• No results found

Psychisch geweld

In document VU Research Portal (pagina 49-57)

Nienke Bekkema, Clasien de Schipper en Mirjam Oosterman

1. Wat is er precies gebeurd vanaf 1945 tot op heden?

1.4. Psychisch geweld

Medewerkers

Vier van de zes medewerkersmaken melding van seksueel misbruik of seksueel grensoverschrijdend gedrag dat is voorgekomen in de instellingen waar zij werkten. Twee medewerkers die in meerdere instellingen hebben gewerkt geven aan dat zij weten of vermoedens hebben dat het in alle instellingen voorkwam waar zij werkten. Eén medewerker geeft aan dat een aantal zaken ook schorsingen of ontslag van de bewuste medewerker tot gevolg heeft gehad. Een andere oud medewerker keek terug op zijn werkzame jaren van groepsleider tot adjunct-directeur in de jeugdzorg en vond na het horen van verhalen over seksueel geweld jaren later dat hij met zijn ogen dicht had gelopen. Ook al waren er enkele signalen geweest, hij kon er destijds de vinger niet achter krijgen en er werd niet over gepraat: “het was een taboe, je had het er niet over”. Achteraf vond hij dat hij wel actie had moeten ondernemen.

1.4. Psychisch geweld

Alle oud pupillen die wij hebben geïnterviewd hebben een bepaalde vorm van psychische mishandeling en/of verwaarlozing ervaren binnen hun tijd in de instelling of als gevolg van hun uithuisplaatsing. De ervaringen die oud-pupillen met ons deelden zijn heel divers en raakten regelmatig aan een diepe emotie van de geïnterviewde, waardoor zij soms ook bij het interview geëmotioneerd raakten. De verhalen over psychisch geweld gingen over hoe de pupillen zich voelden in hun tijd in de instelling. De oud-pupillen waren zich er in hun tijd in de instelling niet altijd bewust van dat hen psychisch geweld werd aangedaan, maar dit besef kwam vaak pas later en in een enkel geval pas tijdens het interview. Vormen van psychische mishandeling en psychische verwaarlozing die oud-pupillen hebben ervaren of waar ze getuige van zijn geweest, zijn:

- Onbetrouwbare, onvoorspelbare zorg of reacties van groepsleiding - (be)dreiging door groepsleiding, sterke controle door groepsleiding - Beschuldigen van pupillen

- Vernedering, kleinering, stigmatisering van pupillen - Het afpakken van persoonlijke spullen van pupillen - Ontvreemden van post

- Pesten

- Het getuige zijn van geweld richting anderen - Schreeuwen van groepsleiding

- Isolatie, opsluiting

- Verwaarlozing van pupillen, zoals geen aandacht, negeren of niet luisteren naar het kind - Het onthouden van contact, genegenheid, relaties, banden met anderen

- Kinderen tegen elkaar opzetten, aanzetten tot geweld

Opvallend in de beschrijvingen van de geïnterviewde pupillen die in de jaren 1940-1950, en ook nog de jaren 1960 in een instelling hebben gewoond is dat groepsleiding contact bewust leek af te houden. De oud-pupillen benoemen dat er weinig tot geen genegenheid was vanuit de groepsleiding richting de kinderen. Uithuisgeplaatste kinderen waren “slechte” kinderen en moesten heropgevoed worden. Het leek een onderdeel te zijn van het strenge regime en past daarbij ook bij het fysieke geweld hierboven beschreven in deze decennia. De kinderen waren slecht, ze stelden niets voor en dat werd ze ook regelmatig verteld. Een emotionele band aangaan met een pupil was uit den boze en ook contact tussen kinderen onderling leek te worden ontmoedigd. Een oud-pupil (H) vertelt dat de nonnen die voor hem zorgden altijd zonnebrillen droegen. Bij navraag veel later in zijn leven, kreeg hij te horen dat dat was zodat de kinderen de emotie of het eventuele medelijden niet konden zien in de ogen van de nonnen en dat de nonnen dat als opdracht meekregen. Een diep gevoel van alleen zijn en eenzaamheid is iets wat veel oud-pupillen hadden en soms tot op de dag van vandaag nog steeds voelen.

