• No results found

Hoe hebben pupillen dit ervaren en welke invloed heeft dit gehad op hun latere leven?

In document VU Research Portal (pagina 39-42)

Nienke Bekkema, Clasien de Schipper en Mirjam Oosterman

3. Hoe hebben pupillen dit ervaren en welke invloed heeft dit gehad op hun latere leven?

39

3.1. Niet over geweld praten, niet geloofd worden 39 3.2. Manieren van kinderen om met het geweld om te gaan 49

3.3. Waar had u behoefte aan, als kind? 41

3.3.1. Behoeften 41

3.3.2. Positieve ervaringen in de instelling 43

3.4. (behoefte aan) hulp bij het omgaan met het geweldsverleden 43

3.4.1. Professionele hulp 43

3.4.2. Andere vormen van hulp 44

3.4.3. Behoeften aan hulp en begeleiding 45

3.5. Gevolgen van geweld in het latere leven 45

3.5.1. Moeite met het aangaan en onderhouden van relaties 45

3.5.2. Psychische problemen 46

3.5.3. Weinig vertrouwen in mensen en in het leven. 47

3.5.4. Ik ben nog steeds bang om mijn verhaal te vertellen, om niet geloofd te worden

47

3.5.5. Ik ben eenzaam 48

3.5.6. Ik ervaar fysieke gevolgen in mijn leven als gevolg van het geweld 48 3.5.7. Het geweld heeft gevolgen gehad voor mijn eigen opvoedingsstijl 49

3.5.8. Ik ervaar financiële gevolgen 49

3.5.9. Moeite een plek te vinden in de maatschappij 49

3.5.10. Ik wil erkenning voor wat me is overkomen. 50

3.5.11. Weinig tot geen gevolgen 50

3.5.12. Ik ervaar (ook) positieve gevolgen 51

4. Conclusies

52

Nawoord 54

BIJLAGE A. Methode interviewstudie 55

5

De interviewstudie

Voor de deelstudie residentiële jeugdzorg zijn semigestructureerde diepte-interviews gehouden met 19 oud-pupillen en 7 (oud-)medewerkers uit de residentiële jeugdzorg van 1945-heden. Het doel van de interviews was om een diepgaander begrip te krijgen van de beleving en betekenis van het geweld dat heeft plaatsgevonden binnen de residentiële jeugdzorg van 1945-heden. Alle geïnterviewde oud-pupillen hadden ervaring met of waren getuige geweest van een bepaalde vorm van geweld in de instelling(en) waar zij hadden gewoond. Relatief meer oud-pupillen hebben hun ervaringen gedeeld over de eerste decennia (1945-1965: 9 pupillen; 1965-1985: 6 pupillen; 1985-2005: 5 pupillen; 2005-heden: 2 pupillen – sommige pupillen verbleven in meerdere decennia in een instelling). Bij de medewerkers ligt het zwaartepunt op een iets latere periode (1945-1965: 1 medewerker; 1965-1985: 4 medewerkers; 1985-2005: 4 medewerkers; 2005-heden: 3 medewerkers).

De geïnterviewde oud-pupillen en medewerkers zijn geworven via het meldpunt van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, via oproepen op sociale media en via het netwerk van de onderzoekers of andere betrokkenen. Alle respondenten kregen een informatiebrief met daarin uitleg over het onderzoek en dat binnen het project breed naar geweld wordt gekeken. De definitie van geweld binnen dit project is: elk, al dan niet intentioneel, voor een minderjarige bedreigend gedrag van fysieke, psychische of seksuele aard dat fysiek of psychisch letsel toebrengt aan het slachtoffer (Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, 2016, p. 9). Ook kregen de respondenten een toestemmingsformulier. Voorafgaande aan het interview stemden zij schriftelijk in met deelname aan het onderzoek. Tijdens het interview is nogmaals mondeling uitgelegd aan de respondenten waar het project over ging, dat we breed naar geweld kijken en dat we graag met de respondent in gesprek gingen over hun ervaringen met en belevingen van geweld, de situaties en instellingen waarbinnen dit geweld plaatsvond en welke gevolgen dit geweld heeft gehad in hun leven. Een beschrijving van de methode staat in de bijlage, met daarin o.a. aandacht voor toetsing door de ethische commissie, de topiclijst, de informed consent procedure en een overzichtstabel van respondenten. Het onderzoeksprotocol is getoetst en goedgekeurd door de commissie onderzoeksethiek van de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam (VCWE-2017-124).

