• No results found

Kleine verscheidenheden

In document Biekorf. Jaargang 68 · dbnl (pagina 69-79)

BOOMWAGHENE. - Voertuig op vier wielen om zware bomen te vervoeren. In 1532

liet het St.-Janshospitaal te Brugge zijn boomwagen vernieuwen, zoals blijkt uit de rekening van wagenmaker en smid anno 1532-33, f. 5: ‘Betaelt Jacops Pertchevale waghemakere tsceipstale (Scheepsdale) van een paer achtrewielen omme den boomwaghene ende noch een paer voorderwielen... Betaelt de wedewe van Thomaes Huweyn smidt tsceipstale van den voorseiden achterwielen te beslane met nieuwe binden ende nieuwe naghelen ende de twee voorseide vordere wielen te beslane met oude binden ende nieuwe naghelen...’ Er bestonden alsdan ook boomwagens op twee wielen. - Binde: platte ijzeren lat op de velgen van een wiel.

BRUESELAERS. - Een soort witte vloerstenen, geleverd door steenhouwers uit

Brussel. In de handel (in 1536) tegen 6 pond par. het honderd. De rekening van het St.-Janshospitaal heeft anno 1536 (f. 19) de volgende uitgave: ‘Betaelt Ambrosius Roelandts steenhauwere over de leveringhe van 50 witte paveersteenen gheheeten brueselaers te 10 sc. gr. thondert’. Voor bevloering onderscheidde men alsdan drie soorten ‘paveersteenen’: grauwe, blauwe en witte. - Vgl. de levering van 500 ‘bruysselaers steen’ in 1476 voor het kasteel Windenburg te Dreischor (Schouwen), bij H. Janse, Bouwers en bouwen in het verleden, p. 51-52 (Zaltbommel 1965).

DRIEBEEN. - Driebenig houten hijswerktuig voor zeer zware lasten, gebruikt o.m.

in het bouwbedrijf; ndl. bok, krikkemik. In 1536 werkt Jan de timmerman met zijn knecht aan ‘een nieu driebeen’ voor rekening van het St.-Janshospitaal te Brugge; een tweede post betreft nog meer timmerwerk ‘an de drie beenen, cordewaghen ende anders’ (Rek. 1536, f. 17). Het hospitaal beschikte alsdan sedert lang over eigen bouwgereedschap. - De stad Brugge bezat reeds in 1411 een ‘driebeen’ in dienst van de artillerie: ‘omme de meeste busse (donderbus) vander Stede mede te ladene ende te ontladene’. In 1436 wordt de stadstimmerman betaald ‘omme een driebeen te makene, omme de grote busse up ende neder te windene’; het ‘voorseide driebeen’ was vervaardigd ‘van holmen houte’. Zes nieuwe ‘motalene sciven (katrollen) gheorboort ant engien vanden driebeene’ wogen samen 91 pond. (Stadsrek. in Inv. de Bruges, ed. Gilliodts, IV 103; V 122 272).

FLEUTEWEERC. - Al de fluitstemmen in een orgel samen; fluitwerk; pr. jeu de

flûtes. In 1512 wordt een som van 6 pond groten (72 lb. par.) in de uitgaven van de St.-Jakobskerk te Brugge ingeschreven: ‘Betaelt meester Joos Bus vanden oorghele te repareerne ende van een nieu fleuteweerc met twee regysters te makene by advise van prochiepape ende kercmeesters’. (Kerkrek. 1512, f. 271).

dat zij hebben ‘den voorseiden clooster niewe landghemerken over ghegheven ende bewijst,

61

al zonder fraude...’. Die nieuwe ‘landgemerken’ moeten de oudere (van een beschrijving uit 1429) vervangen.

PORTEMOOSEN. - Bakstuk, deel van het hoofdstel van een paard; term uit de

zadelmakerij. Uit fr. porte-mors; vgl. portemors bij Gay II 261. Uit de rekening van het St.-Janshospitaal te Brugge, anno 1536, f. 4: ‘Betaelt Jacop Hoyman zaelmakere van onsen zadels ten diversschen stonden vermaect ende vervult thebbene, stalbanden, poortemoosen, singhels, hooftstoelen, loengen ende anderen diversschen wercke hier binnen ghemaect ende ghelevert... 12 lb. 12 s. par.’ Komt alleen in mv. (of dualis) voor.

RAUWE. - Lijkstoet; laatste geleide. In maart 1500 werd de vrouw van Blasis Balbani

begraven ‘ten zusteren coletten’ te Brugge. De parochiekerk kreeg haar deel in de uitvaart met het luiden van de klokken; een ontvangpost noteert: ‘Item gheluud alsmen tlijc wech drouch ende noch eens als den rauwe wederom quam, 4 s. 3 d. gr.’ (ARB. St.-Jakobskerk, rek. I, f. 80). In juli 1500 wordt jonkvrouw Baerble Bibaus van de St.-Salvatorsparochie begraven in de St.-Jakobskerk. Vandaar klokgeluid ‘alsmen tlyc brochte met processien ter keercke’ en nog meer geluid vóór de uitvaart ‘jeghen den rauwe’ (de deelnemenden) en ten slotte na de kerkdienst ‘te ludene den rauwe thuus’. (Zelfde rekening f. 83v).

