• No results found

Reeuwers als ‘heksers’ in Europees perspektief

In document Biekorf. Jaargang 68 · dbnl (pagina 119-122)

Reeuwers in Vlaanderen in 1468

6. Reeuwers als ‘heksers’ in Europees perspektief

Is er dus een grondig onderscheid te maken tussen de erudiete Vauderie-theorieën van de geestelijken-experten ter zake en de opvattingen over de praktijken der reeuwers, dan kan men anderzijds de zaak der reeuwers niet volledig begrijpen zonder enig inzicht in de mentaliteit van de bevolking van toen. De gemaakte vaststelling dat men in 1468 de reeuwerszaak in verband bracht met de Vauderie van Atrecht, en met bijgelovige, irreële waandenkbeelden in het algemeen, is inderdaad in dit opzicht niet zonder belang. Wij doen er een inzicht uit op in de indruk die het voorval van 1468 op de gemoederen moet hebben gemaakt als een nieuw, schrikwekkend feit te meer in een reeks van dergelijke ‘voorvallen’, en dat in een gebied waar de bevolking door soortgelijke dwangobsessies reeds dóór en dóór moet zijn doordrongen geweest. Vooral uit het relaas van de But blijkt hoezeer de waandenkbeelden en kompleksen i.v.m. hekserij en toverij onze gebieden gedurende lange jaren in de ban hebben gehouden: het kan niet zonder betekenis zijn dat hij in de Vauderie te Atrecht in 1460 het startsein ziet tot een golf van magische, sinistere terreur!

Overigens spookten dezelfde irrealiteiten in de verbeelding wanneer men gekonfronteerd werd met het verschijnsel pest. Het tekort aan rationeel inzicht veroorzaakte vaak geestesverwarringen waarvan Joden en andere ‘zondebokken’ het slachtoffer werden. Doch hierover meer in het volgende kapittel.

6. Reeuwers als ‘heksers’ in Europees perspektief.

Men weet(23)

hoe onze voorouders voor alle mogelijke

(21) H. Kervijn de Lettenhove, Histoire de Flandre, boek 18-21, p. 28.

kwalen en rampen die hun begrip te boven gingen de verantwoordelijken zochten. In Duitse gebieden waren bij pestepidemieën vaak heksen en tovenaars de zondebok(24)

. Rond de jaren 800 werd in het bisdom Lyon het vee getroffen door een epidemie. Men weet deze ramp aan het feit dat hertog Grimald enkele heksers zou hebben uitgenodigd om kwaadaardige poeders te verspreiden over velden, bergen en bronnen(25)

. Gelijkaardige voorbeelden zijn er te rapen bij de vleet. Het is bekend dat de volkswoede zich ook vaak keerde tegen de Joden(26)

.

Pest werd dikwijls geweten aan de vergiftiging van drinkwater, en in Duitsland kwamen voor deze wandaad naast tovenaars ook precies de doodgravers in aanmerking. Zij strooiden de asse van aan pest bezweken personen in de drinkwaterputten(27)

. In Duitsland was het precies in streken waar geen Joden woonden dat de doodgravers aldus werden vervolgd, zo meer bepaald ten tijde van de ‘Zwarte Dood’ te Leipzig, Maagdenburg, Brieg en Frankenstein(28)

.

Onze Vlaamse reeuwers hadden dus in de Duitse gewesten hun ‘spitsbroeders’, en de zaak van 1468 lijkt dan ook volstrekt geen unicum te zijn geweest.

Zeggen dat de maleficiën, toegeschreven aan de reeuwers, volslagen ongefundeerde bedenkselen waren, zou wellicht de zaak te simplistisch voorstellen. Misschien was het, naast andere redenen, ook om verwerpelijke praktijken van die aard te beletten dat in 1631 het Brugse stadsbestuur de reeuwers en reeuwigen zou verbieden, zelf de geneesmiddelen voor de pestlijders te bereiden. Men moest ze aankopen bij de apotheker(29)

. De reeuwers hàdden er in elk geval belang bij

(24) K. Baechtold-Staeubli, Handwtb. des deutschen Aberglaubens, dl. VI, Berlijn, Leipzig,

1934-1935, k. 1503.

