• No results found

Bij een jubellied van Guido Gezelle uit 1878

In document Biekorf. Jaargang 68 · dbnl (pagina 122-129)

Aan het instituut O.-L.-Vrouw van Bijstand te Kortrijk is verbonden het Rustoord O.-L.-Vrouw van Bijstand. Als men in de Wijngaardstraat, laat ons zeggen bij nummer 43 - nog altijd ontbreekt een nummerplaatje! - de helft van de zware ijzeren poort openduwt, dan komt men in de mooie vestibule van dit rustoord. Links ontwaren wij in een grote nis een majestatisch O.-L.-Vrouwebeeld. We kunnen er achteloos aan voorbijgaan en denken: een O.-L.-Vrouwebeeld lijk duizend andere. We kunnen ook eventjes blijven stilstaan en kijken. Het valt dan direct op: het is geen gewoon O.-L.-Vrouwebeeld, en het is bovendien zeer mooi. Het is geen seriewerk, geen winkelwaar. Het is een ‘pièce unique’.

Maria laat even het linkerbeen steunen op een paar stenen zodat op haar knie dan haar kind Jesus kan staan(1)

. Het kind is geen baby meer, het is al een hele peuter. Zie het kan al rechtstaan. Nog eventjes moet de moeder het met de hand wat ruggesteun geven. Maria kijkt haar kind aan, dat recht voor zich uitziet en in de linkerhand een wereldbol houdt, waar het kruisje van verdwenen is. Het zacht en liefelijk, mediterend en enigszins bezorgd gelaat der Lieve Vrouwe contrasteert met het argeloos en speelse aangezicht van het kind. Maria draagt een koninginnekroon en -scepter, Jesus een kleine keizerskroon.

Het is de tijd van keizerin Maria-Theresia en van keizer Frans I! Bij nader toekijken bemerken we bovenaan het voorhoofd van Maria, een sieraad, een juweel

gebeeldhouwd, dat zeker niet eigen is aan onze Vlaamse beelden, maar dat wij wel, op die plaats juist bij de haargrens van het voorhoofd, terugvinden bij Spaanse Mariabeelden. Achteraan, los van het beeld, prijkt een groot aureool van zonnestralen, die naar hun vorm gelijken op die van het hoogaltaar in de Kortrijkse Lieve

Vrouwekerk (ca. 1750). De stralen omringen de in elkaar verwerkte initialen van Sancta Maria Regina met rondom: vier gevleugelde engelkopjes. De kunstenaar kopiëerde hier niet, maar schiep. Niet de Onbevlekte wilde hij uitbeelden, maar de verheerlijkte Moeder-Koningin. Het beeld meet 1.33 m. en is uit witsteen, jammerlijk al te sterk overschilderd. Onderaan het beeld lezen wij op een marmeren plaat:

(1) Men vergelijke ons Mariabeeld met dat van Pieter Pepers (Brugge 1730-1785), thans in de

St.-Salvatorskerk te Brugge. Het dagtekent van 1776. Het is eveneens een staande beeld, maar met licht opgeheven rechterbeen, gesteund op een steen. Zou niet eerder Michelangelo's Madonna van 1504 uit de Brugse Lievevrouwkerk (met de eveneens opgeheven linkervoet, steunend op een steenblok) onze beeldhouwer - althans voor dit detail - geïnspireerd hebben?

106

‘O.L.V. ter rust, bid voor ons. Kom ons te hulp, o Maria, nu en in de uur onzer dood en geleid ons tusschen uwe moederlijke armen tot voor den troon van Jezus uwen aanbiddelijken zoon. Kapel gesticht door Alexius Delporte in het jaar 1773 en vernieuwd door het gesticht O.L.V. van Bijstand te Kortrijk in het jaar 1897’(2)

.