- Rouwe in MnIW niet met die betekenis.

ZIECMAN. - Melaatse; provenier van een ziekeliedenhuis. In 1458 wordt voor

schepenen van de Zale van Ieper een zekere Renaut Andries van Roosbeke

(Westrozebeke) aangeklaagd o.m. wegens samenwoning ‘met eens ziecmans wive’. Andries weet zich ‘up derde artikel van zieckemans wive’ te verdedigen, zoals blijkt uit het verslag van de Ieperse griffier. (Gilliodts, Cout. Chat. Ypres I 378-379). De armenrekening van Lede over 1539-40 gebruikt de term ‘den zieckman’, ‘den zieckman oft lazarus’ voor de bewoner van het ‘sieckhuijs’, alias ‘helegheest huus’. (J. De Brouwer, Gesch. van Lede 138). De Costume (ontwerp van 1546) van Waasten bepaalt in een artikel: ‘Item, dat ghen sieckman belazert wesende ofte vrawe commen zal naerder den vleeschuuse of vischebancken dan 40. voeten up de boete van 10 sc. par.’ (Cout. Warneton, ed. Strubbe, 62). De deken van de lazarussen (leprozen) te Gent droeg de naam ‘Ziekeman’; in 1537 kreeg de Ziekeman van Gent het toezicht over de leprozerijen van Kortrijk, Oudenaarde, Geraardsbergen, Aalst, Dendermonde, Land van Aalst en Vier Ambachten. (De Potter, Gent VIII 448). - Het mv. ziekelieden voor lazarussen, melaatsen (al. besiecte, belazerde) was zeer in gebruik, zoals blijkt uit talrijke plaatsnamen; zie daarover onze studie ‘Leprozen en Leprozerijen in het oude graafschap Vlaanderen, Brugge, Gidsenbond 1962’.

wittebrood niet meer dan ca. 39 pond ‘bloem’ gaven. Uit 70 pond meel bakte men ‘180 marc 5 loot’ gewoon tarwebrood, terwijl uit een zelfde hoeveelheid meel niet meer dan een gewicht van ‘126 marc 4 loot’ aan wittebrood overbleef. Het tarief van 1431 onderscheidt maar

62

twee soorten zemelen, hoewel er drie soorten in de bakkerij bekend stonden.

CONCKELTRAPPEN. - Houten treden van een ‘wentelsteghere’ (wenteltrap). In

1536 wordt een nieuwe eiken wenteltrap geplaatst in de bakkerij (het ‘backhuus’ met verdieping) van het St.-Janshospitaal te Brugge. Het hout voor trappen en spil wordt geleverd uit het hospitaalgoed te Eeklo. Een uitgaafpost van de rekening (1536, f. 15v) luidt: ‘Item Michel de Wilde ende zyn ghezelle van twee daghen ghezaecht ande wentelspille ende omme conckeltrappen, draecht 32 s.p.’.

WINRE. - Landbouwer; hij die ‘winnende land’ heeft, bebouwt ontgint; vgl. ofra.

gaigneur en pln. gaignière. Een akte van 17 september 1324 (RAB; fonds

O.-L-Vrouwkerk Brugge, voorl. nr. 104) betreft een regeling van tienden en bepaalt o.m. het volgende: ‘Vort dat die metet sal moeten doen sinen eed... recht ende redene te doene den winre ende den tiendenare’. Vgl. lantwinne, lantwinre in MnlW. - De ‘meter’ van tiendvruchten die zijn eed moet doen is hier mogelijk een ‘gezworen landmeter’, waarover Biekorf 1966, 14. (Het opmeten van tiendvruchten kostte maar een derde van het landmeten).

TEGHELNE. - Stenen en tichels bakken. Op 15 januari 1480 wordt in het register

van het Proossche te Brugge (RAB. Wettelijke passeringen nr. 1236, f. 97) het volgende oktrooi ingeschreven: ‘Het is gheconsenteirt ende ghottroyert bijden heere ende bijder wet van den Proosschen Jan f. Morisiis Heyns, vrylaet in Jabbeke, te moghen teghelne eene clampe teghelen ende steenen ende ooc moghen daringhene zijns zelfs grond, alzo verre ende alzo vele als hij binnen eenen jaere eerstcommende zal moghen teghelen ende daringhen zonder meer, behouden dat hij tland thenden den voorseiden jaere weder heffenen ende slichten zal, upde boete ende verbuerte van 40 lb. par., naer den inhoudene vander kueren’. Vgl. De Bo: tegelen, tichelen (met tegels beleggen).

- Over clampe, zie Biekorf 1963, 383: teghelclampe (blok bakstenen). Daringen = darink delven.