(25) J. Caro Baroja, Las brujas y su mundo, Madrid, 1966, p. 82.

(26) A. Lopez de Meneses, Documentos acerca de la peste negra en los dominios de la Corona

de Aragón, Zaragoza, 1956, p. 298.

(27) K. Baechtold-Staeubli, o.c., I.c.

(28) J.F.C. Hecker, Die grossen Volkskrankheiten des Mittelalters, nieuwe uitg., Hildesheim,

1964, p. 65. - Waar de volkswraak de Joden trof, kwamen de beschuldigingen eveneens neer op vergiftiging van drinkputten, alsook van luchtverontreiniging. - Ibid. - Enkele voorbeelden van geloof in pestverwekkende mengsels uit Spanje en Italië mogen er de algemeen-Europese spreiding van aantonen. In 1348 maakten enkele Portugezen een bedevaart naar Assisi. In een bepaald dorp in Spanje brak gedurende hun oponthoud aldaar pest uit, waarop prompt de schuld werd gegooid op de ‘vreemdelingen’, die het drinkwater zouden hebben vergiftigd. - A. Lopez de Meneses, o.c., p. 301-302. Te Milaan werden in de XVIIe eeuw ‘ugnitores’ (zalvers) vervolgd op grond van gelijkaardige verdenking, en te Napels werd in 1656 de pest geweten aan ‘enkele Fransen die mei mengsels van verschillende kleuren vlees, groenten, bloemen, bronnen. straten, huizen en de lucht hadden verontreinigd.’ - N. Mariscal y Garcia, Discuros lefdos en la Real Academia de Medicina, Madrid, 1914, p. 66.

104

dat alle leden van eenzelfde familie stierven. Een door pest uitgestorven woning kon hen inderdaad aanzienlijke winsten opleveren. Dit leert ons althans de genoemde Brugse reglementering van meer dan anderhalve eeuw nà het hier besproken geval van de reeuwersplaag, nl. waar het spreekt over de verkoop van de inboedel van het leegstaande huis(30)

. Met deze schromelijke winsten zal wel in verband staan de Franse nevenbetekenis van sacard, nl. ‘man in goeden doen’(31)

. Misschien was vooruitzicht op grof gewin wel het enige probate middel om voor het weinig aanlokkelijke reeuwersambt gegadigden te vinden.

Een weinig naast het eigenlijke onderwerp mag hier wellicht aangestipt dat leegstaande woningen ten tijde van pest vanzelfsprekend werkten als lokaas op bepaalde personen met oneerlijke bedoelingen. Toen Barcelona bijvoorbeeld in 1348 getroffen was door de pest, werden uit de verlaten huizen de meubels weggeroofd(32)

. In de omstreken van Valencia beklaagde men zich over het infectiegevaar dat dergelijke roofpartijen teweegbrachten(33)

. Van dit weinig verheffend soort praktijken heeft men bij ons ten tijde van de oorlogsvluchtelingen genoeg voorbeelden gezien, zodat ook hier ‘de geschiedenis zich herhaalt’.

Tot besluit i.v.m. ons onderwerp kan men aannemen dat in 1468 waarschijnlijk vele reeuwers net onder dezelfde omstandigheden de brandstapel hebben bestegen als in andere gevallen van natuurlijkerwijs-onverklaarbare rampspoed de Joden. Bij uitbraak van pest waren zij door hun funktie als het ware gepredestineerd om de zondebok te worden van 's mensen door onwetendheid ontspoorde opstandigheid tegen het fatale.

J. Hyghebaert

Zuinigheid

Dolfijn de loodgieter had een kwaad wijf en nooit geld op zak. Zag hij een gebuur, hij vroeg wat tabak te lenen. Zei de buurman: ‘Met plezier, maar hij is wat droog, 't is allemaal mul’, dan zei Dolfijn: ‘Dat 'n is niet, hij zal te beter vunzen’. Zei de buurman: ‘Ja maar hij is wat klamp’, zei Dolfijn: ‘Des te beter, hij zal te langer meegaan’.

In document Biekorf. Jaargang 68 · dbnl (pagina 119-122)