• No results found

Fysiek geweld

In document VU Research Portal (pagina 43-47)

Nienke Bekkema, Clasien de Schipper en Mirjam Oosterman

1. Wat is er precies gebeurd vanaf 1945 tot op heden?

1.2. Fysiek geweld

Over de tijd hebben de geïnterviewde oud-pupillen en medewerkers verschillende vormen van fysieke mishandeling en verwaarlozing genoemd die zij zelf hebben ervaren/gepleegd en/of waar ze getuige van zijn geweest in de instelling:

- Slaan, schoppen, (van de trap af) duwen

- Lang moeten staan, soms in de sneeuw op blote voeten

- Koud water over je heen krijgen, onder water worden gedompeld - Pupil in bedwang houden, fixatie, holding

- Medicatie toegediend gekregen zonder toestemming - Opsluiting, afzondering met een fysieke component - Dwangvoeding, ondervoeding

- Pupillen aanzetten tot fysiek geweld bij een mede-pupil

- Fysieke verwaarlozing, zoals onvoldoende goede voeding, kleding en medische zorg - Dwangarbeid

Oud-pupillen die in de jaren 1940 en 1950 in de jeugdzorg verbleven vertellen verhalen over instellingen met strenge regimes waar met harde hand werd opgevoed. Gehoorzaamheid en discipline werd afgedwongen en fysieke (lijf)straffen waren binnen deze regimes een onderdeel van het dagelijks leven. Zo vertelt een oud-pupil dat zij werd geslagen omdat ze heimwee had naar haar moeder en moest huilen. Meerdere oud-pupillen vertellen over fysieke straffen zoals slaan met een lat, in elkaar geslagen en geschopt worden, of van de trap af geduwd als zij niet deden wat er gevraagd werd. Dergelijke straffen werden vaak als een gebruikelijke straf beschreven. Eén pupil beschrijft dat de groepsleiding pupillen aanzette om fysiek geweld te gebruiken tegen een pupil die straf had; de gestrafte pupil moest dan tussen de andere pupillen doorlopen terwijl hij geschopt en geslagen werd; iets wat de geïnterviewde oud-pupil vreselijk vond om te doen.

Andere straffen waren bijvoorbeeld het lang in een bepaalde houding moeten staan, soms in de sneeuw en op blote voeten. Ook opsluiting kwam regelmatig voor op een manier die zowel een fysieke als een psychische component had. Zo beschrijft één pupil dat toen ze 8 jaar was, ze 5 dagen in eenzame opsluiting had gezeten op water en brood in een kamer zonder ramen omdat ze haar tol per ongeluk door het raam van de gymzaal had gegooid. Omdat ze weigerde haar excuses aan te bieden duurde de opsluiting steeds langer. Ze beschrijft dat anderen ook wel onder de klokkentoren werden opgesloten en “gek werden van dat harde geluid”. Een andere pupil werd als straf naakt in een kast opgesloten, zonder eten. Een pupil beschrijft het gebruikelijke doucheritueel in de instelling, waarbij kinderen die nagelbeten of in bed plasten in een koud bad werden ondergedompeld, als straf. Ook noemden meerdere pupillen dat zij onder dwang hun eten moesten opeten, ook als zij dat niet binnen konden houden. Als ze het dan niet opaten kregen zij hetzelfde eten weer voorgeschoteld bij de volgende maaltijd, al dan niet met het eigen braaksel en soms zelfs diarree erin, net zolang tot het op was. Dwangarbeid, soms in de brandende zon, werd door enkele pupillen ook genoemd. Ook was er sprake van fysieke verwaarlozing zoals uit enkele verhalen van oud-pupillen blijkt; er was dan een gebrek aan goed voedsel en vitaminetekort, goede kleding en soms ook aan medische zorg, bijvoorbeeld onvoldoende zorg bij oorontsteking of slechte gebitsverzorging, met fysieke gevolgen tot op latere leeftijd.

Binnen de strenge regimes vond ook psychische mishandeling en psychische verwaarlozing plaats, wat verderop wordt beschreven. Daarnaast ging er ook een sterke dreiging uit van de verwachte en onverwachte (lijf)straffen, waardoor het fysieke geweld ook een duidelijke impact had op de emotionele gesteldheid van de kinderen.

9

Ik werd opgesloten in de schillenschuur om de vloer te schrobben (Vrouw resp nr F, periode 1945-1955 en 1955-1965, adolescent)

Als ik dan op zondag niet naar kapel of naar de kerk wilde, voor straf werd ik in de schillers schuur gezet. Hele grote lange schuur, met in het midden, ja, soort troggen voor varkens zal ik maar zeggen, maar daar waren dan, door de week gooiden ze daar de aardappelen in dus dan moest je aardappelen schillen, het was een gigantisch groot kindertehuis, en ik moest, en de deur op slot gedraaid en ze hadden een vloer van… plavuizen, maar die waren wat bol, beetje groenig bruin waren ze. En ik moest met zo’n borstel, ik heb er hier zelf ook nog één als ik dat ding zie dan gooi ik hem meteen weg, dan doe ik hem weg want dan, met zo’n borstel op m’n knieën moest ik de hele schillerschuur schrobben. Op m’n knieën. Voor straf. Ja. Ik mocht er niet uit. En dat is meerdere keren gebeurd.

