• No results found

Gevolgen van geweld in het latere leven

In document VU Research Portal (pagina 80-87)

Nienke Bekkema, Clasien de Schipper en Mirjam Oosterman

3. Hoe hebben pupillen dit ervaren en welke invloed heeft dit gehad op hun latere leven?

3.5. Gevolgen van geweld in het latere leven

Het wisselde sterk hoe het ging met de oud-pupillen die tegenover ons zaten bij het interview. De oud-pupillen hebben heel verschillende levenslopen gehad. Maar wat alle oud-pupillen die tegenover ons zaten gemeen hadden was dat zij zich sterk genoeg voelden om hun verhaal te doen aan ons. Zij waren zich er soms ook erg bewust van DAT zij hun verhaal nog konden doen en maken er melding van dat niet alle oud-pupillen uit hun tijd in de instelling dat nog konden; met sommige groepsgenoten ging het slecht, niet iedereen leefde meer of was nog in staat tot het vertellen van zijn verhaal.

Het grootste deel van de geïnterviewde oud-pupillen heeft negatieve gevolgen in het verdere leven ondervonden als gevolg van het meegemaakte geweld in de instelling. Deze gevolgen waren voor de oud-pupillen niet altijd los te zien van andere moeilijke ervaringen in hun leven, zoals bijvoorbeeld de thuissituatie vóór of na de uithuisplaatsing. Een voorbeeld hiervan zijn de kinderen die na de oorlog (tijdelijk) naar een tehuis werden gebracht omdat zij ‘foute ouders’ hadden. Gedurende een langere periode in hun leven, soms tot ver in de volwassenheid ervoeren zij dat zij niet alle kans en ruimte hebben gekregen vanwege de NSB-achtergrond van hun ouders. Bij deze en zeker ook bij andere oud-pupillen met een lastige thuissituatie kan en zal er sprake zijn geweest van een combinatie van factoren die heeft geleid tot de ervaren gevolgen op latere leeftijd. Bij het lezen van dit stuk moet de lezer dus in zijn achterhoofd houden dat de gevolgen van het geweld in het latere leven ook beïnvloed kunnen zijn door andere negatieve ervaringen in het leven.

De genoemde negatieve gevolgen van het geweld zijn zeer divers en raken aan alle facetten van het leven zoals: moeite hebben met relaties en mensen vertrouwen, psychische, fysieke en financiële problemen, eenzaamheid, moeite met terugkomen in de maatschappij en gevolgen voor de opvoeding van de eigen kinderen. Enkele pupillen ondervonden geen gevolgen van het meegemaakte geweld en een paar geven aan (ook) positieve gevolgen overgehouden te hebben aan het meegemaakte geweld.

3.5.1. Moeite met het aangaan en onderhouden van relaties

De oud-pupillen gaven met hun verhaal een inkijkje in hoe het ze in hun leven na de tijd in de instelling is verlopen, en hoe moeizaam liefdesrelaties, seksuele relaties maar ook vriendschappen en familiaire relaties soms liepen. Ook de oud-pupillen die een goed huwelijk hadden, zoals ze dat zelf omschreven, en vaak samen met hun partner aan tafel zaten om hun verhaal te vertellen, vertellen over de grote hobbels op emotioneel en seksueel vlak die zij samen hebben moeten overwinnen. Er waren oud-pupillen die moeite hadden een plekje te vinden in zowel de maatschappij als in het gezin. En oud-pupillen die erg gesloten waren en pas na zeer lange tijd een boekje open deden over de ervaringen in de jeugdzorg, wat soms een start was van een intensieve periode van herbeleving van herinneringen. Ook partners die aan tafel zaten erkennen dat het leven met het

46

verleden van hun partner niet altijd makkelijk was. De oud-pupillen roemen hun partner om hun geduld en hun trouw, de partners zijn hun grote bron van kracht.

