• No results found

4.2 Oorzaken en implicaties bij totstandkoming

4.2.1 Aanleiding totstandkoming

Allereerst wordt nagegaan wat de aanleiding is voor de totstandkoming van de Wet PSA. Dit is noodzakelijk om te kunnen duiden vanuit welke maatschappelijke ontwikkelingen het initiatief tot deze wet geboren is. Voor de operationalisering hiervan is gebruik gemaakt van

interviewvragen 1 en 11.

De lobby voor meer rechten voor PSA is allereerst voortgekomen uit het niet naleven van de TO. De TO was juist ontworpen om het saamhorigheidsgevoel van Surinamers over de gehele wereld te behouden en de geëmigreerde PSA de mogelijkheid te bieden altijd terug te komen naar Suriname. Vanwege het niet naleven van deze overeenkomst bleef er behoefte aan uitbreiding van de rechten van Nederlandse PSA in Suriname en een geformaliseerde relatie tussen Suriname en haar diaspora. Dit gevoel wordt verwoord door de respondent van de VSN:

“Die PSA-wet, waarom ze het hebben ingesteld, ja. […] Net voor de onafhankelijkheid was er een koninkrijkscommissie met ongeveer 30 leden vanuit Nederland, 30 leden vanuit Suriname en 30 leden vanuit de voormalige Nederlandse Antillen. Ze bogen zich over de banden binnen het koninkrijk. […] Een nieuwe taak was om te bekijken welke nationaliteiten die mensen zouden krijgen. Want het waren eigenlijk allemaal Nederlanders. En toen heeft men gedacht aan een optie van een dubbele nationaliteit, dus een Nederlandse en een Surinaamse, of je laat

iedereen Surinamer worden of iedereen blijft Nederlander. […] Toen heeft men gedacht, van kijk, de mensen van buitenaf van Surinaamse origine kun je ook niet van de een op de andere dag de Surinaamse nationaliteit geven en de Nederlandse van ze afpakken, want dan worden ze in het land waar zij de nationaliteit van hadden plotseling vreemdelingen. Dus die blijven

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 62

om direct Surinamer te worden. Dus die regeling is toen bedacht, maar er is ook bedacht: die mensen zijn eigenlijk Surinamer met een Nederlands paspoort. Het zijn geen vreemdelingen in Suriname, ze hebben banden met Suriname. Ook familiaire banden. Economische banden, of ze willen misschien tijdelijk voor studie of werk naar het buitenland. En ze willen op een gegeven moment ook terug kunnen keren. Dat zou betekenen dat als zij, als die rechten goed verankerd zouden zijn, zij in eigen land niet opeens vreemdeling zouden zijn omdat je de Nederlandse nationaliteit hebt behouden en de Surinamer inmiddels een andere nationaliteit heeft gekregen. En daarop is er ook een TO gemaakt op advies van de koninkrijkscommissie en die hield in dat je de rechten van deze mensen ook in regelgeving zou verankeren. In artikel 5 lid 2 van de TO staat bijvoorbeeld dat mensen die in Suriname zijn geboren, maar ten tijde van de onafhankelijkheid om wat voor reden dan ook in het buitenland verbleven het recht hadden en hielden om – met behoud van Nederlandse nationaliteit- onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten. En daar alleszins als Surinaams staatsburger te worden behandeld. Dus met andere woorden: zonder dubbele nationaliteit had je reeds die dubbele rechten. Dus ja, je had in je Nederlands paspoort via dat verdrag dezelfde rechten zonder dat je in Suriname bent, als de mensen die in Suriname waren achtergebleven met een Surinaams paspoort. En dat hebben ze direct gegeven en niet alleen om de band die mensen met Suriname hadden te bevestigen, maar ook voor de ontwikkeling van Suriname, ook voor de economie. […] Voor zo een kleine bevolking om onafhankelijk te worden is het van essentieel belang om die mensen te faciliteren, om

mogelijkheden te bieden. En op makkelijke wijze te kunnen deelnemen aan het verkeer, aan het maatschappelijke verkeer. […] Je hebt een relatie en die mensen voelen zich ook prettig daar en Suriname heeft er baat bij voor haar economie, om die kennis ook te hebben. Maar na de