Opsluiting of isolatie komt terug als een vorm van straf in de verhalen over de jaren 1940, 1950 en 1960, wat heel beangstigend was, zo beschrijven de oud-pupillen. Andere verhalen gingen over de sterke dreiging die uitging van groepsleiding, een dreiging van straf, van vernedering, opsluiting of slaag, en hoe dat bij de pupillen leidde tot grote angst en continue alertheid. Een oud-pupil (A) beschrijft hoe kinderen die in bed plasten met een laken over hun hoofd door de gangen moesten

15

lopen en hoe kinderen die een vieze onderbroek hadden deze op hun hoofd kregen, zodat iedereen het kon zien. Deze oud-pupil beschrijft ook dat de leiding de kinderen aanzette om elkaar te slaan en te schoppen als een kind iets had gedaan wat niet mocht (“Dan moesten wij dus in twee rijen gaan staan en dan moest dat gestrafte kind tussen ons doorlopen en moesten wij dat kind slaan en schoppen. Afschuwelijk en vernederend”). Deze straffen waren vernederend en er ging een grote dreiging van uit.

Oud-pupillen beschrijven hun behoefte als kind om iets voor zichzelf te hebben, maar dat de kinderen in de jaren 1940-1970 niet of weinig persoonlijke spullen hadden en als ze die hadden dan werden ze afgepakt of moesten de kinderen ze afstaan aan het kindertehuis. In de tijden van de strenge regimes in de jaren 1940-1950-1960, waarin er weinig genegenheid was, komt uit de verhalen van de oud-pupillen ook een groot gebrek aan aandacht voor het individuele kind naar voren. Zoals de oud-pupillen het vertellen: niemand die er voor jou was, niemand aan wie je je verhaal kon vertellen, niemand die wist waar jij vandaan kwam en wat je had meegemaakt. Sommige kinderen werden vaker dan eens overgeplaatst en dat alles gebeurde zonder overleg met het kind.

Je mag je nooit binden

(vrouw resp nr F, periode geweld 1945-1955 en 1955-1965, adolescent)

Juffrouw Jacobien [leidster, niet de echte naam], heel lief mens, ben nog steeds naar haar op zoek, ik mocht af en toe met haar een weekend mee naar huis, ze kwam uit een groot gezin, haar ouders waren ontzettend aardig voor mij. Nou, wist niet wat me overkwam, en dan mocht ik een weekend wel eens daar naar toe en dan ging ik weer met haar mee terug naar dat kindertehuis. En ik ben op een gegeven moment op het matje geroepen, en… juffrouw Jacobien ook, die moest de groep uit, want er is je altijd ingeprent, daarom heb ik zo veel tehuizen en mensen gehad: je mag je nooit binden. Door wie werd dat ingeprent dan? Door de nonnen. Je mag niet iemand aardig vinden, maar je mag je ook niet binden en ik bond me een beetje aan juffrouw Jacobien, want ik had verder niemand en haar ouders waren aardig en je bent toch op zoek naar ouders, of iemand die aardig voor je is.

Je bent niks

(Man resp nr G, periode geweld 1945-1955 en 1955-1965, basisschoolleeftijd)

Nou toen werd ik zwaar gestraft ik moest veertien dagen in de ondergrondse kelder, op water en brood op een cementen brits slapen. En… Toen ik eruit kwam werd mij gezegd, ja je hebt iets heel ergs gedaan. Maar je moet toch dat diploma halen want anders krijg je helemaal niks, je bent nou al niks en nou heb je ook niks. Zeiden ze dat ook vaak tegen u, dat u niks was? Mijn hele leven. Tegen iedereen. Vooral bij de nonnen, de nonnen zeiden altijd tegen me, jij bent de derde generatie die hier zit, jullie zijn uitschot. En er zal nooit wat van je terechtkomen. En dat, dat geloofde ik ook, hè.