Bij andere pupillen liep de relatie vroeger of later stuk, een enkeling had een agressieprobleem en sommige vrouwelijke oud-pupillen waren opnieuw in een gewelddadige relatie terecht gekomen na hun tijd in de instelling. Vriendschappen sluiten was soms lastig, een pupil beschrijft dat hij na zijn jeugd helemaal niet wist hoe dat moest en dat hij heel kil was en mensen zo weer aan de kant zette. Weer een ander beschrijft dat hij zich moeilijk kon hechten omdat hij in zijn tijd in de jeugdzorg geleerd had zich af te zetten tegen mensen die voor hem wilden zorgen. Ook het contact met familie kon zeer complex zijn, onder meer veroorzaakt door het hebben van een andere visie op de problemen in het oorspronkelijke biologische gezin, of discussie over verschillen in ervaringen in de jeugdzorginstelling. Soms was het ook psychiatrische problematiek van broer of zus die de familiebanden belemmerde.

3.5.2. Psychische problemen

Sommige geïnterviewde oud-pupillen zijn nog dagelijks aan het worstelen met psychische problemen als gevolg van hun ervaringen met geweld in de instelling. ‘Niet kunnen genieten’ van het leven was een voorbeeld dat vaker werd genoemd, evenals je minderwaardig en ‘besmeurd’ voelen; het gevoel dat iedereen kan zien dat er iets raars met jou is, dat jij minder goed bent dan anderen. Ook faalangstig zijn werd vaker genoemd; een blijvend gevoel dat je het toch nooit goed zult kunnen doen. Evenals een blijvende angst om niet geloofd te worden; dat jouw ervaringen een verzinsel zijn, nooit echt gebeurd zijn, of het niet waard zijn verteld te worden. Een oud-pupil benoemt het blijvende pessimisme waarmee hij in het leven staat en het weinige vertrouwen dat hij heeft in andere mensen en hoezeer dit hem belemmert om een baan te vinden en terug te keren in de maatschappij. Meerdere oud-pupillen zijn herinneringen kwijt of kunnen slecht bij herinneringen van vroeger. En meerdere oud-pupillen hebben (nog steeds) dissociaties, als een manier van omgaan met hun trauma’s. Eén oud-pupil beschrijft haar enorme verzamelwoede die ze heeft overgehouden uit haar jeugd waarin alles altijd van haar af werd genomen. Identiteitsvragen kwamen in de gesprekken regelmatig terug. Eén van de oud-pupillen heeft een ernstige persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld, heeft meerdere zelfmoordpogingen ondernomen en weet, nu ze in de 70 is, eigenlijk nog steeds niet wie zij nu eigenlijk is en of alles wel echt waar is wat zij heeft meegemaakt. Twee oud-pupillen hebben PTSS ontwikkeld en meerdere oud-pupillen zijn op enig moment in hun leven ingestort waarna zij psychische zorg nodig hadden.

Ik kon me niet hechten. Het is je van jongs af aan aangeleerd hè. Het is wel een dingetje wat je de rest van je leven bij je houdt.

(Man resp nr R, periode geweld 1985-1995, 1995-2005, 2005-heden, basisschoolleeftijd) Toen ik negen was kreeg ik dus dat gezin, een echt pleeggezin. En daar heb ik het denk ik een jaartje volgehouden en dan ging het ook weer mis, want ik kon dat gewoon niet. Ook gewoon heel kwaad en gooien met spullen en alles wat ik in dat gezinstehuis ook deed. Ik kon me niet hechten aan die mensen, en me gewoon op mijn gemak voelen. Ik zette me altijd heel erg af tegen zulke mensen. En ergens doe ik dat nu nog wel een beetje, in mijn

privéomstandigheden. Kijk ik word dit jaar 29. […] het zit er nog wel in. Kijk, het is je van jongs af aan aangeleerd, hè, zo, dus ja het is wel een dingetje wat je de rest van je leven bij je houdt.

Ik kan nog steeds niet links eten

(man resp nr I, periode geweld 1955-1965, basisschoolleeftijd)

Ze dachten: een kind is een kind en die moet opgevoed worden, ik was links, en dan werd ik zo hard geslagen door de zusters dat je, dat je rechts moest schrijven. Ik kan daarom nog steeds niet links eten. Als ik met mijn vork links moet eten, dan krijg ik een heel raar gevoel. Dan krijg ik een unheimisch gevoel. Dat vind ik niet fijn om zo te eten. Ik denk dat dat ergens toch in mijn onderbewustzijn zit.