onafhankelijkheid heeft men langzamerhand die groep buiten Suriname als ongewenste en soms onprettige vreemdelingen beschouwd. Ze hadden te veel kritiek op Surinaams beleid en dan had je die staatsgreep van 1980, toen werd er ook meer tegen die mensen van buitenaf geageerd. […] Dus er is eigenlijk meer een afstand gecreëerd door de politici. […] Maar die zaak ligt bij het OAS nu. Bij de Inter-Amerikaanse commissie voor de rechten van de mens, een soort van Europese Hof voor mensenrechten in Strasbourg, is dit een regionale voor Amerikaanse staten gevestigd in Washington. En daar is er geklaagd door mij en die zaak is in behandeling sinds 2005. En gaandeweg zijn de politici aan het draaien geraakt en kwam eindelijk het besef van je

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 63

hebt de diaspora nodig voor je ontwikkeling van je Staatsolie bijvoorbeeld en je mijnbouw en je aluminium, maar ook andere sectoren komen allerlei technici tekort. En die moeten ze dan uit het buitenland halen en dat zijn vaak vreemdelingen ook. […] Maar gaandeweg heb ik begrepen dat het besef is gegroeid van, waarom halen wij onze eigen mensen niet? Want ze zien dat ze

eigenlijk ook niet verder kunnen. Dus eigenlijk uit nood geboren ook. En vandaar dat de mensen van de diaspora nu een beetje belangrijker zijn geworden voor hen. En daarom ook die PSA-wet. Want Lakin, de minister van BuZa, de huidige van Suriname heeft kort na zijn aantreden een jaar of tien geleden, gezegd dat hij een diasporabeleid gaat ontwikkelen. […] Maar door die druk en die procedures ook bij het OAS heeft men, bepaalde Surinaamse politici, de diaspora ook belangrijk gaan vinden. Dat heeft er toe geleid dat een paar parlementariërs een

initiatiefwetsvoorstel heeft ingediend. De PSA-wet om bepaalde rechten… om mensen een beetje erkenning te geven van dat zij in feite onze mensen zijn, want daar komt het eigenlijk op neer. En dat zij op een makkelijkere manier naar Suriname zouden kunnen gaan en daar zonder al te veel barrières zouden kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. […] Dat had men direct bij de onafhankelijkheid moeten doen. Dus het is eigenlijk de natuurwet, of de ontwikkeling in de wereld, je kunt er bijna niet meer omheen [...] Je hebt elkaar nodig. […] Als je kijkt naar India, die hebben ook een diasporabeleid. Die hebben zelfs een diasporaministerie. En China heeft dat ook, Zwitserland heeft het, Israël en Ierland. Kaapverdië heeft een heel vergaand diasporamodel. Want een derde van hun parlementszetels is voor diaspora gereserveerd. Dus met de huidige ontwikkeling in de wereld kon Suriname niet achterblijven en zijn ze, eigenlijk schoorvoetend, een beleid aan het ontwikkelen […]”

De woordvoerder van SIO onderstreept dit door het volgende aan te geven:

“[…] De wet voorziet daarin, maar Suriname heeft altijd geweigerd tot implementatie van de TO te gaan. Ze zien ons liever hier blijven dan daar komen […]”

De behoefte om onderdeel te zijn van de Surinaamse natie, met de daarbij horende rechten en plichten, is verschillende keren door de verschillende diasporaorganisaties in Nederland

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 64

kenbaar gemaakt. Dat er een lange historie aan vooraf is gegaan blijkt ook uit het gesprek met een Nederlandse vertegenwoordiger van NPS:

“Ik ben al een aantal jaar bezig om de Surinaamse politieke leiders over te halen

diasporabeleid te gaan ontwikkelen. De Surinamers buiten Suriname beleidsmatig betrekken bij Suriname. Dat betekent dus dat je beleid moet ontwikkelen. Dan moet je ten eerste nadenken over, ok, wat heb je ons te bieden? Je diploma’s, je ervaring, eventueel kapitaal. Dan is de tweede vraag wat hebben jullie in Suriname aan hen te bieden? En dan is het antwoord ons beleid dit, vul maar in. Maar dat is er niet. En als dat er niet is, dan ben je overgeleverd aan de grillen en grollen van de dan aan de macht zittende politici. […] Bij hem [Arron in 1975, red.] ben ik begonnen met, jij moet diasporabeleid ontwikkelen. Maar dan reageerde hij een beetje onwennig. Want de TO zegt in artikel 5 lid 2, dat wij Surinamers in Nl, onbeperkt toegang tot Suriname mogen hebben en dat als wij daar zijn een gelijke behandeling krijgen. Maar dat moet je vervolgens uitwerken als Surinaamse overheid van, wat versta je onder gelijke behandeling. Het is een beleidskwestie. Dat hebben geen van de Surinaamse regeringen sinds de

onafhankelijkheid uitgewerkt, die TO. Want materieel vraagt die TO om diasporabeleid te ontwikkelen. Dat is ook hoe het destijds tussen Den Uyl en Arron was bedoeld. Je laat kansen liggen om deskundigen in je eigen bevolking, in je diaspora, te betrekken. Alle politieke leiders in Suriname hebben een soort koudwatervrees om diasporabeleid met zoveel woorden te noemen.”

Deze oproep werd voor het eerst door de vorige Surinaamse regering, onder leiding van NPS- voorman Venetiaan, voor het eerst werkelijk serieus genomen. Dit komt overeen met de constatering dat er sterke horizontale en verticale verbindingen nodig zijn om werkelijke

politieke veranderingen te kunnen doorvoeren (Mügge, 2010; Nell, 2006a). In dit geval bleek de horizontale geïnstitutionaliseerde verbinding, een band op basis van reciprociteit en

samenwerking, doorslaggevend te zijn. Onder leiding van Venetiaan werden er eerste stappen gezet ten aanzien van het opstellen van de Wet PSA. De concrete stappen werden echter pas genomen toen de huidige regering, onder leiding van Desiré Bouterse, aan de macht kwam. De respondent van het SIO zegt hierover in een interview:

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 65

“Als je goed kijkt ook naar die wet dan zie je dat de vorige regering al een soortgelijke [wet heeft aangenomen] –die was opgesteld door professor Groenendijk en de heer Ameerali- en dan zie je dat bepaalde artikelen letterlijk zijn overgenomen. De vorige regering, de regering Venetiaan, heeft er geld ingestopt om er onderzoek naar te doen, maar ze hebben er niets mee gedaan. Het is ergens in een lade verdwenen. Deze regering –toen de heer Bouterse aan de macht kwam heeft hij ook gezegd- heeft beloofd dat hij de diaspora ook zou betrekken en dat heeft hij ook gedaan en dit is ook een vorm van het inlossen van zijn belofte.”

Santhoki stelt in een interview echter het volgende:

“…Sinds de president de Surinaamse diaspora in juli 2011 heeft aangeduid als

landgenoten door “banden van bloed en bodem” heeft de Surinaamse regering verder vrijwel niets met de diaspora gedaan, behoudens de schijnbeweging met het initiatief wetsvoorstel Personen van Surinaamse Afkomst (PSA). […] Ongeveer de helft van de ca. een miljoen

Surinamers in diaspora vertegenwoordigt een enorm economisch potentieel voor de Surinaamse economie. […] De huidige regering heeft nog veel meer laten liggen of verkeerd gedaan. Deze regering is gestart met een stabiele economie, vrijheid van meningsuiting, een goed

veiligheidsbeleid, een positieve betalingsbalans en een goed functionerende rechtsstaat. De economie is nu instabiel, verhit en niet onder controle. De geldontwaarding is enorm en er is een liquiditeitsprobleem. Dit allemaal is gebeurd in drie jaar tijd, ondanks dat het regeringsbeleid met veertig procent meerinkomsten is uitgevoerd. De corruptie is doorgedrongen in alle structuren en hiermee dus geïnstitutionaliseerd. Er is geen transparantie. Suriname staat momenteel op acht internationale lijsten negatief genoteerd. Men komt zo aan de waardigheid van de Surinamer…” (NoSpang, 2013b).

