• No results found

Mishandeling en verwaarlozing

In document VU Research Portal (pagina 116-119)

47 Rietveld-van Wingerden 2017, 247

2.2. Mishandeling en verwaarlozing

Na de oorlog werd de draad in Boschzicht weer snel opgepakt. Het huis stond onder leiding van directrice M.J. Krabbe, die in 1934 was aangesteld en Boschzicht door de oorlog heen had geholpen. Op het bestuur kwam ze over als een doortastende dame. Binnen drie maanden na haar aanstelling in 1934 hief ze de groentetuin op omdat die volgens haar meer na- dan voordelen had. Eveneens maakte ze een einde aan de handwerklessen omdat ze die overbodig vond en de handwerkjuf dat werk al 35 jaar deed.67 Desondanks werd Krabbe in 1950 op staande voet ontslagen door het bestuur. Wat was er gebeurd?

In oktober 1949 bezocht een bestuurslid Boschzicht. Directrice Krabbe vertelde toen dat er een zeer onaangename brief zou komen van de kinderrechter uit Leeuwarden naar aanleiding van uitlatingen van een pupil die kort geleden Boschzicht had verlaten. Wat die uitlatingen waren is niet duidelijk. Het bestuur zocht deze kwestie verder uit en toen bleken de aantijgingen afkomstig te zijn van een meisje dat net was overgeplaatst van Boschzicht naar een VBS-kamp in Hulshorst. VSB stond voor Vorming Buiten Schoolverband. Een van de bestuursleden deed verder onderzoek naar dit meisje in het kamp en bij de kinderrechter. In het kamp beoordeelde men haar als wispelturig, lastig en onbetrouwbaar. Volgens de secretaris van de kinderrechter moest aan haar uitlatingen geen waarde worden gehecht. Bovendien had deze nooit iets ten nadele van Boschzicht gehoord, integendeel, dat tehuis stond bij hen gunstig bekend.68

Toch klopte het beeld van het meisje wel met de indruk die het bestuur inmiddels van de directrice van Boschzicht had. Het bestuur vermoedde dat er mogelijk van verwaarlozing sprake was. Assistenten klaagden over de directrice en Krabbe op haar beurt over de assistenten. Toen de directrice enige tijd later tien dagen vrij vroeg om naar Parijs te gaan, werd haar dat verleend. Het bestuur wilde dit uitstapje aangrijpen om te zien hoe de situatie op Boschzicht was door de maatschappelijk werkster Alten te vragen om dan die dagen er de scepter te zwaaien. Zij schrok van wat ze er aantrof: zwijgcultuur, koud douchen, onopgemaakte bedden en kinderen die in de wintertijd zomerkleding droegen. Van de assistenten hoorde ze dat zij regelmatig tien uur per dag werkten en dat Krabbe en de ‘hoofdassistente’ zich vaak terugtrokken, hun het werk lieten doen en zich weinig met de kinderen bemoeiden. Krabbe kwam alleen met de maaltijden naar beneden. Bij de kerkgang schreed Krabbe voor de meisjes uit de kerk in. Alten typeerde dit allemaal als: geen verdorven sfeer, maar fnuikend voor de meisjes. Het bestuur besloot tot overleg met Mulock Houwer, een autoriteit in de Kinderbescherming en toen directeur van het Nationaal Bureau van de Kinderbescherming. Hij gaf aan dat de feiten hem niet onbekend waren en benadrukte dat deze situatie moest eindigen. Hij raadde aan te stoppen met het huis of om Krabbe goed te laten begeleiden.Inmiddels ontving het bestuur van een van de assistenten een uitgebreide brief met klachten. Zij typeerden de situatie als onhoudbaar en bevestigde dat in een gesprek met de voorzitter.69