47

3.5.3. Weinig vertrouwen in mensen en in het leven

‘Vertrouwen’ was een regelmatig terugkerend thema in de gesprekken met de oud-pupillen. Het vertrouwen van de geïnterviewde oud-pupillen was ernstig geschaad in hun jeugd en voor meerdere oud-pupillen is het moeilijk in hun latere leven het vertrouwen in de mensen om hen heen of het leven terug te vinden. Zo staat één oud-pupil erg sceptisch en volgens zichzelf pessimistisch in het leven en heeft hij er vrijwel geen vertrouwen in dat het goed gaat komen en dat hij werk gaat vinden. Een andere oud-pupil wil geen verjaardagen meer vieren of nieuwe vrienden ontmoeten uit angst om weer gekwetst te worden. Weer een ander beschrijft hoe hij nog steeds de neiging heeft zich af te zetten tegen mensen die dichtbij komen, omdat hij dat altijd zo geleerd heeft.

3.5.4. Ik ben nog steeds bang om mijn verhaal te vertellen, om niet geloofd te worden

Het feit dat veel oud-pupillen als kind hun geweldservaringen niet konden of durfden te vertellen, of dat zij niet geloofd werden wanneer zij dat wel deden, maakt dat zij het op latere leeftijd nog steeds moeilijk vinden om hierover te praten. Meerdere oud-pupillen wilden of durfden na hun tijd in de instelling vaak jaren/decennialang niets te zeggen tegen partner, omgeving of eigen kinderen. Onder meer uit angst voor de reactie van hun omgeving op dit verleden, uit angst opnieuw niet geloofd te worden of doordat zij nog steeds het gevoel hebben dat wat zij hadden meegemaakt ook hun eigen

Verzamelwoede

(vrouw resp nr J, periode 1965-1975, basisschoolleeftijd)

Ik kreeg bijvoorbeeld geld voor mijn verjaardag en toen zei mijn moeder: “want dan kan je daar wat kopen”. Maar wat gebeurde er, zij [begeleider] zegt van “geld moet hier bij mij ingeleverd worden, zetten wij het wel op je spaarboekje”. Is nooit gebeurd. Ze hebben het verduisterd denk ik. […] Maar er is al zo veel van mij afgepakt. […]. Al mijn speelgoed wat ik ook van mijn broers en zussen voor mijn verjaardag heb gehad, hebben ze nooit thuis gebracht […] Daarom heb ik heel lang ook echt een verzamelwoede gehad. Dat ik dingen niet weg kan doen. Nu ben ik bezig op de zolder en heb ik al heel veel naar de stort gebracht. Omdat ik er nu probeer afscheid van te nemen… ook al vind ik het heel moeilijk.

Ze wilden mijn verleden uitwissen. Ik weet nog steeds niet wie ik ben. (vrouw resp nr F, periode 1945-1955, 1955-1965)

Ik overleef nog steeds. Ik heb vijf zelfmoordpogingen gedaan. Ben er nog steeds. […] Waar ik maar kan help ik iedereen, want dat is mijn doel. Daarom besta ik. Maar ik besta niet, want ik weet nog steeds niet wie ik ben. En dat is steeds het overleven en ik word soms wel eens kwaad dat ik eigenlijk ook op het werk, niemand weet wie ik ben, dat ik een masker op heb ter bescherming. […] Tot zo ver heb ik het nog steeds gered. Dus iedere keer, nou misschien nog een jaar, misschien nog twee jaar, dus… Ja. En dan denk ik ja waarom wil iedereen mij maar in leven houden. […] ik doe dan soms gemaakt blij of enthousiast of… Nou. Mijn gevoel is weg. Laat ik het zo zeggen. Ik heb geen… Ik heb ook eigenlijk geen gevoel meer. […] Ik ben mijn gevoel eigenlijk al vroeger thuis kwijtgeraakt. Want je wordt een beetje gehard. Want je voelt weinig. En als je dingen dan voelt, dan mag het niet. […] ik weet ook niet wie ik echt ben. Besta ik wel? Ook de opmerkingen hè, je bent het niet waard hè dat je geboren bent en er komt niks van je terecht. […] dat heb ik ook wel eens tegen die psychiater gezegd, maar dat is wel heel lang geleden: “Ik zou wel eens zó verschrikkelijk willen huilen. Totdat alles eruit is.” Aan de ene kant durf ik dat niet. Maar ja dat wilde zij [psychiater] niet, want ze wist niet of ik eruit kwam. […] Door een psychiater heb ik dertien shock-kuren gehad. Dat is niet misselijk. Dertien keer. En één keer ben ik dan onderuit geschoten, dan hebben ze me weer omhoog gehesen en toen weer een keer. En dat zie ik nog voor me, ik heb de film van One Flew over The Cuckoo’s Nest, daar heb ik een dvd van, maar die heb ik jaren niet durven kijken […] en die enorme klap, je bent daarna, ken je, herken je niemand. Ik had het drie keer in de week. Dan ken je niemand meer, weet je niet meer wie je bent. Het was om het verleden uit te wissen. Dat zeiden ze toen, dat heette toen zenuwarts. Dit was in de jaren zestig, zeventig.

