• No results found

Suriname is het kleinste land van Zuid-Amerika, maar wordt vanwege haar geschiedenis,

bevolkingsgroepen en identiteit, vaak als Caribisch land aangeduid. Naar schatting leeft ongeveer 70% van de Surinamers momenteel beneden de armoedegrens (Wereldbank, 2013). 40% van de Surinamers geeft, volgens onderzoek, aan moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen iedere maand. (Unger & Siegel, 2006: 120). De belangrijkste bron van inkomsten is sinds de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 ontwikkelingshulp geweest (Wereldbank, 2013). Deze hulp is

voornamelijk afkomstig uit Nederland en bedraagt in totaal ongeveer 1,5 miljard euro. Nederlandse Surinamers zijn in tijden van crisis overigens wel meer genegen om hun familie in Suriname te ondersteunen, maar in het algemeen heeft de ontwikkelingshulp aan Suriname gefaald omdat dit niet heeft bijgedragen aan een directe economische groei en een versterkte onafhankelijke positie (Van Niekerk, 2005). Naar schatting ontvangt meer dan de helft van de Surinamers financiële ondersteuning van familieleden die in het buitenland woonachtig zijn (Unger & Siegel, 2006: 120). Deze financiële ondersteuning is een van de meest stabiele bronnen van inkomen ter voorkoming van armoede op huishoudniveau in Suriname (Kruijt & Maks, 2003). Creolen en Hindoestanen, de grootste bevolkingsgroepen in Suriname, ontvangen absoluut en relatief de meeste financiële ondersteuning van hun overzeese familie (Unger & Siegel: 121). Het ontvangen geld wordt grotendeels besteed aan consumpties en niet gebruikt voor langetermijninvesteringen. Het zou dan ook goed zijn wanneer de Surinaamse overheid de financiële bijdragen op nationaal niveau probeert te reguleren (Unger & Siegel: 121-122).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 40

Desalniettemin is de economie van Suriname sinds de onafhankelijkheid in 1975 sterk achteruitgegaan. Volgens de Nederlandse overheid ligt dat voornamelijk aan een gebrek aan lokale expertise, corruptie en een etnisch gescheiden politiek systeem in Suriname; de Surinaamse overheid stelt daar tegenover dat Nederland paternalistisch en onbetrouwbaar is gebleken (Kruijt & Maks, 2003). Het gebrek aan lokale expertise zou gezorgd hebben voor slechte wetgeving die een gezond economisch klimaat onmogelijk maakte. De corruptie heeft geleid tot een afname van het vertrouwen in de Surinaamse economie, terwijl de etnische diversiteit ervoor zorgt dat het lastig is om überhaupt meerderheden voor politieke agenda’s te verkrijgen. Dit maakt Suriname voor Nederland geen ideaal samenwerkingsland en dit heeft er uiteindelijk in 2004 toe geleid dat de Nederlandse regering een meer zakelijke relatie met

Suriname is gaan onderhouden, waaronder ook een nadrukkelijke afstand van onvoorwaardelijke ontwikkelingshulp (BIZA, 2004).

Suriname en Nederland kennen verder al een lange gezamenlijke historie, waarin de relatie vooral werd gekenmerkt door Nederland als koloniaal imperialist. Het koloniale

imperialisme gaat zo ver dat de koloniale taal cultureel krachtiger wordt en de oorspronkelijke of lokale taal in waarde devalueert (Young, 2003: 140). De ontwikkeling van een eigen Surinaamse identiteit of nationaliteit is derhalve onder lastige omstandigheden tot stand gekomen.

Burgerschap werd immers voorgeschreven door de verspreiding van de Nederlandse taal en het Nederlandse schoolsysteem (Mügge, 2012: 350-351). In Suriname is Nederlands naast het

Sranan’ Tongo nog altijd de officiële taal, en wordt Nederlands als belangrijkste taal beschouwd.

Alle overheidsberichten en bijvoorbeeld scholing worden in het Nederlands gegeven. Ter

illustratie: mijn moeder kreeg in de jaren ’60 – als zij Surinaams wilde spreken – te horen dat zij niet zo vernegerd moest doen. Verder is het opvallend dat de kinderen op school vaak nog les in de Duitse taal krijgen; een taal die voor Surinamers niet voor de hand liggend is.

De Nederlandse invloeden zijn tot op de dag van vandaag echter nog duidelijk en alom aanwezig. Er is op de televisie en in de kranten altijd bovengemiddeld veel aandacht voor Nederland, ieder jaar gaat een grote groep PSA vanuit Nederland bij hun familie op bezoek in Suriname, er zijn altijd veel Nederlandse studenten die er stage lopen en er zijn veel

samenwerkingsverbanden tussen verschillende non-profitorganisaties zoals scholengemeenschappen en ziekenhuizen.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 41

De koloniale erfenis is ook duidelijk zichtbaar binnen de Surinaamse etnische en

religieuze compositie. De huidige Surinaamse bevolking bestaat namelijk uit de afstammelingen van Afrikaanse slaven (Creolen, 17,7% van de huidige bevolking), de opstandige slaven