Ze bleef maar slaan. En vervolgens werd ik voor niets geopereerd, ik moest het spel meespelen.

(Man resp nr G, periode geweld 1945-1955 en 1955-1965, basisschoolleeftijd)

Eén zuster moet mijn handen, handen vasthouden en de ander sloeg, bleef slaan bleef slaan. Ik schreeuwde het uit, bloed, en opeens zei iemand: die jongen is flauw aan het vallen. Met tegenzin hield die zuster op, heb ik gehoord. [ze sloeg] Met zo’n latje. Nou, drie maanden later waren deze drie vingers nog zo dik. […] Nou, naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis… Daar kwam ik in de hemel, hè, het was, dat, ik werd verzorgd, ha jongen en, hele aardige zuster, dat zal ik nooit vergeten. En op een goeie dag kwam een dokter bij ons, jongetje, wij weten niet wat je hebt, maar we hebben besloten om een botje uit één van je vingers te halen, en we hebben besloten dat dat in jouw, in het pinkje gaat. Die pink hier, verschil. Heb ik mijn hele leven last van gehad. Je mag kijken. Nou, ik vond het spannend, hè. […] Van tevoren waren de nonnen gekomen, ik hoorde ze op de gang, waar is ons schatje? De adem ruik ik nog van haar. Waag het niet wat te zeggen. Over dat, waag het niet. Denk eraan. Dat zei ze tegen mij. [Om te voorkomen dat…] Dat ik zou vertellen dat, ja, want nou werd ik geopereerd voor niks. Ik wist dat. Dus ik moest het spel meespelen. Me laten opereren terwijl het een zware mishandeling was van een kind, van toen tien jaar was ik toen. […] Nou in ieder geval, ik werd geopereerd, ik heb twee maanden daar gelegen en ik kon eten. Ja, natuurlijk fijn. […] Maar toen kwam de dokter, ja, de vingers begonnen heel langzaam te slinken, hè, we waren al vier maanden verder, hè, van dat pak slaag. Nou in ieder geval, ik mocht naar huis. Huis. Naar de hel natuurlijk weer, hè.

Kots en diarree eten

(Man resp nr G, periode geweld 1945-1955 en 1955-1965, basisschoolleeftijd)

Nou… Het eten was nog een probleem, maar daar hadden de zusters wat op gevonden, er was één zuster, die noem ik de non-beul. Ik werd vastgebonden op een lange bank met de handen onder de bank en de benen vast, en dan propten hun het eten in mijn mond, neus dicht enzovoorts. Zo ging dat dagenlang door. Op een gegeven moment op een morgen [meneer was 7 jaar], wij werden altijd gewekt, kon ik niet opstaan. Ik wist niet wat er aan de hand was. Die zuster kwam die trok de lakens af, hup, kom, stel je niet aan. Het ging niet meer, ik kon niet meer lopen. Ik werd ook helemaal geel. De huisarts gebeld, nou die jongen was doodziek die had, ik, een leveraandoening en een longontsteking. Weet wat er allemaal naar binnen kwam, hè. Want als ik die dwangvoeding had gehad, moest ik overgeven en ik had diarree. Werd ik werd ik in, in een teil gepropt, koude teil met water, en met dat washandje met poep, moest ik die poep opeten. En zo, dat is toen zeker tien, twintig keer gebeurd.[…] Ik moest eten, en ik had het had het uitgekotst, maar, maar ik moest het weer oplikken. […] Ja het sadisme. Zuiver sadisme want dat, in al die jaren dat ik daar ben geweest heb ik alleen maar sadisme meegemaakt. En had ik een dikke lever, weet ik wat allemaal. Ik lag op sterven, ik lag op sterven.

10

Dit ‘ijzeren’ regime met de vele fysieke straffen vinden we over het algemeen niet meer terug in de verhalen van de geïnterviewde oud-pupillen die in latere jaren (na 1960/1970) in de jeugdzorg verbleven. Het verhaal van oud-pupil (R) vormt hierop echter een uitzondering. Hij verbleef vanaf de jaren 1990 tot in de 21e eeuw in meerdere residentiële instellingen, waaronder in een gezinshuis in de jaren 1990 alwaar, zoals hij het noemde, ‘kosthuisachtige’ praktijken plaatsvonden, waaronder slaag en zonder eten naar bed gestuurd worden. Hieronder een voorbeeld uit zijn verhaal over dit gezinshuis.

