• No results found

Anton van Renssen

In document VU Research Portal (pagina 196-200)

2

Bronstudies bij het sectorrapport geweld in de residentiële jeugdzorg (1945-heden)

1. Interviewstudie geweld in de residentiële jeugdzorg

Nienke Bekkema, Clasien de Schipper en Mirjam Oosterman 2. Archiefonderzoek: methodologische verantwoording

John Exalto, Anton van Renssen en Marjoke Rietveld-van Wingerden 3. Vereniging Tot Steun van het Verwaarloosde Kind (1945-1998)

Marjoke Rietveld-van Wingerden 4. Zusters van De Goede Herder (1945-1975)

John Exalto en Anton van Renssen 5. Kinderdorp Neerbosch (1945-2001)

Anton van Renssen

6. Jongenshuis Hoenderloo (1945-2015) John Exalto

7. Nederlandsch Mettray (1945-1965) Anton van Renssen

8. Martha-Stichting (1945-1972) Anton van Renssen

9. Jeugdzorg Groningen, Base Groep en Elker (1995-2015) Anton van Renssen

10. Mediaonderzoek geweld in de residentiële en justitiële jeugdzorg (1945-2015) Floris van Berckel Smit

11. Mediaonderzoek geweld in de residentiële jeugdzorg: de vaktijdschriften (1951-2006) John Exalto

12. Opvoedingstehuizen en geweld: een literatuurstudie (1945-2015) Marjoke Rietveld-van Wingerden

3

Kinderdorp Neerbosch (1945-2001)

Inleiding 1. Geweld in Neerbosch 1.1. Fysiek geweld 1.2. Seksueel geweld 1.3. Psychisch geweld 2. Organisatie 2.1. De doelgroep

2.2. Kleinere, verticale, gemengde leefgroepen 2.3. Onderwijs

3. Personeel en professionalisering

3.1. Werving en selectie

3.2. Scholing en professionalisering 3.2.1. Groepsleiding

3.2.2. Pedagogisch gespecialiseerd personeel 3.3. Betere arbeidsvoorwaarden en hogere werklast 3.4. Inspraak in een gesloten gemeenschap

4. Pedagogische doelstelling en opvoedkundige praktijk

4.1. Pedagogische doelstelling

4.2. Pedagogische praktijk en leefklimaat

4.2.1. Strikte regels in de jaren vijftig en zestig

4.2.2. Praten en zwijgen in de jaren zeventig en tachtig 4.2.3. Protocollen en procedures in de jaren negentig 4.3. Rapportages, therapieën en vrijetijdsbesteding

4.3.1. Rapportages 4.3.2. Therapieën

4.3.3. Vrije tijd en ontspanning 4.4. Inspraak van jongeren en ouders

5. Conclusies

5.1. Wat is er gebeurd?

5.2. Hoe heeft het kunnen gebeuren?

4

Inleiding

Dit rapport bevat een verslag van een onderzoek naar sporen van geweld in Kinderdorp Neerbosch tussen 1945 en 2001. Het maakt deel uit van het onderzoek van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg van 1945 tot heden. Het eindjaar in dit rapport is gekozen omdat toen het voormalige kinderdorp werd gesloten. Vanaf dat jaar bood de rechtsopvolger van Neerbosch geen residentiële jeugdzorg meer op deze locatie. De weesinrichting Neerbosch is een van de grootse residentiële instellingen in de Nederlands geschiedenis geweest. De instelling begon in 1863 als een weeshuis in het centrum van Nijmegen. Wegens aanhoudende groei startte acht jaar later in de polders bij het dorpje Neerbosch, een uur lopen ten westen van Nijmegen, de bouw van de Weesinrichting Neerbosch. De weesinrichting was bestemd voor arme verwaarloosde weesjongens en -meisjes. De oprichter van de weesinrichting was de evangelist Johannes van ’t Lindenhout. Van ’t Lindenhout was orthodox-protestants en dat werd ook de signatuur van Neerbosch. Vanaf 1905 was Neerbosch officieel verbonden aan de Nederlandse Hervormde Kerk. Het kinderdorp had een eigen kerkje waaraan van 1905 tot 1997 een hervormde gemeente was verbonden. Sympathisanten bevonden zich ook in andere kerkgenootschappen.