De parlementariër Chandrikapersad Santokhi, de voormalige minister van Justitie en rivaal van Desiré Bouterse, stelt dan ook dat de Wet PSA gebruikt wordt om “op een zeer

gemene wijze in te spelen op sentimenten” (Waterkant, 2013h). Hij stelt dat er politiek wordt

bedreven met deze wet: er wordt niet oprecht gehandeld ter tegemoetkoming van de doelgroep (Idem). Er worden zaken geregeld door middel van de wet, die al lang in vorige afspraken zijn

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 66

vastgelegd: een PSA mocht al zes maanden onbelemmerd in Suriname verblijven en er was al geen werkvergunning meer nodig (Idem).

In 2012 gaf de oud-president en de huidige raadsadviseur van de president van Suriname, Jules Wijdenbosch, in het bijzijn van ambassadrice Chantal Doekhie en Consul-Generaal Roy Lieuw A Sie, op een bijeenkomst in Amsterdam een toelichting op het eerste wetsvoorstel ten aanzien van PSA (Waterkant, 2012a). Hij gaf aan dat de TO wellicht niet meer van deze tijd was, maar benadrukte wel dat iedere PSA onderdeel van de Surinaamse bevolking is. Opvallend is dat Wijdenbosch het had over de duurzame economische groei van 4-5% per jaar en het uitbreiden en verbeteren van sociale voorzieningen (Idem).

Verder heeft SIO een aantal conferenties gehouden met de werktitel ‘PSA van Initiatiefwetsvoorstel tot Wet’ (Waterkant, 2013c). SIO vindt het belangrijk dat PSA in

Nederland goed geïnformeerd worden over het beleid en de daarbij horende rechten en plichten die zullen ontstaan (Idem). Uit de verschillende consultatieronden is naar voren gekomen dat er voldoende draagvlak was voor de Wet PSA (Idem).

De Surinaamse overheid gaf echter al in een vroeg stadium aan dat aan de hand van de Wet PSA geen stemrecht verleend zal worden aan PSA die niet in Suriname wonen (Waterkant, 2013d). Suriname zou immers nog niet klaar zijn voor het toestaan van dubbele nationaliteiten (Waterkant, 2013j). Parlementariër Patrick Kensenhuis stelt:

“Er mag geen situatie ontstaan, waarbij als het ware ook buitenlanders kunnen stemmen. Die situatie moeten we niet hebben, tenzij je Surinamer bent en alleen de Surinaamse

nationaliteit hebt.” (Waterkant, 2013j).

De enige uitzondering die de Surinaamse overheid overweegt te willen maken betreft een nationaliteitsartikel voor onder andere topsporters, om Suriname een internationaal concurrerend sportland te maken (Waterkant, 2013k).

“Het wetsartikel stelt dat de Surinaamse nationaliteit van rechtswege kan worden verkregen door een persoon die wordt aangesteld in een bepaalde functie. Een dergelijke aanstelling moet dan voldoen aan drie voorwaarden. Ten eerste moet de betreffende persoon tot de Surinaamse diaspora behoren in de zin van de Wet PSA. Ten tweede moet de functie die de

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 67

persoon wil uitoefenen een nationaliteitsvereiste kennen. Ten derde moet de uitoefening van de functie een nationaal belang dienen. Per Staatsbesluit wordt bepaald welke functies als dusdanig worden aangemerkt. De functie van topsporter wordt dan in dit besluit opgenomen.” (Waterkant,

2013k).

Als het aan president Desiré Bouterse ligt zullen de twee voetballers die op het voorblad van dit onderzoek zijn afgebeeld, Ryan Donk en Boy Waterman (die allebei nooit het grote Nederlands elftal hebben gehaald), in de toekomst speelgerechtigd zijn voor Suriname. Het is hem namelijk een doorn in het oog om tijdens het WK altijd Brazilië te moeten supporten en niet zijn eigen land (2013k). De mogelijkheden zijn reeds onderzocht en bij implementatie van het bovengenoemde nationaliteitsartikel hoeven de betrokken PSA hun eerste nationaliteit ook niet op te geven.