16

In de verhalen over de weinige aandacht voor het kind zelf spreken oud-pupillen ook over de massaliteit van het wonen in de vaak grote kindertehuizen tot ver in de 20e eeuw. Het massale eten, de was doen en het douchen: het was allemaal een enorme organisatie. Zo werden er kledingnummers of naamkaartjes in de kleding van de kinderen genaaid, zodat wasgoed uit elkaar kon worden gehouden.

Het gebrek aan aandacht voor het kind zelf, voorbeelden van psychische verwaarlozing komen ook in alle latere decennia (vanaf 1970) naar voren in de verhalen van oud-pupillen. Oud-pupillen vertellen dat er vanuit groepsleiding vaak geen aandacht of tijd was voor hoe het echt met de pupil

Het hoofd van de kinderbescherming zei: je gaat naar een pleeggezin, maar ze wilden me toch niet

(vrouw resp nr F, periode geweld 1945-1955 en 1955-1965, adolescent)

En toen kreeg ik te horen van het hoofd van de kinderbescherming: ik ging naar een pleeggezin. Ik dacht nou, leuk. Maar ik durfde verder niks te vragen. […] je weet niks, je vraagt ook niks. Er werd gewoon gezegd, iemand wilde mij wel opnemen, ik ging naar een pleeggezin. Het hoofd van de kinderbescherming kwam me ophalen met zijn chauffeur, ik zie me nog staan naast die auto, en we reden, we reden, we reden, en ik durfde eigenlijk niks te vragen, niks te zeggen, ondanks dat ik best wel brutaal was, en toen stopten we en toen gingen we eerst een restaurant in, en ik mocht uitkiezen wat ik wilde eten, lekkerste van het lekkerste, ik mocht alles uitkiezen. Nou ik weet nog, hoe het lever met gebakken uien. Zal het nooit vergeten. Dus behoorlijk goed gegeten en toen gingen we de auto in, en toen vroeg, toen durfde ik te vragen, waar is dat pleeggezin? O, dat heb ik je nog niet verteld? Mensen willen je niet meer, want ze krijgen te weinig vergoeding. Maar waar je nu naartoe gaat, daar heb je het zo fantastisch, en… Dat, dat is zo verschrikkelijk goed. En ik weet nog goed, we stopten vlakbij een fabriek, bij een heel groot klooster. Heel groot. En toen heb ik tegen hem gezegd: na drie maanden ben ik hier weer weg.

Dieper contact of genegenheid werd niet getolereerd, ze zagen ons als patiënt (man resp nr H, periode geweld 1945-1955 en 1955-1965, basisschoolleeftijd)

Iedere morgen naar de kerk, hè, iedere morgen moet je naar de kerk, dus alles een vast stramien, iedere morgen opstaan, tanden poetsen, naar de kerk, daarna eten, maar ze moesten ook de tijd om krijgen hè, want als je als je geen school hebt, en je hebt daar ik denk ja schat een veertig, vijftig kinderen zitten, hoe krijg je die stil. Dus wat doen ze dan, naar de kerk, eten gezamenlijk, ’s middags kreeg je een grote tafel, kwam je dan te zitten, en zat er een zuster die zat even wat voor te lezen, stil zijn, niet praten, ook niet met andere kinderen praten, je mocht geen contacten, dus je werd eigenlijk een beetje, ja, want anders kreeg je heimwee, hè. […] Maar als u heimwee had, was er dan iemand daar van de zusters waar u… Nee boeide niemand, nee boeit niet […], later ben ik met de zusters ook teruggegaan, ben ik dat gaan vragen, […] Die juffrouw zei tegen mij, weet je ook waarom dat zusters vroeger altijd van die grote zonnebrillen ophadden? Moet je eens kijken allemaal foto’s, hè. Dan kon je de emotie in de ogen niet zien zei ze. Dat was hun opdracht. De zusters hadden soms nep-emotie en soms geen emotie, dan had je een dikke bril op. Want stel je voor dat je een zuster hebt die medelijden met je heeft, en als kind zie je dat, hè. Medelijden bestaat niet. […] Ze zagen ons gewoon als patiënt. […] Je moest, moest zwijgen, je mocht niks vragen, niks zeggen. […] Je mocht geen bezoek. Want stiekem kwamen wel eens mensen aan het hek staan, en dan waren ze boos. Dat mocht niet, geen contact.