Vanaf de oprichting zou Neerbosch in een kleine kwart eeuw uitgroeien tot de grootste residentiële instelling van Nederland, zowel wat omvang als wat het aantal inwoners betreft. Bijna dertig jaar na de oprichting, in 1892, had Neerbosch circa vijftig hectare land in bezit en woonden er een kleine elfhonderd pupillen van nul tot in de twintig jaar. Daarna nam de omvang van dit wezendorp af tot een bevolking met ruim vijfhonderd pupillen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Neerbosch had onder meer een eigen boerderij, tuinderij en ziekenhuis. Het kinderdorp beschikte over eigen scholen voor lager onderwijs. Na afronding van de lagere school konden jongens tot eind jaren zestig van de twintigste eeuw kiezen uit verschillende interne ambachtsopleidingen. Ze konden onder meer kiezen uit opleidingen tot timmerman, metselaar, kleermaker, letterzetter, boekdrukker of boekbinder. De meeste meisjes werden opgeleid tot dienstbode. Eind jaren zestig kwam er ook voortgezet onderwijs in Neerbosch. In de jaren zeventig sloten steeds meer ambachtsopleidingen de deuren.1

Vanuit het hele land kwamen kinderen naar Neerbosch. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog daalde het aantal pupillen in Neerbosch gestaag van ongeveer vijfhonderd in 1945 tot 305 in 1958, 164 in 1978, 74 in 2000 en 30 in 2001.2 Het aantal kinderen in Neerbosch daalde vanaf begin jaren negentig onder andere zo snel als gevolg van de toename van ambulante hulpverlening bij gezinnen thuis en de landelijke integratie en regionalisatie van het jeugdwelzijnswerk. Binnen het kader van die integratie fuseerde Kinderdorp Neerbosch, uitgaande van de Vereniging Van ’t Lindenhout-stichtingen “Neerbosch”, vanaf 1990 met een aantal kleinere jeugdzorginstellingen. Het werk werd vanaf 1992 steeds meer geconcentreerd in Midden- en Oost-Gelderland. Het tekort aan jeugdhulpverlening in die regio’s zou Neerbosch kunnen aanvullen door herverdeling van het hulpaanbod.3 Fusies, regionalisering en het streven naar kostenbesparingen leidden in 2001 tot de sluiting van wat sinds 1993 Observatie- en Behandelingscentrum Neerbosch (OBC Neerbosch) heette. Dat maakte toen deel uit van Gelderse Stichting Jeugdzorg (GSJ) Lindenhout, een multifunctionele organisatie voor jeugdhulpverlening die steeds meer ambulante hulpverlening bood in plaats van residentiële zorg. Vanaf 2008 werd de naam ingekort tot Lindenhout. In 2017 fuseerde deze stichting met jeugdzorgorganisatie Entrea tot Lindenhout-Entrea.

In het Van ’t Lindenhoutmuseum, gevestigd in het voormalige kerkje van de weesinrichting – de zogenaamde wezenkapel – ligt een uitgebreid en deels geïnventariseerd archief van het voormalige kinderdorp. Beschikbare documenten uit de onderzoeksperiode zijn de bestuursnotulen en de notulen van diverse overlegvormen. In pedagogische overleggen werd weinig over geweldsincidenten genotuleerd en dagrapporten vanaf die tijd zijn, op een enkele uitzondering na, niet bewaard gebleven. Veel gegevens over geweld zijn gevonden in de Strafregisters van Neerbosch, die tot 1969 lopen. Ook zijn er pupillen- en personeelsdossiers beschikbaar die informatie verschaffen over zowel

1 Voor de geschiedenis van Neerbosch, zie Van Renssen 2013 en 2015.

2 Van Renssen 2013, 73; Archief Neerbosch, Van ’t Lindenhoutmuseum/Kinderdorp Neerbosch, Nijmegen (voortaan AN), inv.nr. 12.5.1, Jaarverslag 1958, 12; Gids Hulpverlening Jeugdigen 1978, GHJ 59, GHJ 39, A1, A14, A20, A32; GSJ Lindenhout, Samenwerken. Jaarbeeld 201/2002, 19.

5

het voorkomen van geweld, als ontwikkelingen van en het leefklimaat in de inrichting. Naast het zoeken naar sporen van geweld, wordt in dit rapport aandacht besteed aan het werk- en leefklimaat in Neerbosch. De reden daarvoor is dat daardoor mogelijke verklaringen zijn te vinden voor het vóórkomen van geweld. Over dat leefklimaat bevatten notulen van pedagogische overleggen veel informatie.