Datering van beeld en kapel

Wij menen dat dit foutief is. De honderdste verjaring van de kapel vierde men immers niet in 1873, maar in 1878. Wat meer is, op de oude fundatiesteen stond er wel 1778. Die steen werd in 1897 vervangen door een nieuwe. Op de beroemde expositie van 1902 ‘Kortrijk door de eeuwen heen’, was hij nog te zien. Hij figureerde daar onder nummer 1231, maar in het bombardement van 21 juli 1944 werd hij met veel andere kostbaarheden van het Oudheidkundig Museum, waar hij bewaard werd, vernield. Maar de tekst van het opschrift is bewaard gebleven en luidde als volgt: ‘Kapelle gestigt door Alexius Delport en Joanna Petrole Gillon, zijn huysv., ter eere van O.L.V. te ruste, welk huys genaemt de dry ringen hun toebehoort. Bid voor de zielen 1778. O Maria! bid voor my, nu ende in de ure mynder dood; zyt myne Moeder in dit leven ende in het sterven’(3)

.

Sevens dateert in 1883 de kapel niet van 1773 maar van 1778(4)

. De zusters, die in 1897 een nieuwe steen lieten maken, moeten verkeerd gelezen hebben. Wellicht was niet enkel dat laatste cijfer al uitgesleten, maar ook de herinnering aan het honderdjarig bestaan. Dat de inrichters van genoemde expositie van 1902 opnieuw 1773 lazen(5)

, moeten wij toeschrijven aan de oude toestand van de oude fundatiesteen of aan een kritiekloze overname van de lezing op de nieuwe fundatiesteen. Wij houden het erbij: beeld en kapel dagtekenen van 1778.

Ligging van de kapel

Als wij op de koer van het rustoord komen, ontwaren wij rechts een grote nis in de muur. De stenen omkadering is vernieuwd, maar dat zal wel de kapel geweest zijn, die Alexius

Delporte en Joanna Gilion in hun huis ‘De Drie Ringen’ oprichtten. Die kapel was ‘de grootste en de schoonste van al de gebuurtekapellen van Kortrijk’, schrijft in 1878 De Gazette van Kortrijk. Het Mariabeeld was nog geflankeerd door de H. Jozef en de H. Rochus en door twee uit eikehout gesneden heiligenbeelden, die de reporter niet kon identificeren!(6)

. Op die koer stonden er 11 woningen, maar toen men in 1878 de honderdste verjaring van de kapel vierde stonder er blijkbaar maar zes meer of waren er maar zes meer bewoond, aangezien slechts zes huisjes ter dier gelegenheid feestspreuken hadden opgehangen. Na de dood van Delporte (1788) werd het koerke met de 11 of 6 huizen eigendom van een zekere Jan Paco. In 1826 kocht de weduwe Nounckele-Dejaeghere het. Haar dochter lsabelle Nounckele was de enige erfgename. In 1878 leefde zij nog en het moet van haar zijn, dat Bijstand de 16 juni 1881 het koerke met de elf of zes huisjes kocht. In 1897 werd de kapel vernieuwd en een nieuwe steen gemaakt, die wij nu nog onder het beeld aantreffen. In 1955 plaatste men er een O.-L.-Vrouw van de Zeven Weeën en verhuisde O.-L.-Vrouw ter Ruste naar de vestibule, waar het beeld op 8 dec. met een kleine plechtigheid werd ingehuldigd. ‘Z.E. Heer Legrand, directeur, wees in een toespraak de dames van het rustoord en de bewoners van het huis op de moederlijke bescherming van Maria tijdens de oorlogsdagen en de noden van elke dag. Men besloot de plechtigheid met gebeden en gezangen ter ere van de Moedermaagd’(7)

.

De stichter Alexius Delporte

Alexius Delporte was geboortig van Doornik in 1711, als zoon van Franciscus en Maria-Magdalena Bocqué. Hij vestigde zich te Kortrijk en huwde er Marie-Jeanne Gillon. Op 17 januari 1788 werd hij met een negenles in de St.-Maartenkerk begraven. Hij was dus een welstellend burger. Zijn beeld moet ook heel wat gekost hebben. Toen hij de kapel stichtte was hij 67 jaar, een oud man, in die tijd. Dat hij het beeld ‘O.-L.-Vrouw ter Ruste’ wilde heten is begrijpelijk: bij Maria wilde hij zijn oude dag in rust doorbrengen. Misschien had hij ook Maria voor een speciale gunst te danken, zoals Gezelle's gedicht in de zesde strofe schijnt aan te duiden, maar waarin die gunst bestond weten wij niet.