Hierna besloot het bestuur om Krabbe te schorsen en haar te stimuleren om zelf ontslag te nemen en om de hoofdassistente te ontslaan. Dit voorstel werd aan alle hoofdbestuursleden gestuurd met het verzoek tot geheimhouding. Er volgde nogal wat discussie vanwege de harde aanpak en angst dat pupillen eronder gingen lijden. Het bestuur liet Krabbe en de hoofdassistente op het kantoor in Amsterdam komen. Ze kregen daar hun ontslag aangezegd. Hen werd geadviseerd om zelf ontslag te nemen voordat het hoofdbestuur op de vergadering van 13 januari daartoe zou beslissen.70 Beiden reageerden op 9 januari 1950. Fulltime bestuurster Zeylstra en inspectrice Alten gingen bij

65 Zie bijvoorbeeld Jaarverslag Tot Steun 1967; 1978, 6. 66 Jaarverslag Tot Steun 1975, 6; 1976, 7.

67 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 7 juli 1934. 68 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 26 oktober 1949.

69 Hellinckx & Pauwels 1984, 43-46; Notulen dagelijks bestuur 23 december 1949. 70 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 2 januari 1950.

17

toerbeurt de directrice tijdelijk vervangen tot er een nieuwe was benoemd.71 Krabbe en de hoofdassistente vertrokken op 16 januari 1950.72 Na hun vertrek waren de kinderen door het dolle heen, zo meldden de notulen. Toen bleek onder welke druk de kinderen de afgelopen tijd hadden geleefd. Ze hadden te weinig dekens gehad, sliepen zonder nachtgoed, en kregen weinig eten en kleding terwijl de kasten ermee vol lagen. Ze hadden van alles gedaan dat eigenlijk verboden was: bij elkaar in bed geslapen, met vriendjes gewandeld, en met familie gecorrespondeerd.73

Een ander incident op Boschzicht dat in de annalen van de vereniging terecht kwam vond jaren later plaats. De opvolgster van Krabbe, F. van Dijk, stelde opname van jongens voor vanuit de gedachte dat zeker voor jonge kinderen het beter was dat jongens en meisjes samen opgroeiden. Ook de inspectie van het Ministerie van Justitie juichte dit toe. Een eerste proef daarmee werd in 1958 gedaan. De nieuwe in 1959 aangestelde directrice C.A. Rober was dezelfde mening toegedaan en ze vroeg daarom officieel toestemming aan het departement om jongens jonger dan veertien jaar op te nemen. Die kwamen. Op Boschzicht waren de opnames nu van langere duur, mede door gebrek aan pleeggezinnen en een tijdelijke onderbezetting. Jongens die de leeftijd van 14 jaar bereikten werden echter niet elders ondergebracht; soms waren ze bij opname al ouder dan 14. Toen in 1964 de inspectie van het departement kwam in de persoon van Van Elven, uitte deze daarop kritiek: de jongens werden te oud voor een tehuis zonder mannelijke leiding. De oudste, toen 17, werd overgeplaatst naar ’t Schienvat. Daarna zou hij vooral in kerstvakanties langskomen.74 Een jaar later kwam uit dat een zestienjarige pupil seksuele contacten had gehad met enkele meisjes. Hij werd direct overgeplaatst, evenals een andere jongen van zeventien jaar. Naar de achterban werd dat in het jaarverslag gepresenteerd als: “overplaatsing was noodzakelijk om niet op Boschzicht een kraamkamer te moeten inrichten”. De meisjes kregen begeleiding van en individuele gesprekken met psychiater Briët.75

Een ander probleem deed zich voor toen een van de leidsters bevriend raakte met de vader van drie kinderen die de betreffende leidster in de groep had. Rober wist niet wat ze daarmee aan moest en informeerde bij het bestuur. Dat reageerde met de erkenning dat dit voor Rober een probleem was, maar dat het bestuur er in feite niets mee te maken had.76 Van gewelddadige strafmaatregelen lezen we weinig. Wel gebruikte men straffen als een koude douche bij een hysterische aanval van een pupil in 1963.77