Naamkaartjes in kleding: je wordt meer een object in plaats van een kind (vrouw, resp nr M, periode geweld 1975-1985, adolescent)

Er moesten naamdingetjes in mijn kleding genaaid worden, dat vond ik ook nog wel, dat kan ik me ook nog wel herinneren dat ik dat heel raar vond, of heel bizar, een bizar gevoel, alsof je daarmee een beetje dus geobjectiveerd wordt of zo, je wordt meer een object in plaats van een kind, want anders kunnen ze je niet uit elkaar houden.

17

ging, voor zijn of haar persoonlijke verhaal en verleden, en voor zijn of haar meegemaakte trauma’s in het leven. Oud-pupillen benoemen het gemis van iemand die er echt voor jou is. Deze verhalen van psychische verwaarlozing komen zowel naar voren over de meer gevestigde grotere jeugdzorg-instellingen als ook kleinere, of meer alternatieve huizen. Dit besef van het gemis dat er iemand voor jou is en de negatieve impact die dit heeft gehad op het leven van de oud-pupil kwam soms pas jaren later; pupillen vertellen dat ze er in de tijd in de instelling al aan gewend waren dat de dingen zo liepen en dat ze zaken zelf op moesten lossen. Vaak hadden ze al een verleden waarin er thuis ook niet veel aandacht voor ze was.

Ik kan me niet herinneren dat er gesprekken waren over wat er met me was gebeurd (vrouw, resp nr M, periode geweld 1975-1985, adolescent)

Er was altijd veel te doen voor de groepsleiding. Er was heel veel te doen, dus men was druk. Met alle regeldingen en de groepstaken, of rapporteren, vergaderen, ik weet het niet. Dan kom je daar als kind en natuurlijk krijg je uitleg over je kamer en over de wc en over de dingen, de regels of wat wel en niet mag en nou ja de kleding, de naametiketjes en dat soort dingen. Maar ik kan me niet herinneren dat er met mij gesprekken waren over, over wat er gebeurd is, er is, echt geen enkel behandelingsprogramma geweest voor mijn beschadigingen. Geestelijk, je komt gewoon en je draait dan mee in die, dat ritme. Er was niemand die vragen aan jou stelde over wie jij was en waar je vandaan kwam? Niet dat ik me kan herinneren. […] Ik geloof één keer in het half jaar moesten we allemaal naar de psychiater. Dan stonden we ook in een rij zo, een beetje voor de inenting voor de polio-inenting. En ik rookte natuurlijk als een idioot, ik was natuurlijk gespannen, school dat liep helemaal niet meer en, nou ja, het ging echt helemaal niet meer. En ik had geautomutileerd. Dus het was mijn beurt en ik ging naar binnen […] nou na een kwartier stond ik weer buiten en hij had dan geconstateerd dat ik ernstig gestoord was. [lacht] Ernstig gestoord meisje. Nou dat wisten we dan met z’n allen maar daar is verder ook niet, niet echt iets mee gedaan. […] ik ben echt van overtuigd dat die mensen die daar werken dat die daar de aller-allerbeste bedoelingen mee hebben […] Maar achteraf… als ik denk wat is nou zorg die een jeugdige nodig heeft. Dan denk ik, nou, dat is wel meer dan dat je er te vreten in gooit en, en dat ze kan douchen.

18

Een oud-pupil (K) die graag wilde vertellen over de nare dingen uit haar jeugd en dat ook deed, tegen groepsgenoten en groepsleiding eind jaren 1960, werd verzocht te stoppen met het vertellen van deze “fantasieverhaaltjes”. Een andere pupil (J) in de jaren 1970 die naar haar moeder wilde, werd verzocht daar niet zo over te zeuren: opmerkingen die grote impact hadden op deze kinderen. Een andere pupil (P) was op zijn vijfde op een gewelddadige manier uithuisgeplaatst begin jaren 1990 en werd naar een jeugdzorginstelling gereden. De uithuisplaatsing had grote indruk gemaakt op de jongen, hij wist niet hoe het met zijn ouders was. Hij kon zich niet herinneren dat er iemand was in de instelling die een gesprek met hem voerde over hoe het met hem ging en zich om hem bekommerde. Hij werd naar een slaapkamer gebracht en de groepsleiding leek niet op de hoogte te zijn van wat de jongen eerder die dag had meegemaakt. Zoals hij het beschrijft was hij erg getraumatiseerd en hij heeft nooit kunnen begrijpen dat er niemand was die naar hem omkeek of leek te snappen wat hem was overkomen.