In de andere verhalen van respondenten na 1960 zijn er duidelijk minder vermeldingen van – extreem – fysiek geweld, maar uit verhalen van respondenten blijkt dat fysiek geweld nog wel voorkwam. Zo verbleef oud-pupil (L) midden jaren 1960 een jaar in een instelling alwaar hij en de andere kinderen regelmatig zonder veel aanleiding in een kast werden opgesloten.

Waar het meest melding van werd gedaan in de decennia na 1960 door oud-pupillen was een machtsstrijd, een wij-zij-strijd tussen medewerkers en pupillen binnen een instelling, die gepaard kon gaan met fysiek geweld zowel van de kant van de pupil als van de medewerker. Een oud-pupil (N) die in de jaren 1980 als puber in een jeugdzorginstelling verbleef, vertelt over pupillen in haar groep die bepaalde groepsleiders uitdaagden om te vechten en de strijd aan te gaan en dat groepsleiding dan fysiek geweld toepaste om de pupillen in het gareel te houden of in bedwang te houden. Een andere oud-pupil (M) die ook in de jaren 1980 in een instelling woonde vertelt dat het soms gebeurde dat een meisje van haar groep, zoals zij het verwoordde: met “gepast geweld” moest worden bedwongen, omdat ze helemaal “flipte”. Oud-pupil (Q) verbleef midden jaren 1990 in de jeugdzorg en beschrijft dat je nog wel eens een “mep voor je kop kreeg”, wat zij een beetje een ouderwetse manier van opvoeden noemde. Ook werd er bij haar wel eens holding toegepast, wat zij beschrijft als beangstigend maar ook als behulpzaam omdat je niet kon weglopen van je emoties. Ook beschrijft ze dat zij een vorm van fysieke verwaarlozing heeft ervaren. Ze kreeg van de instelling geen water mee naar school, heeft daardoor nierstenen gekregen en is later nierpatiënt geworden.

Als straf ging je kopje onder met je handen vastgebonden, net zolang tot je zowat stikte. (Vrouw resp nr A, geweld periode 1945-1955, basisschoolleeftijd)

Wat veel meer gebeurde was iedere week, of veertien dagen, […], moesten we in bad. En onze groep waren veertig kinderen, allemaal vijf of zes jaar of zo. In de kelder hadden ze douches gemaakt en dan moesten wij natuurlijk de kleren uitdoen dan kreeg je wit hemd aan en dan moest je met je gezicht naar de muur, handen op de rug, moest je wachten tot je aan de beurt was. En je mocht natuurlijk geen woord zeggen, helemaal niks. En, nou, dan waren er mensen die gestraft waren omdat ze in bed plasten, die kregen dan een koud bad, voor straf. En kinderen die dus op de nagels beten, ik bijt ook weer nagels, het is net alsof ik weer terug ga naar mijn jeugd, vroeger beet ik ze tot op het bot af, En nu begin ik dat weer… Ja. Maar goed, een beetje, maar “nagelbijters waren mensentreiters”. Dus die moesten gestraft worden. […] Er waren dus zes douches, en dan, en er was dan één non en die kwam al die kinderen wassen want dat mochten we zelf niet want je mocht je lichaam niet aanraken. Dus dat deden zij. Maar als je dus straf had dan ging je naar het ijskoud, ijskoud bad. Krijg je koud water, de spuit erop, en kopje onder, handen vastgebonden en dan werd je met je kop onder water geduwd, net zolang tot je zowat stikte. En dat gebeurde daar dus heel regelmatig.

Zonder eten naar bed en onder de koude douche bij bedplassen (jaren 90) (Man resp nr R, periode geweld 1985-1995, 1995-2005, 2005-heden, kleuter)

Het (gezinshuis jaren 90) was veel spelen daar, maar hele strenge regels. Echt bijna kosthuisachtig. En heel veel, bijna wel lijfstraffen echt, een pak op je reet. Wij gingen heel vaak zonder eten naar bed. Heel vaak. […] Kijk, wij hadden natuurlijk wel gedragsproblematiek, wat ook niet zo raar was, want we hadden in principe best een turbulente jeugd al op vierjarige leeftijd achter de rug. En ik had toen heel veel problemen met bedplassen. En dan werd ik ook echt gewoon onder de koude douche gezet. Ik denk dan, je bent vier jaar oud, kom op man. Dat kan gewoon niet.

