• No results found

Duiventorens in West-Vlaanderen De duiventoren van Assebroek

In document Biekorf. Jaargang 68 · dbnl (pagina 129-133)

De ‘Zeventorretjes’, de oude heerlijkheid Baudewijnsburg, ook nog Rabaudenburg genoemd, behoorde bij de oude parochie St. Katarina en was omgeven van singelen en walgrachten. Een versterkte poort met ophaalbrug verleende toegang tot het domein. De duiventoren stond op de uiterste westkant van het goed, binnen de walgrachten.

Duiventoren van Assebroek

Werd deze forse toren, met muurdikte van 65 cm met opzet tegen de omwalling opgetrokken? Wellicht diende de toren benevens als duivekeet, ook als

Een legende weet te vertellen dat de naam Zeventorretjes in verband zou staan met het cijfer zeven. De duiventoren zou de zevende toren zijn in een serie van

verdedigingstarens rond de stad Brugge. (Verteld door Pier Myncke-Steenbrugge). Deze versie zal wel fantasie zijn.

We menen volgende verklaring voor Zeventorens te kunnen sugereren. Alhoewel de toren versierd is met acht hoektorentjes, telt men er slechts zes gelijk van welke kant men de toren bekijkt; met de eigenlijke torenspits maakt dat zeven. Vandaar dan de naam ‘Zeventorens’.

Deze gotische duiventoren, met achthoekig grondplan, dateert waarschijnlijk uit de 16e eeuw (Dr. L. Devliegher Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen. Beeld van het Kunstbezit deel 1).

Torentjes op de ribben van de torenspits

Het gebouw is opgetrokken uit bruine en geelachtige baksteen van het formaat 21 × 5 × 10 en 20,5 × 5 × 10. De zijden van de achthoek meten 1,92 tot 1,95 m.

De onderbouw van de toren is rondom en op 1,75 m van de bazis bezet met een laag witsteen van 10 cm die een decoratief element vormt. Hier verspringen de opgaande muren naar binnen toe en 112 lagen baksteen hoger gaat de torenromp in de piramidevormige torenspits over. De scheiding van de torenromp met de torenspits is geaccentueerd door een rondom lopende smalle witstenen band. De bakstenen torenspits is getopt met een achthoekige zandstenen plaat. Hieruit steekt

113

een ijzeren staaf, vermoedelijk de as van de vroegere windwijzer.

Ieder ribbe van de toren draagt ter hoogte van de aanzet van de spits een ronde gesloten hoektoren, in totaal acht. De bazis van ieder hoektorentje is uit kunstig bewerkt witsteen, dat een mooi versieringselement vormt. Een en twintig lagen baksteen hoger gaan de ronde hoektorentjes, via een achthoekige uitkragende zandstenen plaat, over in een achthoekige spitse top, afgedekt met een achthoekige witstenen plaat van hetzelfde model als de bekroning van de grote torenspits.

Duivenzolder

De nesten in de muren

Een gothische deuropening van 0,935 × 2,06 m doorbreekt een der zuidelijke muurvakken en verleent toegang tot het gelijkvloers. Op 1,50 m boven de deurboog werd een rechthoekige opening van 0,55 × 0,42 × 0,62 m diep in de muur uitgespaard dat tot vlieggat heeft gediend. Een tweede vlieggat van 0,48 × 0,75 × 0,62 m werd in het aanpalend muurvlak aangebracht op 0,50 m van de aanhef van de torenspits. Deze opening is met een aardewerktichel tegen binnenvallende regen afgeschut. De houten valplanken zijn verdwenen. Zoals de meeste duivetorens is ook deze naar het zuiden gericht.

Het gelijkvloers, met bakstenen vloer, is afgedekt met een bakstenen ribbengewelf. De grootste hoogte van deze ruimte bedraagt in het midden 2,57 m. De aanzet van de acht kruisribben van uit de hoeken van de achthoek en die zich in het midden verenigen, begint op 1,73 m. Het gewelf is 0,75 m dik.

Een trapeziumvormige opening van 1,10 m × 0,80 m juist boven de ingangsdeur gelegen, verleent toegang tot de eigenlijke duivenzolder. Hier is de aanblik van het inwendige enig. Van uit alle muurvlakken gapen, keurig gelijnd, donkere holten, de in de muren uitgespaarde nissen der duivennesten. De 1,33 m brede opgaande muren gaan, meters hoog, over in de samenschietende schuine binnenzijden van de torenspits.

Hoe vakkundig zijn de duivennesten in de muren aangebracht. In de ene muur treft men ┐ vormige nesten aan, in een andere muur ┌ vormige. De laagste nesten vindt men op 12 cm van de zoldervloer. Per muurvlak tel ik, op rijen van vier, 22 nissen. De door de vlieggaten ingenomen nestplaatsen afgetrokken, bekomen we 696 nesten in totaal.

De hoogte van ieder nestingang bedraagt 18 cm en de breedte 13,50 cm. De nestbodem wordt gevormd door twee nevenelkaar liggen platte bakstenen, formaat 20 × 5 × 10 en 14 × 45 × 14. De nissen zijn 30 cm diep, de achterste lengte 24,50 cm; het niet zichtbaar gedeelte van het duivennest meet 19,50 cm op 11,50 cm. De omgekeerde L-vorm van de nesten bood aan de duiven een bescherming tegen tocht.

Een houten balk op 2 m van de zoldervloer, en 3,30 m lang (binnendiameter van de toren) schiet van de ene naar de tegenovergelegen muur en vertoont in het midden een inkeping van 10 cm breedte. Een tweede inkeping vindt men op 88 cm van de muur. Waar de torenromp overgaat in de torenspits werden ter weerszijden van de muurhoeken twee gaten uitgespaard, waarin balken zaten die een soort vliering vormden. Een meter hoger moet een ander houten raamwerk gezeten hebben, want in iedere hoek werd een grote rechthoekige holte gelaten. Een stuk balk uit een dezer hoeken steekt nog ter plaatse.

We mogen bijna zeker aannemen dat deze duiventoren voorzien was van de zogenaamde ‘galg’. Zoniet zou het roven van de nesten een ondoenlijke karwei geweest zijn. De ‘galg’ was het voornaamste meubelstuk in een ronde of meerhoekige duiventoren; het bestond uit een massieve rechtopstaande paal in het midden van de toren, draaiend tussen de onderste draagbalk en de bovenste vliering. Aan deze paal waren verscheidene dwarsbalken bevestigd, een onderaan als steunpunt voor de ladder, een andere, hoger liggend, doch in een ander vlak ten opzichte van de onderste dwarsbalk. De stand van de dwarslatten liet toe een ladder zonder moeite in een goede positie te plaatsen om alle nesten, zelfs de hoogste, te roven. Een afstoot met de voet tegen de muur gaf het geheel een ronddraaiende beweging en, daar de ladder steeds even ver van de muren verwijderd was, konden zonder reikhalzen al de nesten onderzocht worden.

115

In document Biekorf. Jaargang 68 · dbnl (pagina 129-133)