De naam ‘O.L. Vrouw ter Ringen’

De oude fundatiesteen in 1778, Th. Sevens in 1883 (2), de nieuwe fundatiesteen van 1897, de katalogus van 1902, ze

(6) Gazette van Kortrijk III, 1878, nr. 19 (zaterdag 11 mei).

108

spreken alle van O.-L.-Vrouw ter Ruste. Maar Gezelle en de Gazette van Kortrijk in 1878 spreken van O.-L.-Vrouw ter Ringen. Het ‘partje’ heette in 1878 officieel RINGEN-IMPASSE. Een lezer, die ‘Merci Pratique’ tekende, protesteert in de Gazette van Kortrijk tegen die zinloze Franse benaming. Het ‘partje’ had die naam geërfd van het huis van Delporte, dat als uithangbord droeg: ‘De dry ringen’, zoals de oude fundatiesteen ons leert. Wat met die benaming echter bedoeld werd, is ons niet duidelijk. De niet betalende schoolafdeling van Bijstand, die in 1879 tot stand kwam, naast de betalende afdeling, erfde op haar beurt de naam en heette, althans in de volksmond, ‘school der Ringen’(8)

.

De maker van het beeld

De naam van de beeldhouwer staat nergens geboekt. Wij achten Pieter Van Réable (oKortrijk 1745 - † 1827), de enige Kortrijkse beeldhouwer van betekenis uit die jaren, niet bekwaam om zo een kunstwerk te scheppen. Als wij vergelijken met ander beeldhouwwerk uit die tijd te Kortrijk, dan treffen wij gelijkenissen aan tussen het gelaat van Maria en het gelaat van de Magdalena in O.-L.-Vrouwekerk, tussen het kind Jesus en de putti in O.-L.-Vrouwekerk. Gelijkenis is geen bewijs, maar toch zouden wij durven zeggen: het precieuse in het O.-L.-Vrouwebeeld doet ons

vermoeden dat wij hier niet te doen hebben met een Vlaamse kunstenaar, maar eerder met een Zuiderse. Wij noemen: Nicolas Lecreux, schepper van genoemde beelden in O.-L.-Vrouwekerk, alsook van de apostelbeelden in de St.-Maartenskerk en van het majestueus orgelbuffet in O.-L.-Vrouwekerk, allemaal tussen de jaren 1771 en 1780 tot stand gekomen. Het is goed begrijpelijk dat de Doorniknaar Alexius Delporte aan zijn stadsgenoot Nicolas Lecreux(9)

dacht, toen hij het plan opvatte een Mariabeeld te laten maken en in 1778 al gezien had, aan zijn Kortrijkse kunstwerken, wat die man kon! Wij menen dat het beeld van O.-L.-Vrouw ter Ruste noch min noch meer een werk is van Nicolas Lecreux.

De jubelfeesten van 1878 en het gedicht van Gezelle

De Gazette van Kortrijk wijdde er twee artikels aan de viering: in nummer 18 van zaterdag 4 mei geeft zij een korte, zeer onvolledige historiek en in het nummer 19 van zaterdag

11 mei brengt zij een verslag uit van de feestelijkheden. Het eerste is ondertekend door V.v.M., het tweede door ‘Merci Pratique’! In het verslag lezen wij, dat er een jubellied, ‘opzettelijk te dier intentie gemaakt’, gezongen werd op zondag, maandag en dinsdag 5, 6 en 7 mei door ‘de zangeressen der school van Amerlincks’, dat er veel volk was en: ‘Het liedtjen heeft allerbest gelukt, tot groote voldoeninge van dichters, zangers en horkers’. De Gazette publiceerde er enkele verzen van. De volledige tekst van het lied vinden wij terug in Guido Gezelle's Dichtwerken: Gelegenheidspoëzie, III, uitgegeven door Prof. Dr. F. Baur, Antwerpen, 1950 p. 555-557. Het is inderdaad noch min noch meer een gedicht van Gezelle,

O.L. Vrouw ter Ringen 1778

sinds 1872 onderpastoor op O.-L.-Vrouwparochie te Kortrijk. Baur kon het gedicht niet dateren. Dit kunnen wij nu wel: laten wij zeggen: einde april 1878.

