• No results found

De mate waarin diasporaorganisaties zich actief tonen, met betrekking tot

ontwikkelingsvraagstukken in hun land van herkomst, biedt echter niet voldoende mogelijkheden om te verklaren hoe de politieke relatie tussen hen is (Lafleur, 2011: 498). Er is immers altijd sprake van een wisselwerking tussen de diasporaorganisaties enerzijds en de regering van het land van herkomst anderzijds. In deze paragraaf wordt de rol van de overheid van de thuislanden verder toegelicht.

Levitt en Glick Schiller (2004: 1023-1024) onderscheiden drie categorieën zendende staten als het gaat om de politieke mogelijkheden die zij de leden van de diaspora geven. De eerste categorie wordt gevormd door de transnationale natiestaten die hun emigranten op de lange termijn zien als onderdeel van hun volk. Dit zijn over het algemeen de landen die de financiële middelen van de leden van hun diaspora goed kunnen gebruiken. Volgens Mügge (2010) zijn landen als El Salvador en de Dominicaanse Republiek zeer afhankelijk van hun transnationale volk, vanwege hun economische bijdrage.

De tweede categorie, waar het gros van de landen onder valt, bestaat uit strategisch selectieve landen die bepaalde vormen van transnationale participatie aanmoedigen. Zij proberen politieke en maatschappelijke betrokkenheid onder de emigranten die waarschijnlijk niet terug zullen keren levendig te houden en zij trachten enigszins de controle te behouden over de banden die de betrokkenen met hun thuisland hebben. Zulke staten bieden gedeeltelijke en veranderende pakketten van privileges aan migranten. Deze pakketten proberen het langeafstandsnationalisme

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 32

aan te moedigen, maar bieden nooit het volledige recht van staatsburgerschap of nationaliteit. Mügge (2010) geeft als voorbeeld van dit soort landen India en Turkije.

De derde categorie wordt gevormd door landen die een vorm van onverschilligheid tonen ten aanzien van hun emigranten. Eenmaal vertrokken maken zij geen onderdeel meer uit van dat land. Een voorbeeld van zo’n land is Cuba.

Een belangrijk onderliggend vraagstuk om te bepalen wat voor type zendende staat de regering wil zijn, is in hoeverre deze staten bereid zijn om hun grenzen te herdefiniëren ten gevolge van het transnationalisme (Mügge, 2012: 338). Levitt & De La Dehesa (2003: 606) verwachten van deze staten dat zij hun rol buiten de territoriale grenzen herdefiniëren en zo zorgen voor een nieuwe configuratie van traditionele invullingen van soevereiniteit, natie en burgerschap.

Redenerend vanuit een kosten-batenanalyse zijn ontwikkelingslanden, die erg afhankelijk zijn van financiële zendingen, er meer bij gebaat om meer politieke en sociale rechten voor de leden van hun diaspora te faciliteren, dan landen die financieel geheel onafhankelijk zijn (Mügge, 2012: 338). Desalniettemin blijkt uit haar eigen onderzoek het tegendeel (Ibid..). Suriname toonde zich (tot voor kort) namelijk veel minder toeschietelijk richting haar diaspora dan Turkije. En dat terwijl Turkije financieel geheel onafhankelijk is en Suriname als ontwikkelingsland wordt beschouwd. Zendende staten zijn actoren die reageren op de wetgeving en maatregelen van andere relevante actoren, zoals diasporagroeperingen en de politieke realiteit van dat moment (Mügge, 2012: 339).

