• No results found

John Exalto, Anton van Renssen en Marjoke Rietveld-van Wingerden

In document VU Research Portal (pagina 97-101)

2

Bronstudies bij het sectorrapport geweld in de residentiële jeugdzorg (1945-heden)

1. Interviewstudie geweld in de residentiële jeugdzorg

Nienke Bekkema, Clasien de Schipper en Mirjam Oosterman 2. Archiefonderzoek: methodologische verantwoording

John Exalto, Anton van Renssen en Marjoke Rietveld-van Wingerden 3. Vereniging Tot Steun van het Verwaarloosde Kind (1945-1998)

Marjoke Rietveld-van Wingerden 4. Zusters van De Goede Herder (1945-1975)

John Exalto en Anton van Renssen 5. Kinderdorp Neerbosch (1945-2001)

Anton van Renssen

6. Jongenshuis Hoenderloo (1945-2015) John Exalto

7. Nederlandsch Mettray (1945-1965) Anton van Renssen

8. Martha-Stichting (1945-1972) Anton van Renssen

9. Jeugdzorg Groningen, Base Groep en Elker (1995-2015) Anton van Renssen

10. Mediaonderzoek geweld in de residentiële en justitiële jeugdzorg (1945-2015) Floris van Berckel Smit

11. Mediaonderzoek geweld in de residentiële jeugdzorg: de vaktijdschriften (1951-2006) John Exalto

12. Opvoedingstehuizen en geweld: een literatuurstudie (1945-2015) Marjoke Rietveld-van Wingerden

3

Archiefonderzoek: methodologische verantwoording

In 1945 bestonden er in Nederland enkele honderden tehuizen voor residentiële jeugdzorg. Overzichten hiervan zijn te vinden in de Gids van opvoedingsinrichtingen in Nederland (1949) en in het Handboek voor de kinderbescherming (1951).1 Een systematische inventarisatie van de mutaties in latere jaren is ons niet bekend. Al deze tehuizen hebben ooit een archief gehad, maar veel daarvan is weggegooid, spoorloos verdwenen of verkeert in ongeïnventariseerde of ongeordende staat op soms onbekende plaatsen.

Bij de start van het onderhavige archiefonderzoek in augustus 2017 zijn twee documenten gebruikt voor de selectie van de te bestuderen archieven. Dat is allereerst de inventarisatie Terugvinden van jeugddossiers uit het verleden (2012) die het Nederlands Jeugdinstituut heeft uitgevoerd in opdracht van de Stichting Steunfonds Pro Juventute Nederland en die online beschikbaar is.2 Het tweede document is de Archievengids geweld jeugdzorg, een intern document van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, samengesteld door Jacques Dane en Evelien Walhout, en afgerond in september 2017. Beide documenten laten zien dat er sprake is van beperkte en fragmentarische beschikbaarheid van archieven. De periode vanaf 1980 is sterk ondervertegenwoordigd. Archieven uit de recente periode berusten vaak nog bij de instellingen zelf en daar bestaat geen systematisch overzicht van. Jeugdzorg Nederland verleende ons – in overleg met de betrokken instellingen – in het voorjaar van 2018 toestemming tot inzage in deze archieven bij de instellingen zelf.

Voor het archiefonderzoek naar geweld in de residentiële jeugdzorg van 1945 tot heden zijn zeven instellingsarchieven geselecteerd en onderzocht.3 In de gemaakte selectie is de bekendheid van het al of niet voorkomen van geweld nadrukkelijk niet als criterium gehanteerd teneinde een zo representatief mogelijk beeld van de sector te kunnen schetsen, of in elk geval een beeld dat niet op voorhand is bepaald door reeds bekende geweldsincidenten. Bij de selectie werden de volgende vijf selectiecriteria gehanteerd:

1. regionale spreiding

2. verdeling jongens/meisjes/gemengd

3. aantallen kinderen c.q. omvang instellingen 4. verdeling naar levensovertuiging

5. beschikbaarheid archief over een langere periode

Bij de regionale spreiding dient bedacht te worden dat het zwaartepunt van de protestants-christelijke residentiële instellingen in Gelderland lag, terwijl rooms-katholieke instellingen vooral in Zuid-Holland en Limburg te vinden waren. Tevens waren sommige instellingen statutair in de Randstad gevestigd, terwijl hun tehuizen elders in het land stonden.

Het maken van een representatieve selectie was slechts tot op zekere hoogte mogelijk. Een van de beperkende omstandigheden was de beschikbaarheid van archieven. Na een eerste grove selectie en het ter plaatse consulteren van enkele archieven bleek dat veel instellingen niet of nauwelijks over archief beschikten van rechtsvoorgangers. En als dat wel het geval was, was het vaak niet geordend of juist sterk geschoond. In beide situaties zouden de gevonden archieven het onderzoek sterk bemoeilijken en vertragen. Een voorbeeld van een ongeordend archief uit onze eerste selectie betreft het humanistisch kindertehuis Ellinchem (1952-1993) te Ellecom. De documentatie van dit tehuis is ondergebracht bij het Gelders Archief maar door de ongeïnventariseerde staat slecht toegankelijk. Een voorbeeld van een instelling die aangaf over weinig (relevant) archief te beschikken is het Leger des Heils; wij hebben dit zelf niet kunnen vaststellen. Een factor die wij ook in onze selectie hebben moeten meenemen, betreft de functieverandering van instellingen. Dat bracht vaak ook een verandering van sector met zich mee zoals de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg

1 A. Wink ([1949]). Gids van opvoedingsinrichtingen in Nederland. [Rotterdam]: Vereniging vna Ambtenaren voor de Reclassering en voor de Kinderwetten; W.H. Ariëns et al. ([1951]). Handboek voor de

kinderbescherming. Rotterdam/’s-Gravenhage: Nijgh & Van Ditmar N.V.