TE KINDE COMMEN. - Naar de doopplechtigheid komen. Een verplichting voor

sommige bestuursleden in de oude ambachten of neringen. De verordening van de nering der merseniers te Gent, opgesteld in 1456, bepaalt dat deken en gezworenen hun ‘abijte van den neringhen’, na hun aftreden, nog moeten behouden tot

Sakramentsdag; ondertussen zijn ze verplicht ‘voort te commene met den selven abijten te kinde ende te lijke...’ (Stadsarchief Gent; tekst bij De Potter, Gent VI 555). Bij de plicht aanwezig te zijn op doop (van een ambachtskind) en begrafenis (‘te lijke’) van een lid van het ambacht kwam soms ook een derde verplichte

archives Ypres, p. 51).

63

Vraagwinkel

Handschoengeld

Wat bedroeg het ‘handtschoenghelt’ dat in oude pachtkontrakten in Veurne-Ambacht voorkomt als een ‘last’ per gemet? Gewoonlijk wordt het handschoengeld genoemd en gerekend in één bedrag, samen met andere lasten op hetzelfde land, zoals ‘ovyne, bruggheghelt’.

A.H.

Nederduitsche Leesbibliotheek

Dit is de naam van een serie Vlaamse leesboeken in-12 die in de jaren 1840 te Gent werden op de markt gebracht door de drukker L. Hebbelynck. Ik ken maar één werk uit die serie, nl. de vertaling (door C.H. van Boekel) van de Valse Boudewijn (Bertrand van Rains) van Jules de Saint-Genois in 4 deeltjes (1842-43). Welke andere werken zijn in die reeks verschenen?

P.D.

Architect van Speybrouck

Frater Jacques Schuttringer, van de St.-Andriesabdij, Zevenkerken, Brugge, zou zeer dankbaar zijn aan onze lezers die hem enige werken doen kennen van de Brugse architekt Emmanuel van Speybrouck-Coutteau (1726-1787), ontwerper van de Onze-Lieve-Vrouwkerk, Duinenabdij (thans Seminarie van Brugge), en dankt hen bij voorbaat.

Valdeur

Op het toneel in mijn patronaatstijd droegen we, als sanskulotten of soldaten van Napoleon, verkeerde broeken. We droegen een lange broek (pantalon) natuurlijk, maar modern met een split, niet met een valdeur. De echte lange broek van sanskulot en Napoleonist is echter altijd met valdeur. Zo vertelde me een oude vriend: kijk maar naar de oude prenten, zei hij. Wanneer is dan die mode in onze gewesten veranderd?

Congregaties van O.L. Vrouw

Rond 1840 kwamen in verscheidene parochies in West-Vlaanderen dergelijke congregaties ofte Jongelingenkringen tot stand. Hun betekenis en hun geschiedenis is niet gekend. Ze droegen in veel plaatsen (Izegem, Roeselare...) er toe bij

muziekharmonieën in 't leven te roepen. Is er literatuur daarover bekend? Te Ledegem werd de congregatie gesticht in 1836, te Izegem en te Roeselare in 1847. Wie vult dit lijstje aan?

M.D.B.

Vlaamse Spraakkunst van Steyaert

Volgens Goethals zou Martinus Steyaert († 1701), de Primus van Zomergem en rector van Leuven, nevens allerlei polemische traktaten, een Vlaamse spraakkunst hebben uitgegeven waarin de verschillende dialekten besproken worden. Waar en wanneer is die spraakkunst verschenen? In welke openbare bibliotheek is een exemplaar ervan voorhanden?

64

Deense paarden

Is er iets bekend over de invoer van Deense paarden in Vlaanderen gedurende de 16e eeuw?

J.H

Quarijn

Wat betekent de term quarijn in de kerkelijke taal (aflaathandel) van de late middeleeuwen?

R.D.

Natus Beurze

Zijn er herinneringen bewaard (geschreven?) over een Kortrijkse volksfiguur genaamd ‘Natus Beurze’ die omstreeks 1910 (?) gestorven is?

D.P.

Refuge van Ninove

Naam van een herberg te Kortrijk in 1776. Vanwaar die naam? Had het klooster van Ninove ooit een ‘wijkhuis’ in Kortrijk?

C.B.

Zwarte kokarden

Welke politieke of militaire betekenis had de zwarte kokarde die in de jaren 1785-1795 soms gedragen werd in de stad en op het platteland in Vlaanderen?

H.P.

Een zekere ‘kwaal aan het been’ werd vroeger gemeesterd met een bijzondere plaaster waarin een zwaluwnest verwerkt was. Die kwaal noemde men zweragie, mijn zegsman weet daar niets meer over. Bij De Bo niet te vinden. Een verzwering? doch van welke bijzondere aard?

A.H.

Caroliade van Stichelbaut

De Gentse armmeester Jan-Antonius Stichelbaut (1746-1814) staat bekend als auteur van een ‘Caroliade’ ofte episch gedicht over de ‘Heldendaden van Keizer Karel V’ in 20 zangen. Het werk, geschreven ca. 1800, werd nooit gedrukt; in 1851 noemt Blommaert (Nederl. Schrijvers van Gent 406) het ‘handschrift’ van die Caroliade, hij zegt echter niet waar dit hs. bewaard werd. Is dit hs. in een openbare bibliotheek terechtgekomen?

65

[Nummer 3-4]

In document Biekorf. Jaargang 68 · dbnl (pagina 69-79)