48

schuld was. Toch zijn de meeste oud-pupillen op een bepaald moment gaan praten, soms omdat het verleden zich zo opdrong dat ze geen andere keuze hadden dan terug te gaan kijken. Zij deelden hun ervaringen met hun omgeving, met therapeuten en soms ook met eerdere onderzoekscommissies naar geweld bij kinderen. Er waren ook oud-pupillen die aan de interviewer dingen vertelden die zij nog nooit aan iemand hadden verteld.

3.5.5. Ik ben eenzaam

Veel van de oud-pupillen voelden zich alleen als kind in hun tijd in de instelling en ten tijde van het geweld dat zij meemaakten. Er waren vaak geen mensen waar zij bij terecht konden om hun verhaal te doen en die er echt voor hen waren. Ze voelden zich eenzaam. Dat alleen voelen en de eenzaamheid speelt bij een aantal pupillen nog steeds later in hun leven – soms zelfs al hebben ze nu veel mensen om zich heen. Meerdere pupillen beschrijven het als: “ik ervaar het alsof ik nergens thuishoor”.

3.5.6. Ik ervaar fysieke gevolgen in mijn leven als gevolg van het geweld

Enkele geïnterviewde oud-pupillen ervaren fysieke gevolgen van het meegemaakte geweld. Het gaat onder meer om last van een vinger die ten onrechte geopereerd was na een fysieke mishandeling, een chronische lichamelijke aandoening die verergerd werd door het ervaren van stress als gevolg van het geweld, slaapproblemen als gevolg van een continue alertheid en overlevingsstand en nierproblemen als gevolg onvoldoende vocht krijgen als kind. Ook heeft een respondent ernstige gehoorschade, waarschijnlijk door gebrek aan medische zorg bij een oorontsteking in het kindertehuis. Dit heeft effecten gehad op zijn beroepskeuze.

Ik was bang dat zij zou denken dat ik de kinderen hetzelfde aan zou doen (Man resp nr G, periode geweld 1945-1955, 1955-1965)

Ik heb dat [het verleden] pas verteld toen de kinderen groot waren, ik was bang. Ik was bang dat zij [zijn partner] bang was dat ik, dat ik de kinderen hetzelfde aan zou doen, want ze zeggen, dat gebeurt dan.”

Partner: ik wist alleen maar dat hij in een tehuis heeft gezeten, en dat hij zonder ouders was, was opgegroeid.

Ik voel nog steeds die gigantische eenzaamheid. (Vrouw resp nr A, periode 1945-1955)

Ja wat ik er aan over heb gehouden is die gigantische eenzaamheid. Zo eenzaam, zo eenzaam. […] Het is heel vreemd dat dat gevoel raak je niet kwijt dat, zo… Zo alleen als je bent in alles, en in werkelijkheid is dat natuurlijk ook zo geweest. Maar, dat hou ik nog steeds: met meerdere mensen voel ik me heel eenzaam… Op niks gestoeld. Want in werkelijkheid is dat helemaal niet nodig. Want ik heb, ik heb schat van een dochter en een zoon, heb ontzettend lieve kleinkinderen, kijk maar eens, daar drie stuks en daar nog twee. En daar ben ik heel gelukkig mee […]. Maar er blijft altijd, die ondergrond van eenzaamheid, dat blijft er eigenlijk. Ja dat heb ik er denk ik echt wel aan overgehouden.