(Marrons, 14,7% van de huidige bevolking), Nederlandse boeren, slaven uit China en recentelijker Chinese en Libanese handelaren (samen 6,5% van de huidige bevolking) en Portugese joden6 (samen 6,5% van de huidige bevolking), slaven uit India (Hindoestanen, de grootste bevolkingsgroep met 27,4%) en Indonesië (Javanen, 14,6% van de huidige bevolking van Suriname). In Nederland zijn alle verschillende etnische en religieuze groeperingen

vertegenwoordigd en net als in Suriname zijn de Hindoestanen en de Afro-Surinamers het meest prominent vertegenwoordigd. In 2008 was in Nederland 44,5% van de PSA Hindoestaans, 38,9% Creools, 6,4% Javaans, 3,3% Chinees, 3,2% Marrons en 3,6% van onbekende etniciteit (Choenni, 2011).

In Suriname is het inmiddels overigens een historisch patroon dat over het algemeen de Afro-Surinaamse NPS en de Hindoestaanse VHP een coalitie vormen, die bekend staat als verbroederingspolitiek (Mügge, 2010: 132). De Surinaamse koloniale erfenis heeft geleid tot een type nationalisme dat duidelijk tegen enige vorm van assimilatie is. Suriname presenteert zichzelf dan ook als exotische smeltkroes. Desalniettemin speelt etniciteit vaak nog wel een belangrijke rol in Suriname.

Door de lange historie zijn er in de loop der jaren steeds meer Surinamers ook in Nederland gaan wonen. Op dit moment woont een percentage van 66% van de Surinaamse bevolking in het buitenland. Verreweg het grootste deel van deze groep is woonachtig in Nederland. Verder is het bekend dat Surinaamse migranten zich hebben verspreid over de VS, België, Australië, Duitsland, India en het Caribisch gebied (Mügge, 2012). De meeste Surinamers kozen ervoor om te emigreren met het oog op educatie en ter verbetering van de persoonlijke economische situatie (Mügge, 2012). Suriname is het land dat relatief gezien het meest te kampen heeft gehad met de braindrain (Unger & Siegel, 2006: 117). De meest significante groep van Surinaamse koloniale migranten arriveerde in Nederland in de jaren ’50 en ’60 en bestond vooral uit universitaire studenten (Gowricharn & Schuster, 2001). In die tijd werd er ook een klein aantal geschoolde arbeiders voor Nederland gerekruteerd.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 42

Deze generatie Surinaamse migranten was politiek zeer betrokken, toen zij er in Nederland achter kwam dat Nederland hen niet met open armen ontving. Steeds luider was de roep om onafhankelijkheid en dit resulteerde in veel transnationale activiteiten. De

georganiseerde transnationale activiteiten namen echter af na de onafhankelijkheid in 1975 (Mügge, 2010: 136). Hun status en positie binnen de Nederlandse samenleving veranderde langzaam maar zeker, waardoor hun focus steeds meer verplaatste naar het leven in Nederland. Hun doelen en activiteiten als transnationale actoren veranderde wanneer Suriname de

postkoloniale periode inging (Mügge, 2010: 139).

In 1973, het jaar waarin mijn moeder om medische redenen naar Nederland

‘emigreerde’7, kwam er een bredere stroom van Surinaamse migranten op gang. Dit kwam waarschijnlijk door de Afro-Surinaams gedomineerde regering die zichzelf ten doel had gesteld om binnen twee jaar onafhankelijk te zijn. Uit angst voor rassenrellen, die in een vergelijkbare situatie plaatsvonden in buurland Brits-Guyana, vond er een paniekemigratie plaats van maar liefst 200,000 Surinamers naar Nederland (Gowricharn & Schuster, 2001: 159)

In 1975 werd Suriname na drie eeuwen gekoloniseerd te zijn volledig onafhankelijk en kreeg het een eigen regering. Uit ontevredenheid over deze politieke situatie ontstond er een tweede migratiepiek tussen 1979 en 1980 (Gowricharn & Schuster, 2001). Daarnaast bood dit de laatste mogelijkheid voor onvoorwaardelijke emigratie naar Nederland zonder dat daar een visum voor nodig was.

Sinds de jaren ’80 begonnen de partijen zich steeds meer in te zetten voor een Suriname met een gedeelde identiteit: eenheid in diversiteit (Mügge, 2010: 132). Suriname bleek in die tijd echter nog niet klaar om op eigen benen te staan. In 1980 greep toenmalig legerleider Desiré Bouterse (de huidige president van de republiek Suriname), door middel van een door grote ontevredenheid ingegeven staatsgreep, de macht. Bouterse bracht echter geen politieke stabiliteit en er ontstond, ondanks dat Chin A Sen formeel de president was, een dictatoriaal regime waarin geen ruimte was voor andersdenkenden. Een tragisch dieptepunt van dit zwarte hoofdstuk in het korte boek van de geschiedenis van zelfstandig Suriname wordt bereikt in december 1982

7 Tussen aanhalingstekens geplaatst aangezien Suriname op dat moment onderdeel van het Koninkrijk der

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 43

wanneer een tiental kritische intellectuelen wordt vermoord. Dit zou later bekend worden als de Decembermoorden.