Er zijn door verschillende zendende landen verschillende officiële wetgevingen en maatregelen genomen om een handreiking naar de leden van de diaspora te doen. Er hebben onder andere ministeriële en consulaire hervormingen plaatsgevonden; er zijn

investeringswetgevingen aangenomen die ervoor moeten zorgen dat financiële zendingen van migranten aantrekkelijker worden en beter besteed worden; er zijn extensies verleend voor wat betreft de politieke rechten van leden van de diaspora, in de vorm van een duaal burgerschap of nationaliteit, het recht op stemmen of het recht om voor de overheid te werken; er heeft een extensie van staatsbescherming en staatsdiensten ten aanzien van de leden van de diaspora plaatsgevonden; en tot slot is er in sommige gevallen sprake van de implementatie van

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 33

symbolische wetgeving die ten doel heeft om de verbondenheidsgevoelens onder de leden van de diaspora te vergroten (Levitt & De La Dehesa, 2003: 589-590).

De mate waarin thuislanden uitreiken naar hun diaspora is overigens sterk afhankelijk van de economische mogelijkheden of de politieke beperkingen die de staten hebben (Portes et al., 2007). Landen die een gebrek aan economische en politieke middelen hebben, vervallen over het algemeen in symboliek en kunnen geen concrete politieke doelen ten aanzien van hun diaspora verwezenlijken. Het is voor dergelijke landen immers onmogelijk om uitgebreide programma’s te bekostigen of een nieuwe richting aan transnationale initiatieven te geven (Portes et al., 2007: 277).

De verschillende geïnstitutionaliseerde pogingen van thuislanden om de economische, sociale en politieke betrokkenheid van de leden van hun diaspora positief of negatief te sturen zijn echter lang niet altijd succesvol (Aguilar, 1996; Mahler, 2000). De wensen voor een duaal burgerschap en stemrecht in het buitenland blijken universeel zwak te zijn (Østergaard-Nielsen 2003a). Desalniettemin wordt er, over het algemeen, door de overheid van het land van herkomst gedacht dat het verlenen van duaal burgerschap of stemrecht bijdraagt aan identiteitsgevoelens en loyaliteit (Lafleur, 2011: 496). Lafleur (2011: 496) stelt verder dat landen er verstandig aan doen om een zo liberaal mogelijk beleid ten aanzien van stemrecht en nationaliteit door te voeren jegens de leden van de diaspora.

Door het vasthouden aan een duaal burgerschap, of het introduceren daarvan in de civiele wetgeving, vanwege het toenemende aantal van hun burgers dat in het buitenland woont, kunnen veel staten hun soevereiniteit blijven uitoefenen of soms hun politieke macht zelfs uitbreiden tot buiten hun territoriale grenzen (Kastoryano, 2010: 95). Er wordt in toenemende mate buiten de voormalige wetten van soevereiniteit gedacht en staten proberen door middel van hervormingen van hun sociale en politieke infrastructuur deze ontwikkeling het hoofd te bieden (Ragazzi, 2009: 391). Dit impliceert dat de betrokken staten moeten nadenken over de middelen en de richting die in hun eigen nationale politieke agenda’s worden gebruikt ten aanzien van transnationale

strategieën om de connectie met hun diaspora te blijven behouden. Er moet bijvoorbeeld worden geïnvesteerd in de identiteit van de leden van de diaspora. In Suriname is duaal burgerschap overigens formeel niet toegestaan. Dit verandert met de implementatie van de Wet PSA niet.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 34

Aguilar (1996) stelt daarnaast dat emigratielanden, zoals Suriname, het als nationale schaamte ervaren dat zulke grote groepen mensen er wegtrekken. Dit impliceert immers dat het betreffende land niet voldoende in staat is om het volk een betekenisvol leven en perspectief te geven. Om dit gevoel van nationale schaamte tot een minimum te reduceren werd er in de Filippijnen een speciale status toegekend aan voormalige migranten. Er zijn programma’s opgezet die hun terugkeer faciliteren, waaronder speciale reizigersdocumenten,

belastingvoordelen en importconcessies. Het doel van dit concept lijkt te zijn om een gevoel van nationale saamhorigheid bij de leden van de diaspora te ontketenen, wat verschillende

economische en politieke voordelen met zich mee zou brengen.

