• No results found

Ondanks de sterke verbondenheid en het financiële verkeer tussen de PSA in (voornamelijk) Nederland en hun naasten in Suriname, heeft de Surinaamse staat tot voor kort nooit de behoefte getoond om de expertise onder de PSA in te zetten voor ontwikkelingsprojecten of gebruik te maken van hun financiële mogelijkheden. In de vorige paragraaf is reeds vastgesteld dat de PSA voortdurend hebben aangetoond bereidwillig te zijn om verschillende vormen van ontwikkeling in Suriname te ondersteunen.

Desalniettemin heeft Suriname, direct na de onafhankelijkheid, wel een formele relatie met de diaspora benoemd. Er werd een TO opgesteld waarin werd vastgelegd dat alle

Nederlanders die in Suriname zijn geboren altijd aanspraak konden maken op de Surinaamse nationaliteit, met alle rechten en plichten van dien (Novum, 2014). Dit is met name relevant voor de Nederlanders die in Suriname zijn geboren ten tijde van het kolonialisme. Zij zouden zich zonder enige belemmering, samen met hun gezin, mogen vestigen in Suriname en zij zouden in alle opzichten gelijk moeten worden behandeld als de andere Surinamers (Idem). In de praktijk werd deze overeenkomst echter niet nageleefd: Nederlanders die in Suriname zijn geboren

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 51

moesten alsnog een verblijfsvergunning aanvragen en er werd geen stemrecht verleend (Idem). Parlementslid Panka stelt in april 2014 dan ook dat de TO nooit heeft gewerkt en ook nooit zal werken (Idem).

Een ambivalent gevoel jegens de PSA vanuit de Surinaamse overheid ligt ten grondslag aan het feit dat er nooit gepoogd is deze overeenkomst te handhaven (Kruijt & Maks, 2003: 64). Zoals gezegd wordt er vaak gedacht dat PSA arrogant zijn en zich superieur opstellen tegenover Surinamers en Suriname. Deze gevoelens vanuit de Surinaamse overheid tegenover de

bereidwilligheid van de PSA om te helpen, zorgen regelmatig voor confrontaties die niet bijdragen aan een constructieve opbouw en ontwikkeling van het land.

De systematische buitensluiting van PSA in het buitenland kan worden gezien als een manier om de territoriale soevereiniteit van Suriname als zelfstandige republiek te waarborgen (Mügge, 2012: 352). Veel staatsofficials hebben in het verleden al gewezen op de mogelijk negatieve consequenties van de komst van vele PSA naar Suriname: dit zou leiden tot

ongelijkheid op onder andere de arbeids- en woningmarkt. De Surinaamse overheid vreest dat PSA uit Nederland hun land zullen overnemen aangezien zij beter opgeleid zijn, meer financiële middelen tot hun beschikking hebben en terug kunnen vallen op een ruimer sociaal vangnet vanwege hun Nederlandse nationaliteit (Ibid.). Ondanks deze duidelijk economische

tegenwerpingen is deze houding van de Surinaamse overheid, volgens Mügge (2012: 352), te wijten aan het territoriale nationalisme waarin met alle macht neokoloniale Nederlandse invloeden voorkomen moeten worden.

Desalniettemin werd in 2008 door de staatssecretaris van ontwikkelingssamenwerking voor het eerst aangegeven dat Suriname er belang bij heeft wanneer de financiële ondersteuning vanuit de diaspora van bovenaf gereguleerd zou worden (Iris, 2009). Deze financiële bijdragen zouden moeten leiden tot productiviteit en niet direct besteed worden aan consumpties (Idem). Mügge (2012: 347) typeert dit als een opmerkelijke, uitzonderlijke poging van de Surinaamse overheid om de financiële rol van emigranten bij de ontwikkeling van het land te formaliseren.

Begin jaren ’90 probeerde Bouterse de communicatie tussen Surinamers in Nederland en Surinamers in Suriname echter al te verbeteren door verschillende lokale Surinaamse politici te benaderen om ervoor te zorgen dat de Nederlandse politieke partijen van binnenuit tot een ander standpunt ten aanzien van Suriname kwamen (Weekkrant Suriname, 1991).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 52

Aan het begin van deze eeuw hield het CSO verder een conferentie om de mogelijkheden voor een duaal burgerschap te onderzoeken. Het doel was om de mogelijkheden van Surinamers met een Nederlands paspoort te vergroten, om bij te dragen aan de ontwikkeling van Suriname (Mügge, 2010: 100). Een van de aanbevelingen die het CSO deed aan de Surinaamse overheid was het implementeren van speciale regelingen om sociale, economische en culturele participatie van Surinaamse Nederlanders te faciliteren en de mogelijkheid te bieden om zonder Surinaamse nationaliteit overheidsfuncties te kunnen bekleden (Ibid.). Daarnaast werd in 2005 het Nationale Comité opgericht, dat ten doel had om input van de Nederlandse Surinamers te verkrijgen, het nationale imago van Suriname te verbeteren en bij te dragen aan de economische ontwikkeling van het land (Mügge, 2010: 98).

Zoals reeds aangegeven is de mate waarin een staat bereidwillig is om de politieke mogelijkheden van haar diaspora te vergroten, bepalend voor het succes van transnationale thuisland-georiënteerde politieke activiteiten. De twijfel en de ambivalente houding van de Surinaamse staat dragen dan ook bij aan de beperkte mate van transnationale verbindingen op lange termijn, ondanks de bereidheid onder de Surinaamse Nederlandse diasporaorganisaties (Mügge, 2010: 101). De transnationale politieke betrokkenheid wordt immers, aldus Mügge (2010: 122), geremd en met scepsis ontvangen door de Surinaamse staat en actoren vanuit de Surinaamse burgermaatschappij. Dit gedrag wordt enerzijds verklaard door de kleine bevolking van Suriname en anderzijds door het koloniale verleden (Marshall, 2003; Mügge, 2010: 122). Suriname is vaak huiverig ten aanzien van invloed van de voormalige kolonisator en ook de Surinaamse Nederlanders worden daar onder geschaard (Oostindie & Klinkers, 2001). De Surinaamse Nederlanders hebben Suriname immers de rug toegekeerd toen het niet goed ging met het land. Ook dat is een van de redenen waarom remigratieprojecten tot dusver niet vlekkeloos gelopen zijn.

Bovendien reiken veel Surinaamse actoren niet uit naar diasporagroeperingen in Nederland, waardoor veel verbindingen niet-geïnstitutionaliseerd en top-down tot stand zijn gekomen. Dit zijn, zoals eerder aangegeven, niet de ideale verbindingen voor het slagen van transnationale acties.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 53

3

M

ethodologie

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is er een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke onderzoeksmethoden zijn gebruikt en hoe de verschillende componenten van de onderzoeksvraag geoperationaliseerd zijn. Iedere sociale wetenschapper moet zich tijdens een onderzoek niet alleen bezig houden met de belangrijkste theorieën binnen zijn wetenschappelijke domein, maar ook met de consequenties van zijn onderzoeksmethoden (Repko, 2008).