En wie componeerde de muziek? Dat wordt nergens vermeld. Het archief van Bijstand heeft evenmin de melodie bewaard. Maar wellicht is de componist E.H. Louis Goormachtigh, die reeds op ‘O.-L.-Vrouw van Vlanderen’ muziek had gezet. Gezelle had dit gedicht voor de inhuldiging op 22 juni 1873 van het nieuwe

Mariabeeld van Constant Devreese, bestemd voor de hoek van het stadhuis. Goormachtigh was geboortig van Dottenijs en leraar aan het St.-Amandscollege te Kortrijk van 1862 tot 1879.

hoofdge-110

dachten: de jaren gaan rap voorbij, alleen wat Gods macht uitwerkt blijft (strofen 1 en 2); in Maria heeft God iets blijvends gewrocht: haar jawoord, haar goddelijk moederschap, haar verheerlijking (strofen 3 en 4); daarom gaat men altijd naar Maria, maar velen vergeten te danken, echter niet de stichters van deze kapel (strofen 5 en 6); de stichting dezer kapel, honderd jaar geleden, konden wij niet vergeten. Komt, geburen, laat ons aan Maria vragen eens te zijn, waar zij nu is (strofen 7 en 8). Hier volgt het gedicht:

Jubellied voor O.L. Vrouw ter Ringen

Hoe snel zijn honderd jaren. met voor- of tegenspoed, naar de eeuwigheid gevaren, waar alles henen moet! Wat blijft er nog op heden, van 't gene, in deze stad, pas honderd jaar geleden, nog eere en voorkeur had? Daar blijft van alle dingen die 't menschdom meest betracht maar 't gene ik nu ga zingen: Gods woorden en Gods macht; Gods woorden, die niet falen, Gods macht, die alles kan. Dit hoort mij u verhalen en leert het lied daarvan. Maria, vol genaden en aller vrouwen Vrouw, was needrig in haar daden en groot in haar berouw. Zij zei: Ik ben den Heere gedienstig, allertijd; en God heeft haar vol eere en lof gebenedijd.

Zij heeft God Zelve ontvangen in haren maagdenschoot, en zag aan 't kruis Hem hangen, Verwinnaar van de dood. God zelv'heeft haar verheven en Zijne almachtigheid goedgonstiglijk gegeven aan haar noodklachtigheid. Daarom ten allen tijden

vergeten 't of ontzwijgen 't of laten 't onbedankt; zoo niet die hier Ter Ringen, nu honderd jaar geleên, waarom wij 't liedtje zingen, Maria eere deên.

Wij hebben 't niet vergeten, al is 't al honderd jaar, de goedheid ongemeten van dit braaf huwlijkspaar, die stichtten uit den gronde dit heiligdom weleer, en dienden, hier in 't ronde, Maria meer en meer. Komt allen dan te gader, gebuurs van een gedacht, en treedt Maria nader betrouwend op heur' macht; vraagt: Honderd jaar na dezen, vereenigd en verblijd,

Maria laat ons wezen te samen waar gij zijt.

De tekst van het Jubellied is deze van de genoemde uitgave van Prof. Baur. De Gazette van Kortrijk van 1874 heeft alleen een paar varianten in de 1estrofe: v. 2 met voor- en tegenspoed; v. 6 van 't gene, in onze stad; v. 8 nog eere en voordeel had.

111

Duiventorens in West-Vlaanderen

In document Biekorf. Jaargang 68 · dbnl (pagina 122-129)