Oud-pupil (Q) die midden jaren 1990 in de residentiële jeugdzorg verbleef heeft verschillende ervaringen met psychische mishandeling, met name door een specifieke groepsleidster. De groepsleidster zette kinderen tegen elkaar op, vertelde verhalen die niet klopten over de kinderen aan andere kinderen en zorgde ervoor dat andere kinderen bang werden voor de geïnterviewde pupil (Q). Volgens de oud-pupil genoot de groepsleidster hiervan. Ook strafte ze met vreemde maatregelen, bijvoorbeeld als er niet goed werd afgewassen dan werd er een bak met aardappelen en gehaktballen op tafel gezet en moesten de kinderen zonder bestek eten: “jullie wassen af als varkens, dus jullie eten maar als varkens”. Een groepsgenoot was zo bang voor haar dat hij een mes had verstopt. Bij ontdekking hiervan werd hij kaalgeschoren. Een andere groepsgenoot werd gedwongen om uit haar dagboek voor te lezen voor de hele groep.

We vonden het heel cool om daar te wonen, maar aandacht voor onze trauma’s was er niet. (Vrouw resp nr O, periode 1975-1985, 1985-1995, adolescent)

Een groepsleider liep daar rond, dat was een hele knappe jongen van 23, heel erg good-looking zal ik maar zeggen. En die had samen met een studiegenoot de sociale academie gedaan. Zij hadden een stichting opgezet om jongeren te helpen zodat ze niet naar al die reguliere kindertehuizen hoefden. […] En ik voelde me eigenlijk heel erg vereerd dat die groepsleider mij daar wilde. Samen met die vriendin van mij die ook weggelopen was. […] Ja en ik was eigenlijk gewoon een heel braaf meisje. Met een V-hals truitje en een T-shirt. Nou ja wij gingen daar wonen […]. het was een soort, ja, houten pand je kreeg een pot verf en je mocht je kamer verven, nou dat vonden we allemaal geweldig natuurlijk dat je daar op die manier met die coole jongens kon wonen. […] Ja wat er eigenlijk gebeurde was dat, nou wij gingen gewoon naar school, alleen, wij waren natuurlijk niet zomaar weggelopen. Er waren problemen. Trauma’s zou je wel kunnen zeggen. En eigenlijk werd daar helemaal niet naar gekeken. Er werden geen gesprekken gevoerd, er waren geen therapieën, er werd niet gevraagd. Geen enkele vraag werd daarover gesteld […] ik weet dat ik op een gegeven moment een herexamen had, biologie geloof ik, en ik weet nog dat ik aan dat bureautje zat en dat ik dacht oké, biologie herexamen, ik had geen idee hoe ik dat aan moest pakken, dus wat er gebeurde; ik was heel erg bezig met blowen, ik kreeg eetproblemen, boulimia-symptomen, wanhoop zal ik maar zeggen en dat daar eigenlijk… Ja niets mee gedaan werd. […] En die ene die was heel knap en heel populair, en ja alle dames waren verliefd op hem. […] op een gegeven moment had hij een heel groot tweepersoonsbed laten maken en dan mochten we bij hem slapen om de beurt. Als ik terugkijk vind ik dat gewoon bizar, hij lag dan naakt in dat bed, en wij lagen daar ook. Maar ik had het gevoel van dit moet kunnen. Hè, dit is een hele geliefde persoon, wordt gewaardeerd in de gemeenschap […] En op een gegeven moment kreeg hij ook een relatie met één van die meiden en die was toen nog, ja, 16 of 17. […] Op een gegeven moment gingen we ook in het weekend

In document VU Research Portal (pagina 49-57)