Na interviews met 19 oud-pupillen en 7 medewerkers uit de residentiële jeugdzorg hebben we een beeld gekregen van de zeer diverse geweldsvormen die plaatsvonden binnen de residentiële jeugdzorg en de context waarin het geweld plaatsvond van 1945 tot heden. We hebben een beeld gekregen om wat voor kinderen het ging die uithuisgeplaatst werden en welke bagage zij meenamen naar de instelling. We kregen ook in beeld hoe het geweld in de instelling eruit zag, wie er bij betrokken waren, hoe de oud-pupillen en medewerkers het geweld destijds hebben ervaren, hoe zij met het geweld om zijn gegaan en of zij er over konden praten. Ook kwamen uit de interviews mogelijke risicofactoren naar voren die belangrijk kunnen zijn voor het ontstaan van geweld en vertelden de respondenten ons over de pedagogische visies in de instellingen in de verschillende tijdsperioden. Daarnaast hebben we met de oud-pupillen gesproken over de hulp die zij hebben gehad bij het (verwerken van) geweld en welke gevolgen het geweld heeft gehad in hun verdere leven. Tenslotte hebben zowel oud-pupillen als medewerkers nagedacht over tips die belangrijk zijn om geweld in de jeugdzorg te voorkomen.

De bevindingen van deze bronstudie zijn gebaseerd op de ervaringen en reflecties van oud-pupillen en medewerkers die allemaal geweld hebben ervaren of hiervan getuige zijn geweest en die bereid waren hierover uitgebreid te praten. Dit betreft een selecte groep aangezien we niet gericht hebben gezocht naar oud-pupillen en medewerkers die geen geweld hebben meegemaakt. Bovendien was de onderzoeksopzet er niet op gericht een grotere groep mensen te interviewen. De resultaten vormen dan ook geen representatief beeld van de residentiële jeugdzorg, maar geven ons wel verdiepend inzicht hoe direct betrokkenen het geweld in de residentiële jeugdzorg beleefden, wat ze denken over hoe dat heeft kunnen gebeuren en welke gevolgen het in hun beleving heeft gehad. Bij de kwalitatieve analyse van de interviews laten wij de ervaringen van de oud-pupillen en medewerkers tot hun recht komen door regelmatig voorbeelden en citaten uit hun interviews weer te geven. Dit betekent dat de lezer uiteenlopende (zeer) heftige ervaringen zal tegenkomen in deze

6

studie. Wij vragen de lezer nadrukkelijk de leeswijzer ter harte te nemen alvorens verder te lezen in dit rapport.

Leeswijzer en leeswaarschuwing

Hieronder staat een beschrijving van de resultaten van de interviews met oud-pupillen en (oud-) medewerkers over geweld in de residentiële jeugdzorg, aan de hand van de drie hoofdvragen van Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg:

1. Wat is er precies gebeurd vanaf 1945 tot op heden? 2. Hoe kon dit gebeuren?

3. Hoe hebben pupillen dit ervaren en welke invloed heeft dit gehad op hun latere leven?

De resultaten zijn gebaseerd op de ervaringen en reflecties van oud-pupillen en medewerkers die allemaal geweld hebben ervaren of hiervan getuige zijn geweest en die bereid waren hierover uitgebreid te praten. Dit betekent dat we het onderzoek vaak illustreren met voorbeelden van geweldservaringen die oud-pupillen en medewerkers hebben beschreven. De focus op gewelds-ervaringen kan schokkend of emotioneel belastend zijn voor lezers van het rapport, zeker voor degenen die persoonlijk met geweld in aanraking zijn geweest. Mocht u naar aanleiding van het lezen van dit rapport behoefte hebben om te praten met iemand, dan kunt u contact opnemen met de hulplijn ‘Verbreek de stilte’ van Slachtofferhulp Nederland. www.verbreekdestilte.nl. 0900- 9999 001.

7

In document VU Research Portal (pagina 39-42)