Het Surinaamse nationalisme werd in die tijd sterk beïnvloed door de personen die in Nederland hadden gestudeerd, terwijl zij door de politieke partijen als verraders weren beschouwd. De Surinaamse regering stimuleerde remigratie dan ook niet en de mensen die terugkwamen werden niet hartelijk ontvangen (Mügge, 2010: 133). De Nederlanders waren beter geschoold dan de Surinaamse politieke elite en werden als bedreiging gezien: zij waren immers jong, ambitieus en wilden snel verandering (Ibid.). Toen bleek dat dit niet volbracht kon worden door middel van de geijkte politieke partijen richtten veel van deze voormalige studentenleiders hun eigen politieke partijen op (Ibid.).

In het vervolg van de jaren ’80 bleef het onrustig in Suriname en leidde Suriname een geïsoleerd bestaan. Er werden vooral banden aangehaald met andere links-activistische politieke naties, zoals Cuba en Libië. Als reactie op deze politieke bewegingen verbrak Nederland de economische banden en dreigden Frankrijk en buurland Brazilië met een militaire interventie. Tevens voerde de Surinaamse overheid van 1986 tot 1992 een binnenlandse oorlog met de Marrons uit het binnenland die onder aanvoering stonden van Ronnie Brunswijk8. Ondanks dat deze oorlog waarschijnlijk vanwege ruzie om (drugs)geld werd gevoerd, werd de Binnenlandse Oorlog uiteindelijk bijna een symbolische strijd tussen de stadscreolen uit Suriname en de boslandcreolen uit het binnenland. In 1987 werd de Surinaamse politiek gekenmerkt door

etnische afscheiding en was er geen enkele sprake van het toewerken naar een gedeelde nationale identiteit (Ibid.). Gedurende de jaren ’80 en begin jaren ’90 vond er, door het verscheurde

politieke klimaat, veel migratie plaats omwille van politieke, economische en herenigingsredenen.

In de resterende jaren heeft Suriname onder leiding van respectievelijk Ronald Venetiaan, Jules Wijdenbosch, Ronald Venetiaan en nu Desiré Bouterse een democratiseringsproces in gang gezet. De belangrijkste politieke partijen zijn traditioneel de NPS en de VHP (Mügge, 2013: 65, 75). Deze vertegenwoordigen van oudsher respectievelijk de belangen van Afro-Surinaamse en Hindoestaanse Surinamers. De multi-etnische NDP van Bouterse is momenteel echter de

8 Ronnie Brunswijk is inmiddels een politiek samenwerkingspartner van zijn toenmalige rivaal Bouterse. Brunswijk

is namens de ABOP parlementariër bij DNA en heeft aangekondigd in 2015 president van Suriname te willen worden.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 44

belangrijkste partij en wordt onder andere gesteund door de ‘Marron-partij’ ABOP, die wordt aangevoerd door Brunswijk.

In de laatste jaren is er veel politieke, sociale en economische vooruitgang geboekt.

Vanwege de relatief stabiele situatie waarin het land zich de laatste decennia bevindt, is het aantal emigranten gereduceerd. De meeste emigranten vertrekken in deze tijd omwille van educatieve redenen (Unger & Siegel, 2006: 119). Steeds meer Surinaams emigranten kiezen er echter voor om binnen het Caribisch gebied te verhuizen (Ibid..).

Desalniettemin valt de politieke situatie van Suriname nog altijd niet geheel stabiel te noemen. De huidige president Bouterse is verschillende keren persoonlijk in opspraak geraakt vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij onder andere de Decembermoorden en drugshandel. Dit heeft directe, negatieve invloed gehad op de betrekkingen tussen Suriname en Nederland. Tevens is de economische groei de laatste jaren weer gedaald. Ook intern zijn er strubbelingen blijkens het grote aantal ministers dat onder het bewind van Bouterse het veld heeft moeten ruimen. Verder zou de president van Suriname tijdens dit ambtstermijn censuur hebben gepleegd, verschillende integriteitsschendingen hebben begaan en was hij verantwoordelijk voor een

landelijke onderwijsstaking omdat hij het niet eens was met de schorsing van zijn dochter en vervolgens haar schoolhoofd uit haar functie liet zetten. Momenteel zit de zoon van de president, Dino Bouterse, een straf uit vanwege drugshandel. De recente politieke situatie in Suriname is dus enigszins turbulent.

Resumerend stelt Mügge (2012: 347) dat de gecombineerde eigenschappen van Suriname ten aanzien van de economische [en politieke, red.] malaise, de grote afhankelijkheid van

financiële steun van PSA in het buitenland en het grote aantal emigranten, er op wijzen dat Suriname er bij gebaat zou zijn wanneer de betrokkenheid van de Surinaamse diaspora (en dus de financiële ondersteuning) gewaarborgd blijft door middel van wetgeving en instituties.