toen GroenLinks politicus Moham-med Rabbae in een publicatie had geschreven dat de UMMON sa-menwerkte met de Marokkaanse autoriteiten. Hierdoor kon de

UMMONvolgens de betreffende moskeebesturen niet langer als een representatief orgaan worden beschouwd waarin de Marokkaanse moskeeën ervaringen uitwisselen en samenwerken (2005: 21).17

De aansluiting aan de koepelorganisatie betekent in elk geval niet dat de lokale moskeeën niet autonoom zijn of dat ze afhankelijk zouden zijn van de UMMON(Yar 1998). Het materiaal uit mijn on-derzoek reikt echter niet ver genoeg om over dit onderwerp voor de El-Islam-moskee uitspraken te doen. De gevoeligheid van de materie bleek tijdens mijn veldwerk, toen professor Van Konings-veld zich publiekelijk uitsprak over de UMMON, waarbij hij aangaf dat de UMMONin feite geen achterban representeert.18Hierop wil-de het moskeebestuur van El-Islam dat ik mijn bezoeken aan wil-de moskee staakte. Later gaf de voorzitter me toch toestemming om de moskee nogmaals te bezoeken.19

De moskeebestuursvoorzitter benadrukt dat er opgelet wordt wie de moskee bezoekt:

Wat wij belangrijk vinden is dat we een beetje opletten op mensen die voor de eerste keer in de moskee komen. Dit speelt vooral de laatste tijd. Wij hebben opdracht gegeven aan iedereen om een beetje op te letten als ze iemand zien die voor de eerste keer komt. Er zijn mensen die zeggen: ‘ik heb geen geld, waar moet ik slapen’, ja, dat soort mensen. Vroeger geloofde je iedereen. Je geloofde iemand die zei: ‘Ik ben hier illegaal, ik heb geld nodig om terug te gaan.’ Maar als je hem na twee, drie maanden weer met hetzelfde verhaal ziet ko-men, dan is het over. Wij letten nu goed op voor dat soort mensen. Ook laten we mensen geen posters of boeken of cas-settes binnen de moskee verdelen. Dat mag niet. Het bestuur zorgt ervoor dat dat niet gebeurt. Alles wat schade kan bezor-gen aan onze naam of onze gemeenschap, willen wij buiten de deur houden. […] Vroeger hadden wij als Marokkanen geen tweede of derde stroming. Er was één Maliki: dat was Marokko. Maar door immigratie van Marokkanen naar an-dere landen, door contact met mensen uit het Midden-Oos-ten en de regio’s daar, zijn er nu Marokkanen die van Maliki naar een andere stroming zijn gegaan. Of géén stroming. Zij zeggen: ‘Nee, ik ga direct naar de Koran, direct naar de Ha-dith.’ Ja, dat kan, maar niet voor iedereen. Dat kan, maar de vraag is dan: hoe kan jij precies Koran lezen? (voorzitter Bel-haj).

Met deze uitspraak wijst de moskeevoorzitter op vier zaken. Ten eerste geeft de moskeebestuurvoorzitter aan hoe het mos-keebestuur als poortwachter bepaalt wie er in de moskee komt en vooral wie er in de moskee bemiddeling komt geven in het uitdra-gen van de geloofsboodschap.

Ten tweede wijst hij op de opkomst van de Salafi-beweging in Nederland en de noodzaak om daar als moskeebestuur op te rea-geren. Het Salafisme is een stroming die terugkeer naar de bron-nen van de islam, Koran en Sunna, voorstaat en het zo nauwgezet mogelijk naleven van het voorbeeld van de Profeet, overgeleverd in de hadîth, propageert. De Salafi’s beschouwen de vier soennitische wetsscholen als te ver afgeweken van de oorspronkelijke vorm en bedoeling van Koran en Hadîth, die door de metgezellen van de Profeet en hun volgelingen uit de eerste drie generaties, de salâf, werd overgeleverd. In de praktijk betekent dit dat deze moslims zeer kritisch staan tegenover de religieuze praktijken van eerste ge-neratie moslimmigranten en de door hen opgerichte moskeeën. De voorzitter noemt de nabijgelegen moskee Es-Soennah aan de Fruitweg in Den Haag niet bij naam. Dit is echter een Salafiyya ge-oriënteerde moskee met een Syrische imam, die veel door Marok-kanen wordt bezocht. Deze imam is een van de ‘NOVA-imams’ die in hoofdstuk 2 besproken werd. Volgens de respondenten in mos-kee El-Islam spreekt de imam als Syriër een voor Marokkanen moeilijker te begrijpen vorm van het Arabisch. Dit heeft het jonge moskeebestuur, bestaande uit hogeropgeleiden, gemotiveerd om een samenvatting van de preek in het Nederlands beschikbaar te stellen na afloop van het vrijdaggebed. Ondanks de benadrukking dat iedere moslim in de El-Islam-moskee kan komen bidden, te-kent zich door deze geprononceerde buurmoskee een ideologische oriëntatie af. Alle geïnterviewden ervaren een profilering ten op-zichte van deze moskee. Sommige moskeebezoekers zetten zich tegen deze moskee af, anderen gaan er naartoe voor gebed, lessen en lezingen. Andersom wordt de El-Islam-moskee regelmatig door Es-Soennah-bezoekers bezocht en bekritiseerd. Volgens Marieke, een bekeerlinge, opgegroeid in een bevindelijk gerefor-meerd gezin, ‘zet de komst van jongeren uit de Es-Soennah-mos-kee die hun afkeuring tonen over de oriëntatie van El-Islam de sfeer wel onder druk’.

Ten derde geeft de moskeebestuursvoorzitter zich er reken-schap van dat het bekendstaan als een moskee waar Salafi-opvat-tingen (kunnen) worden uitgedragen, ‘schade’ aan kan brengen