2.3. Leefklimaat

Het was nog behelpen in de eerste jaren na de oorlog. Het aantal pupillen bleef achter. Zo waren er in 1948 nog maar 13, terwijl de capaciteit toen was gesteld op 25. De regelmatige bezoeken van bestuursleden en hun rapportage op vergaderingen geven een beeld van het leefklimaat. Knuttel bezocht in juli 1949 dit tehuis en constateerde dat de tuin veel te weinig benut werd voor “paedagogische doeleinden”, zoals spelen en volksdansen en hij benadrukte dat de tuin daarvoor beter moest worden aangepast. Anderen vreesden dat hiervoor te weinig ‘pit’ was bij Krabbe.78 De situatie verbeterde toen Krabbe vertrokken was en Alten, de chef maatschappelijk werk van Tot Steun, drie maanden de leiding op zich nam. Ze bracht de eerste verbeteringen aan. Daartoe behoorde het ombouwen van een ziekenzaal tot een slaapzaal voor de oudere meisjes, zodat de andere zaal meer ruimte bood voor de overige kinderen.79 Krabbe werd opgevolgd door F. van Dijk-Wevers. Haar echtgenoot kwam bij Tot Steun in dienst als maatschappelijk werker. Dit betekende dat voor het eerst een manspersoon in huis woonde. Ze bracht gelijk verbeteringen aan, zoals een zandbak in de tuin.80 Bestuurslid Zeylstra, die er snel op bezoek ging, was tevreden: de kinderen liepen weer goed gekleed rond. Tegelijk vroeg ze een medebestuurslid, de

71 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 11 januari 1950.

72 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 25 januari 1950, 14 juni 1950. 73 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun, 25 januari 1950.

74 Jaarverslag Tot Steun 1964, 15. 75 Jaarverslag Tot Steun 1965, 16.

76 ATS, notulen dagelijks bestuur 8 december 1965.

77 ATS, brief Rober aan Zeylstra, ongedateerd in 1963 (ATS map 203). 78 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 22 juli 1949.

79 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 5 april 1950. 80 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 17 mei 1950.

18

aannemer Knijtijzer, te bezien wat er gedaan moest worden.81 Daarvoor had Van Dijk een uitgebreid verlanglijstje opgesteld, zoals het plaatsen van een tussenmuur op de slaapzaal, sauzen van de muren en verbetering van de badkamer.82 Dat zou in 1952 allemaal gebeuren waarbij Knijtijzer er op aandrong om dit jaar niets meer toe te staan aan Van Dijk.83

Van Dijk was voortvarend in het aanpakken van zaken die vooral een verbetering moesten zijn voor het leefklimaat in huis en de vrijetijdsbesteding van de pupillen. Zo introduceerde ze muzieklessen als afwisseling van de bestaande ritmische gymnastiek. Tevens begon ze met in huis halen van stagiaires.84 Ook introduceerde ze weekendjes naar huis of, als dat niet mogelijk was zoals vaak bij voogdijkinderen het geval was, naar familie of andere bekenden. Als het enigszins kon gingen de kinderen in de zomervakantie ook enkele weken naar deze adressen of naar een kamp.85 Vanaf 1953 werden ouders op het in huis gehouden kerstfeest uitgenodigd. De kinderen voerden dan een kerstspel op en iedereen kon deelnemen aan de maaltijd. Daarmee stak Boschzicht gunstig af bij andere opvoedingshuizen, waar ouders nog niet binnen het blikveld kwamen.86 Van Dijk introduceerde boetseerles, waarvoor ze het bestuur vroeg dit te bekostigen, organiseerde uitvoeringen van kinderen zoals een operette ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van een van de leidsters en vroeg en kreeg geld voor lessen ‘fingerpainting’ voor de pupillen.87 Daarnaast ging zij zelf met leidsters en kinderen in de zomervakantie op vakantie. Daarbij ruilde ze voor een of twee weken het onderkomen met een bevriend kindertehuis. Haar laatste vakantie was in augustus 1959 toen ze in een van de paviljoens van het Haagse Weeshuis bivakkeerde.88 Daarnaast ijverde ze ervoor ook jongens op te nemen. Melchior van het departement had dit al eerder geadviseerd, maar het bestuur wilde dat niet voor er een nieuwe hoofdleidster/adjunct-directrice was. In deze tijd was het moeilijk personeel te vinden.89 In 1958 werd een kleine verbouwing gedaan in de slaapvertrekken om de opname van jongens mogelijk te maken. Daarvoor was in huis meer ruimte omdat Van Dijk in 1957 extern was gaan wonen. Tot dan toe woonde alle personeel, net als in vele andere tehuizen, intern. De eerste vijf jongens werden opgenomen nog voordat de verbouwing rond was. Daarnaast waren er toen twintig meisjes.90 Een grote wens van Van Dijk was het aanbrengen van enkele eenpersoonskamertjes, omdat ze “onderlinge psychische infectie” constateerde die de kinderen geen goed deed.91 Uiteindelijk werden de wensen gerealiseerd na de forse verbouwing in 1966 en 1967.