Ik ben nog steeds heel alert zodat ik altijd kan vluchten: ik overleef. (vrouw resp nr F, periode 1945-1955, 1955-1965)

Er zijn, nee, er zijn, waren diverse mensen die hebben zoiets van, wat jij hebt meegemaakt, dat jij nog leeft, dat jij nog bestaat… Ik zeg nou ja het is eigenlijk de knop om, overleven. Ik was vanmorgen op mijn werk ook, maak grapjes, ik help iedereen, ik zet koffie voor ze… Ik ben er niet meer. Laat ik het zo zeggen. En zo gaat dat dag in dag uit. Alleen ja, ook heel slecht slapen, dat heb ik altijd al gehad, heel alert, alle deuren open, ieder geluidje moet ik weten. Nog steeds. En van ik kan vluchten of ik kan, nou noem maar op. Dus dat is echt, ja dat is door inderdaad, je bent gewoon zo gebeukt en, en… Dan inderdaad de verkrachtingen en incest en nou noem maar op, dat is alles met elkaar. En dan heb ik inderdaad wel eens zo van… Dit kan niet, dit overleeft een mens niet. Nou dan heb ik zo van: o, ik ben er nog.

49

3.5.7. Het geweld heeft gevolgen gehad voor mijn eigen opvoedingsstijl

Meerdere geïnterviewde oud-pupillen die zelf kinderen hebben gekregen vertellen dat hun geweldsverleden invloed heeft gehad op de manier waarop zij hun eigen kinderen opvoeden. Zij zijn zich vaak erg bewust van hun eigen opvoedingsstijl en zij willen heel sterk te allen tijde voorkómen dat zij hun kinderen behandelen op de manier waarop zij zelf als kind behandeld zijn. Dit leidde bijvoorbeeld bij één oud-pupil ertoe dat zij moeilijk nee kon zeggen tegen haar kinderen en veel toe had gelaten in de opvoeding. Een andere oud-pupil was erg onzeker over zijn eigen opvoeding en ook bang dat hij onjuist gedrag zou vertonen. Hij ging daarom jarenlang elke maand naar een psychiater: “hij kon zeggen of het goed was, hoe ik het met de kinderen moest doen”.

3.5.8. Ik ervaar financiële gevolgen

Ook op economisch vlak heeft het geweldverleden voor verschillende geïnterviewde oud-pupillen impact. Verschillende oud-pupillen hadden en hebben moeite met het vinden van werk, stopten vroeg met werken omdat ze afgekeurd waren of startten juist erg laat met werken doordat ze eerder hun leven niet op orde hadden; dit alles met de nodige financiële gevolgen. Eén van de oud-pupillen benoemt dat ze alle intensieve therapie die ze jarenlang heeft gevolgd zelf heeft betaald, omdat de reguliere therapie die wel vergoed werd niet aansloot bij haar complexe hulpvraag.

3.5.9. Moeite een plek te vinden in de maatschappij

Het wisselde hoe lang de geïnterviewde oud-pupillen in een instelling woonden, soms was dat een kortere tijd van minder dan een jaar, soms woonden zij daar voor een paar jaar en gingen ze terug naar huis en andere pupillen zaten er praktisch hun hele leven tot zij 18 werden. Na een leven van uithuisplaatsing, in (een) instelling(en) wonen, geweld meemaken, soms teruggaan naar huis waar het ook niet altijd fijn was, bleek het voor veel pupillen lastig om als jongvolwassene een plek te vinden in de maatschappij. Eén pupil vertelt dat hij eigenlijk totaal niet was ‘opgevoed’ in de instelling, geen manieren had en niet wist hoe mensen eigenlijk met elkaar omgingen. Een andere pupil vertelt dat ze helemaal niet wist hoe ze zelfstandig moest zijn, zoals naar een winkel gaan en koken, en zij was blij dat ze na haar tijd in een instelling nog een tijdje in een pleeggezin terecht kon. Weer een andere pupil vertelt hoe ontzettend aantrekkelijk de totale vrijheid was die hij na de

In document VU Research Portal (pagina 80-87)