11

Een bijzondere vorm van fysiek geweld kwam van een van de oud-pupillen (P) die begin jaren 1990 op zijn vijfde in de jeugdzorginstelling verbleef; hij had het idee dat groepsleiding hem tegen zijn wil in stiekem medicijnen toediende om rustig te worden. Hij kreeg dat idee, merkte dat hij steeds “minder levenskracht” had en groepsleiding graag wilde dat hij medicijnen nam (welke hij altijd had geweigerd). Oud-pupil (S) verbleef met periodes tussen 2009-2015 in de jeugdzorg en vertelde over één afdeling (waar zowel kinderen uit de open als gesloten jeugdzorg verbleven) waar ze een jaar zat en regelmatig, ongeveer 20 keer, gefixeerd werd. Het deed haar pijn en ze ervaarde dit als fysiek geweld. Ongeveer 7 keer werd de oud-pupil na de fixatie naar de isoleercel gebracht.

Holding: alle macht wordt uit je handen gehaald. En dan breek je. (Vrouw resp nr Q, periode geweld 1985-1995, 1995-2005, adolescent)

Het was heel dubbel om mee te maken, volgens mij heet het tegenwoordig vasthoudtherapie. Op momenten dat ik wegliep, dan is er wel een paar keer zo’n begeleidster op mij gesprongen. Dat was enerzijds wel heel beangstigend, maar anderzijds…, ja, brak het ook wel door dat ik er niet voor weg kon lopen, snap je. […] Als er iets was en ik wou dat niet uiten of delen, dan liep ik soms weg. […] Dan ben ik wel eens op de grond gelegd of vastgehouden. Het is heel raar. Het was heel dubbel. Weet je, alle macht wordt eigenlijk uit je handen gehaald. Op dat moment dan breek je.

Fixatie: er zitten zes volwassenen op je. En ik werd daar alleen maar bozer van. (Vrouw resp nr S, periode 2005-2015, adolescent)

Ik heb daar fysiek geweld meegemaakt. Dat ze heel vaak onnodig fixatie deden, of in een isoleercel. Dat is bij mij redelijk vaak gebeurd. Soms als ik boos werd, dan konden ze geen contact met me maken, en als ik dan naar boven wilde (naar haar kamer) dan mocht dat op dat moment niet. En dan werd je zeg maar in de fixatiehouding gehouden en dat heeft me redelijk veel pijn gedaan. Omdat er zes volwassenen op je zitten en je vasthouden. Wanneer je boos bent dan kan ik me ongeveer nog wel controleren, maar wanneer ik achterna gezeten word dan wil ik liever vluchten en als je dan tegengehouden wordt dan word ik alleen maar bozer als je dan los wil komen dan komen er alleen maar meer, en dat heeft ook wel impact op mij gehad. En het uiteindelijk alleen maar escaleerde. […] Toen gaf ik ook heel vaak aan: het is toch niet gek dat ik alleen maar bozer word als er zes mensen op me gaan zitten Wat zeiden ze dan? Niets.

Ze gingen met de groepsleider vechten om de strijd te winnen (Vrouw resp nr N, periode 1975-1985, 1985-1995, adolescent)

Wij hadden ook jongeren die gewoon echt heel onhandelbaar waren en die met een groepsleider moesten vechten om de strijd te winnen, zal ik maar zeggen, je weet dat deze jongeren de overhand zouden hebben. Dat was echt door sommige groepsleiders werd er lichamelijk geweld gebruikt. Wij hadden een jongen in de groep en hij is helaas overleden aan de drugs en hij had overal schijt en er was één groepsleider die hij altijd uitdaagde, en het was echt een strijd tussen die twee om te vechten, om de strijd aan te gaan wie hier de baas was. Maar ik heb ook in een andere groep ooit eens een andere groepsleider naar een jongen een stoel zien gooien, omdat hij niet luisterde. […] Maar het is niet dat dat dagelijks gebeurde zal ik maar zeggen. Het is niet dat ik me niet veilig heb gevoeld om die reden. Nee, want ik was wel altijd weg bij geweld, dus als deze jongen vocht met de groepsleider die dienst had om de positie te houden dan waren er natuurlijk andere jongens in de groep die dat aanmoedigden, want dat vonden ze natuurlijk wel leuk om zo’n groepsleider uit te dagen, maar ik was daar snel, ik had echt een hekel aan geweld. […] ik denk dat je altijd in een groepsgebeuren iemand hebt hè die de pineut is, en ik denk dat deze groepsleiders de pineut waren bij deze jongeren omdat ze misschien daar wel op ingingen, ze wisten dat ze uitgedaagd konden worden om lichamelijk te vechten om de strijd aan te gaan. Ik denk dat je altijd in een groep personen erbij hebt zitten die het op één of andere manier over zich heen roepen zonder dat ze daar in de gaten hebben. Waren er ook groepsleiding die dat, waarbij er geen fysieke strijd was maar die het anders oplosten? Jazeker. Ik weet niet, er was een soort respect voor, ik denk dat die niet eens daar de strijd mee aangingen. Misschien waren die niet autoritair, ik, ik weet het niet.

In document VU Research Portal (pagina 43-47)