Door het intern wonen van personeel was dat goed bereikbaar voor de kinderen. Doorgaans waren dat vrouwen. Dat trok soms een behoorlijke wissel op het personeel. Van Dijk wist heel wat verbetering te bewerkstellingen, maar het is de vraag of de kinderen zich dat bewust waren. De laatste jaren raakte ze overspannen. Dat is de kinderen niet ontgaan. Zo kwam er in 1958 een rapport binnen van een MOB over een daar onderzochte pupil van Boschzicht. Dat bevatte de opmerking dat deze pupil de directrice zeer neurotisch vond. Dat accepteerde het bestuur niet omdat het rapport ook anderen onder ogen kon komen, en de gewraakte zinsnede werd ingetrokken door het MOB.92 Dat Van Dijk het werk moeilijk meer aan kon bleek ook uit andere gebeurtenissen. Zo gaf ze in mei 1959 bij het bestuur aan op te willen stappen vanwege de zwaarte van het werk door veel personeelstekort. Uiteindelijk vertrok ze per 1 november van dat jaar na eerst haar opvolgster Rober ingewerkt te hebben.93 Rober bracht vernieuwingen aan die de meisjes veel meer vrijheid brachten. Zij begon daarmee een maand na haar aanstelling. Ze introduceerde een verdeling van pupillen in groepen: de kleuters van 2-6 jaar, en daarnaast een groep van 6-12 jarigen en 12-20 jarigen. Met uitzondering van de laatste, waren daarin ook

81 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 28 september 1950. 82 ATS, notulen dagelijks bestuur 11 oktober 1950.

83 ATS, notulen dagelijks bestuur 5 december 1952. 84 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 11 maart 1953. 85 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 14 juni 1950.

86 Koekebakker 1959, 240-241; ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 23 december 1953. 87 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 3 maart 1954, 7 november 1957.

88 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 16 september 1959. 89 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 25 september 1957

90 ATS, brief dagelijks bestuur (mw. Zeijlstra) aan mej. Melchior van Ministerie van Justitie 7 augustus 19611; notulen dagelijks bestuur Tot Steun 24 april 1957, 22 oktober 1958.

91 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 1 oktober 1958. 92 ATS, notulen dagelijks bestuur Tot Steun 25 september 1957.