In Mexico en Eritrea wordt reeds getracht de financiële bijdrage van de leden van de diaspora te institutionaliseren (Newland, 2004: 8-11). In Eritrea wordt geprobeerd om de

individuele geldovermakingen naar de regering over te brengen, terwijl in Mexico wordt getracht om de geldovermakingen centraal te regelen waardoor de totale som van deze geldbedragen groter wordt dan de afzonderlijke delen (Ibid..). Vele Centraal-Amerikaanse en Caribische landen hebben het Mexicaanse voorbeeld inmiddels opgevolgd. Deze manier van het formaliseren van geldovermakingen zorgt er weliswaar voor dat het geld rechtstreeks bij degene die het nodig heeft terecht komt; tegelijkertijd is men bij deze manier echter sterk afhankelijk van macro- economische ontwikkelingen: de kwaliteit van de infrastructuur van het betrokken land, het investeringsklimaat aldaar en de lokale marktwerking (Newland, 2004: 12-14).

Verschillende Aziatische landen leggen minder nadruk op de geldovermakingen die de leden van de diaspora kunnen doen, maar gaan vooral uit van de brede waarde die in deze groep schuilt. Taiwan probeert specifiek hoogopgeleide mensen naar het land terug te halen (Newland, 2004: 12). China probeert directe investeringen in het land door middel van een vrije handel te stimuleren (Newland, 2004: 3-5), terwijl India op vele manieren toenadering zoekt tot de leden van de diaspora: zij worden verleid tot het doen van directe investeringen, het overdragen van kennis en technologie en het volledig openstellen van de markt (Newland, 2004: 5-7). In Jamaica wordt er een specifiek beroep gedaan op de leden van de diaspora om een bijdrage te verlenen aan de Jamaicaanse wetgeving (Sives, 2012: 123).

Baubӧck (2003: 720) onderscheidt drie verschillende instrumentele redenen voor zendende staten om actieve transnationale actoren te worden. Ten eerste de reden om het

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 35

menselijk kapitaal te vergroten, ten tweede om de politieke lobby binnen de overheid in het ontvangende land te verbeteren en ten derde ter vergroting van het aantal financiële zendingen en ter verbetering van de eigen economische situatie.

De eerste reden is voornamelijk interessant voor landen, zoals Suriname, waarvan de voormalige emigranten een relatief hoog opleidingsniveau hebben (Mügge, 2012: 340). De remigratie van Surinaamse Nederlanders naar Suriname kan immers leiden tot een braingain, als positief equivalent van de braindrain. Meer dan 70% van de hoogopgeleide Caribische (en dus ook Surinaamse) mensen werkt namelijk in het Westen (Newland, 2004). Als een aantal van de hoogopgeleide mensen met Surinaamse afkomst besluit om te remigreren naar Suriname, zal het gemiddelde opleidingsniveau dan ook flink verhoogd worden. Dit heeft mogelijk grote

economische en innovatieve gevolgen.

De tweede instrumentele reden kan voor Suriname ook interessant zijn, wil het investeren in een hernieuwde en verbeterde relatie met Nederland. Daarnaast voorziet een verbeterde

politieke lobby vermoedelijk in een beter leefklimaat voor de leden van de diaspora.

De laatste instrumentele reden is voor vrijwel alle ontwikkelingslanden relevant. Volgens Adams & Page (2005) heeft migratie (en het sturen van giften vanuit het immigratieland) een sterk, robuust en significant effect op het terugdringen van armoede in de ontwikkelingslanden. Suriname is zo’n ontwikkelingsland. Ieder jaar wordt er bijvoorbeeld naar schatting, volgens Ratha (2004), voor ongeveer $100 miljard aan buitenlandse particuliere giften naar

ontwikkelingslanden gestuurd. In een ander rapport (Wereldbank, 2008: 17) wordt gesteld dat de financiële giften van migranten naar ontwikkelingslanden zijn gestegen van ongeveer 100 miljard naar ruim 300 miljard. En dat terwijl de rijke Westerse landen gezamenlijk nog geen $50 miljard aan ontwikkelingshulp geven (Ratha, 2004).