Niet van de gehele onderzochte periode zijn evenveel archieven in Neerbosch bewaard gebleven. Zo lopen de notulen van diverse overlegvormen, voor zover die ten tijde van het onderzoek in kaart waren gebracht, van 1971 tot begin jaren negentig. Archieven van werkplaatsen en van de scholen van het kinderdorp ontbreken. Verder zijn gegevens over klachten vanaf 1998 tot 2001, conform privacywetgeving, na tien jaar vernietigd en daarom niet meer te raadplegen. Pupillendossiers zijn beschikbaar over de gehele periode. Gezien het grote aantal ervan is een steekproef genomen uit enkele pupillendossiers om een beeld te krijgen van hoe en wat over pupillen werd gerapporteerd. Voor de steekproef zijn dossiers van jongeren gekozen van wie tijdens het onderzoek duidelijk werd dat zij in een leefgroep woonden waar het onrustig is geweest. Dat maakte de kans op het aantreffen van sporen van geweld in de geraadpleegde dossiers groter. In de vijftien dossiers zijn zeven vormen van geweld aangetroffen. Voor dit onderzoek is behalve van het archief van Neerbosch gebruik gemaakt van het archief van de Belangenvereniging Minderjarigen dat zich bevindt in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Verder is het archief van de Centraal Bond voor Inwendige Zending en Christelijk Maatschappelijk Werk benut, dat berust bij de Universiteitsbibliotheek van de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast zijn enkele gesprekken gevoerd met oud-medewerkers van Neerbosch. Zij verstrekten achtergrondinformatie en hielpen bij de interpretatie van gevonden informatie.

In de periode 1945-2001 is in Neerbosch van meer geweld sprake geweest dan er sporen van zijn aangetroffen in de archieven van het kinderdorp. Twee bronnen waaruit dat blijkt, zijn het archief van het Schadefonds Geweldsmisdrijven in Den Haag en het meldpunt van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg. De meeste meldingen bij het Schadefonds hadden betrekking op geweldsmisdrijven tegen kinderen tussen de 8 en 15 jaar oud. Bij de veertien meldingen die bij de commissie over Neerbosch binnenkwamen, betreft het vier kinderen van jongere en vier van oudere leeftijd. De meldingen zowel bij het Schadefonds als bij het Meldpunt hebben betrekking op de perioden 1955 tot 1965 en 1975 tot 1985.

Een andere bron waaruit het vóórkomen van geweld in Neerbosch blijkt, zijn de (auto)biografische geschriften waarin oud-Neerbosschers vertellen over ervaringen met geweld. Er zijn onder meer getuigenissen op internet te vinden, zoals op de website van Nederland Heelt. Ook in de jubileumboeken over Neerbosch uit 1988 en uit 2013 maken enkele oud-Neerbosschers melding van geweldsincidenten. Over incidenten werd ook gesproken in interviews met Omroep Gelderland naar aanleiding van een rapport van het Verwey-Jonker Instituut in 2013 rond seksueel misbruik in het Kinderdorp tussen 1975 en 1985.4 Dit rapport werd opgesteld in opdracht van de stichting Lindenhout, de rechtsopvolger van Kinderdorp Neerbosch. Aanleiding om dat onderzoek uit te laten voeren, waren meldingen die binnenkwamen bij Nederland Heelt na de publicatie van het eindrapport van de commissie Samson in 2012.5In totaal zijn in de diverse archieven en uit 25 interviews met oud-pupillen rond de tachtig beschrijvingen gevonden die als geweldsincidenten zijn te karakteriseren. In de geraadpleegde archieven en uit een heel aantal binnengekomen meldingen bij het Schadefonds en bij de commissie, bleek dat pupillen soms slachtoffer waren van verschillende geweldsvormen. Zo zijn 127 vormen van geweld genoteerd in 29 klachten bij het Schadefonds en de commissie. Wel moet worden bedacht dat ongeveer tien getuigenissen meer dan een keer zijn vastgelegd. Niet alleen bij het Schadefonds en de commissie, maar ook in radio- en televisie-interviews kwamen soms dezelfde personen aan het woord. Exacte cijfers over doublures in de

4 Lünnemann et al. 2013; zie voor interviews onder meer

www.omroepgelderland.nl/nieuws/2013872/Onderzoek-naar-misbruik-Kinderdorp-Neerbosch en de tweedelige radiodocumentaire op 2 en 9 november 2014: www.vpro.nl/speel~RBX_VPRO_684180~2014-11-02-ovt-11-25-het-spoor-terug-kinderdorp-neerbosch~.html en

www.vpro.nl/programmas/ovt/speel~RBX_VPRO_689274~ovt-2014-11-09-11-25-het-spoor-terug-kinderdorp-neerbosch-deel-2~.html. Zie ook: https://anderetijden.nl/aflevering/446/Kindermishandeling.

In document VU Research Portal (pagina 196-200)