2www.projuventute.nl/vindbaarheid-van-jeugdzorgdossiers/; www.nji.nl/nl/Producten-en-diensten/Publicaties/NJi-Publicaties/Terugvinden-van-jeugdzorgdossiers.html

3 Zie voor een toelichting op en afbakening van de sector van de residentiële jeugdzorg bronstudie 12 (Opvoedingstehuizen en geweld: een literatuurstudie).

4

die heeft gedefinieerd. Daarmee vielen diverse instellingen voor ons af, waaronder de JJI’s en de ZIB-instellingen. De volgende zeven instellingen maken deel uit van de gewogen steekproef:

1. Vereniging Tot Steun van het Verwaarloosde Kind (1945-1998) 2. Zusters van De Goede Herder (1945-1975)

3. Kinderdorp Neerbosch (1945-2001) 4. Jongenshuis Hoenderloo (1945-2015) 5. Nederlandsch Mettray (1945-1965) 6. Martha-Stichting (1945-1972)

7. Jeugdzorg Groningen, Base Groep en Elker (1995-2015)

De Goede Herder beheerde vijf tehuizen, terwijl de Vereniging Tot Steun er drie exploiteerde. Daarmee komt het aantal tehuizen in onze steekproef op dertien. De instellingsarchieven waren leidend in ons onderzoek naar geweld en naar risicofactoren van geweld. Aanvullend onderzoek is verricht bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, het meldpunt van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg (geanonimiseerde meldingen) en het Schadefonds Geweldsmisdrijven (idem). Bij deze drie instanties hebben wij het materiaal opgevraagd dat beschikbaar was over de door ons geselecteerde instellingen. Met name bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd was de oogst zeer gering. Een belangrijke reden daarvoor is dat de inspectiearchieven niet volledig zijn ontsloten, waardoor pas vanaf 2005 naar instellingen gezocht kan worden, terwijl het vermoeden bestaat dat er veel meer documentatie beschikbaar moet zijn uit een voorgaande periode.4

Het onderzoek richtte zich op het vinden van sporen van geweld in de residentiële jeugdzorg en het schetsen van het pedagogisch klimaat in de instellingen. Voor het vinden van sporen van geweld exploreerden we allereerst seriële bronnen zoals notulen van het bestuur en van andere overleg-organen binnen de instelling (van Raad van Toezicht tot groepsleidersoverleg), directieverslagen, jaarverslagen, pedagogische journaals, strafregisters en incidentenregistraties. Vervolgens selecteerden we op basis van inventarislijsten of opschriften op archiefdozen relevante bronnen, uiteenlopend van correspondentie tot verslagen van inspectiebezoeken. Dit materiaal hebben we in thematisch-chronologische volgorde beschreven. De schets van het pedagogisch klimaat is bedoeld om risicofactoren op geweld in kaart te brengen. Daarbij is – waar de bronnen dat mogelijk maakten – naar diverse factoren gekeken, zoals de rol van bestuur en directie, de professionaliteit van het personeel, de pedagogische visie en de gehanteerde methodieken. Daarmee wilden we antwoorden vinden op twee van de drie hoofdvragen van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg: wat is er gebeurd en hoe heeft het kunnen gebeuren?

Zoals elke historische bron heeft ook het instellingsarchief duidelijke begrenzingen. De belangrijkste daarvan is dat niet al het gepleegde geweld schriftelijk werd vastgelegd. De consequentie daarvan is dat geen indicatie gegeven kan worden van de kwantiteit van het geweld. Ook is het belangrijk te beseffen dat het archief vanuit een bepaald perspectief is samengesteld, namelijk dat van de instelling, vertegenwoordigd door bestuur, directie en personeel. Dat betekent dat we van deze bronnen niet het definitieve antwoord op de vragen van de Commissie kunnen verwachten, maar wel dat we belangrijke aanzetten daarvoor hebben gevonden. De derde hoofdvraag, hoe is het beleefd, krijgt in de archiefstudies alleen aandacht als daarover materiaal is aangetroffen, zoals brieven of egodocumenten van ex-pupillen die soms ook in de instelling zelf bewaard worden.

Uit privacyoverwegingen worden de namen van pupillen en medewerkers niet genoemd. Wel noemen we de (historische) namen van de onderzochte instellingen en, indien relevant, die van bestuurs- en directieleden, aangezien die via gepubliceerde en daarmee publiek toegankelijke jaarverslagen gemakkelijk zijn te traceren.

4 Een aanwijzing hiervoor is dat de Commissie Samson documentatie uit de periode voor 2000 ter beschikking kreeg gesteld die tijdens ons onderzoek niet meer traceerbaar was.

In document VU Research Portal (pagina 97-101)