Aan de hand van deze cijfers wordt het duidelijk dat de laatste instrumentele reden voor zendende staten om het gedrag van de leden van de diaspora te sturen grote economische gevolgen kan hebben. Wel moet er gesteld worden dat het grootste gedeelte van deze giften ten goede komt van gezinnen en niet daadwerkelijk wordt gebruikt als investering voor de

samenleving. Op de korte termijn zorgen deze giften dan ook wel voor een impuls van de economie, maar het is onduidelijk in hoeverre de economie hierdoor op lange termijn wordt versterkt.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 36

Wanneer de transnationale verbindingen van migranten zwakker worden, ligt het in de verwachting dat de thuislanden speciale actie zullen ondernemen om de economische voordelen in stand te houden: de regeringen zullen de loyaliteit van hun diaspora minstens willen behouden en gaan op zoek naar manieren om hun zendingen, giften en investeringen te verhogen en

kanaliseren (Mügge, 2012). Het belang en de significantie van dergelijke officiële initiatieven blijkt uit het feit dat bijna iedere zendende staat ze heeft ondernomen (Portes et al., 2007: 253).

Het gat tussen derdewereldlanden en Westerse landen kan gedicht worden door een combinatie van technologische ontwikkelingen en het leren van de instituties van de meest geavanceerde landen (Gereffi & Frederick, 2011: 79-80). Succesvolle derdewereldlanden worden bovendien gekenmerkt door het feit dat zowel hun nationale als internationale belangen bijdragen aan hun eigen voordeel en nationale doelstellingen (Leftwich, 1994: 420). Ontwikkeling heeft daarom niet minder, maar beter optreden van de staat nodig (Ibid..). Het ontwikkelingsland moet dan ook in staat zijn om verschillende economische omstandigheden het hoofd te bieden

(Leftwich, 1994: 421-422).

Om ervoor te zorgen dat de leden van de diaspora daadwerkelijk bijdragen aan de economische ontwikkeling van hun thuisland is het echter allereerst noodzakelijk dat zij op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er zijn om het land te helpen ontwikkelen (Wescott & Brinkerhoff, 2006: 145). Er is dus een strategie nodig om de leden van de diaspora op de hoogte te brengen en houden van de handreikingen die er vanuit het herkomstland worden gedaan. De Surinaamse overheid moet in dit geval nadenken over de manier waarop zij de Wet PSA aan de PSA communiceert, waardoor een zo groot mogelijke groep hier gebruik van zal maken. Verder zou Suriname er verstandig aan doen om zo snel mogelijk in contact te komen met jonge PSA. Onder andere China, Korea, Israël en Mexico hebben veel succes met allerlei faciliteiten die speciaal ingericht zijn voor jonge diasporaleden (Wescott & Brinkerhoff, 2006: 146). Zo worden er taalcursussen gegeven, ontmoetingen met politici geregeld en wordt er geïnvesteerd in

cultureel bewustzijn.

Tot slot een overzicht van de verschillende manieren waarop zendende landen invloed proberen uit te oefenen op de bijdrage en betrokkenheid van hun diaspora (Brinkerhoff, 2009: 82- 88).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 37

De thuislanden kunnen ten eerste een mandaterende rol aan de leden van hun diaspora verstrekken. Dit houdt in alle legale en wettelijke mogelijkheden die aan de leden van de diaspora worden toegekend met betrekking tot bijvoorbeeld burgerschap. De Wet PSA biedt een

mandaterende rol aan de PSA.

Ten tweede kan het thuisland een faciliterende rol aan de diaspora bieden. Er wordt dan voorzien in incentives, geïnvesteerd in netwerkstructuren en in de contacten in het buitenland om de status van hun diaspora in het land van aankomst te verbeteren.