19

jongens opgenomen.94 De aanpak van de kinderen veranderde. Rober schonk de kinderen meer vrijheid dan haar voorgangster bood. Kasten en kelder gingen niet meer op slot. Oudere meisjes mochten hun maandelijks uit te betalen zakgeld bij zich houden. De eerste maanden van dit experiment ging dat snel op aan patat en ijs, maar dat veranderde. Zij gingen nu sparen voor een tas, een uitje of een vakantie. Zo spaarden ze voor een gezamenlijke kampweek op Schiermonnikoog in 1961.95 Wat voorheen nog wel eens voorkwam dat spullen misten, kwam niet meer voor volgens de directrice in het jaarverslag. Om oudere meisjes meer verantwoordelijkheidsgevoel te geven bleef de leiding niet op hen wachten bij thuis komen ’s avonds. Het luikje in de voordeur bleef open. Pupillen moesten dan op een presentiebord aangeven hoe laat ze thuis kwamen, waarbij de laatste de deur goed moest afsluiten en het licht uit doen.96

Een grote actie onder de achterban in 1961 moest het geld in het laatje brengen voor een grondige verbouwing.97 Het eerste ingrijpen vond in 1961 plaats om betere huisvesting voor jongens te realiseren en tevens het aantal pupillen te verhogen van 18 naar 25. Men wilde in lijn met de wensen van Van Dijk, de vorige directrice, in plaats van de grote slaapzaal enkele slaapkamers voor 3-5 kinderen maken en daarnaast eenpersoonskamers op de zolder. Zo hoopte men tevens te bereiken dat door een handige verdeling in slaapplekken, de groepen beter van elkaar te scheiden waren. Werken in groepen was inmiddels ook overheidsbeleid. Het Uitvoeringsbesluit Kinderbescherming, behorend bij de in 1961 aangenomen beginselenwet stelde dat ook als eis in artikel 53.98 Aan de grote verbouwing zou pas in 1966 worden begonnen, want er was veel geld nodig en de overheid was in deze jaren nog terughoudend met subsidieverlening aan de particuliere kinderbescherming voor dergelijke grote ingrepen. Een gift van 100.000 gulden van de Kinderpostzegels, enkele andere gulle gevers en een bouwsubsidie van de overheid maakten het mogelijk. Het resultaat was dat elke pupil een eigen slaapkamer kreeg en de capaciteit omhoog ging naar 30. Dit laatste was mogelijk door het toevoegen van een tussenverdieping. Eenpersoonskamers was inmiddels ook het streven van de overheid.99

Het leefklimaat werd gekenmerkt door een grote vrijheid voor pupillen en een hoge participatiegraad in de maatschappij. Dat was al in de jaren vijftig, maar zeker ook daarna op Boschzicht het geval: pupillen kozen zelf een club uit voor wekelijkse deelname zoals dansen, zwemmen, pianoles, padvinderij of volleybal. Dat gold voor alle tehuizen van Tot Steun. Daarnaast deden altijd wel enkele pupillen van Boschzicht mee aan de avondvierdaagse in Apeldoorn. De intocht was een feestmoment ook voor alle tehuisbewoners: het inhalen van de ‘helden’ en hun presentjes aanbieden.100 In 1957 had de Remonstrantse gemeente in Hilversum aangeboden om meer voor en met Boschzicht te doen. Dat resulteerde in jaarlijks terugkerende evenementen op traditionele dagen als kerst en Sinterklaas, maar ook bijzondere uitjes als zeilen op de Loosdrechtse plassen,101 verjaardagscadeautjes bij verjaardagen van de kinderen en grote geschenken als een Transitbusje dat handig was voor het hele tehuis. Na 25 jaar is die samenwerking in 1982 opgeheven. Eveneens kwam er een samenwerking met militairen (Stafcompagnie Jagers) van de kazerne in Schaarsbergen in 1974 op gang die in en om het huis de nodige hulp boden bij opknapwerk. Geschenken en bezoeken van betrokkenen uit de achterban of oud-pupillen die zich nog steeds met het huis verbonden voelden, vormden vaak hoogtepunten. Zo schonk in 1963 een oud-pupil een puppiehond. Die kreeg de naam Wachter.102 Net als Van Dijk eerder studeerde Rober stukjes met kinderen in om op te voeren voor breder publiek. Zij koos bijvoorbeeld voor een kerstspel dat ze liet opvoeren in tehuizen voor bejaarden en chronische zieken.103

In document VU Research Portal (pagina 116-119)