Ten derde kan het thuisland een directe rol spelen in het voorzien en vergroten van hulpmiddelen, door alle bijdragen vanuit de diaspora samen te brengen en zo de som van het geheel te vergroten. Het eerder genoemde Mexicaanse beleid is hier een goed voorbeeld van.

Ten vierde kan het thuisland verschillende samenwerkingsverbanden aangaan met diasporaorganisaties in het buitenland. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen de Ghanese overheid en Ghanese diasporaorganisaties in Nederland, waardoor er medische kennis over en weer uitgewisseld kan worden (Brinkerhoff, 2009: 87).

Tot slot kan het land van herkomst een ondersteunende rol op zich nemen. Dit gebeurt wanneer het land de afzonderlijke leden van de diaspora aanmoedigt om deel uit te blijven maken van de transnationale gemeenschap en een moreel appel doet op hun gevoelens van identiteit.

Voor ieder land is het voorts noodzakelijk om van te voren een juiste brede strategie ten aanzien van de leden van hun diaspora op te stellen. Het herkomstland doet er allereerst

verstandig om de relatie tussen de migranten en de niet-migranten in kaart te brengen (Carling, 2008: 1473-1474). Deze groepen moeten als aparte sociaal geconstrueerde entiteiten gezien worden (Ibid..). De asymmetrische verhouding tussen deze twee aparte identiteiten, bijvoorbeeld het verschil in liquide middelen of de toegang tot informatie, is een belangrijke graadmeter voor de onderlinge verhoudingen tussen de beide groepen. Hoe kleiner de ongelijkheid, hoe beter de onderlinge verhoudingen zijn. Voorts is het in de strategie belangrijk om reeds na te denken over hoe wordt voorkomen dat de leden van de diaspora uit eigen belang zullen investeren (Newland, 2004: 22).

Verder is het noodzakelijk dat de betrokken landen investeren in allerlei randvoorwaarden met betrekking tot de mogelijkheden voor het doen van financiële bijdragen door de leden van de diaspora. Zo moeten de transactiekosten zo laag mogelijk worden gehouden, moet de informatie

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 38

over de groep verbeterd worden, moet de mogelijkheid tot het verlenen van financiële hulp worden uitgebreid, moeten collectieve inzamelingen worden georganiseerd en moet er onderzoek worden gedaan naar de bestedingen en de patronen van deze financiële bijdragen (Newland, 2004: 23-25).

Daarnaast moet er worden geïnvesteerd in human capital programma’s, om zoveel mogelijk hoogopgeleide leden van de diaspora te verleiden tot een terugkomst (Newland, 2004: 29-33). Voorts blijkt dat leden van diaspora vooral bereidwillig zijn om te investeren in een stabiel, conflictvrij land (Ibid..). Wanneer hier (nog) geen sprake van is, zal er allereerst zo snel mogelijk geïnvesteerd moeten worden in de lokale sociale en politieke instituties. Verder is het belangrijk dat de leden van de diaspora nauw worden betrokken bij het beleid dat hen aangaat (Ibid..). Bottom-up politiek is hier het devies. Tot slot zullen de betrokken landen zich moeten realiseren dat de diaspora slechts een beperkte invloed op de economische situatie in het land van herkomst kan hebben.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET

SURINAAMS NATIONALISME 39

2

S

uriname

Voordat er een vervolg kan worden gemaakt met de rest van dit onderzoek is het allereerst noodzakelijk om Suriname, het land dat in dit onderzoek centraal staat, nader te belichten. Er zal hiertoe ten eerste een historische schets van Suriname worden gegeven. Vervolgens wordt het Surinaams nationalisme beschouwd en daarna zal de recente economische ontwikkeling van het land centraal staan. Tot slot wordt achtereenvolgens de (historische) politieke positie van de Surinaamse diaspora en de Surinaamse overheid uiteen gezet.