• No results found

Het psychologische interpretatiekader

In document LEVEN IS LEREN OP GEVOEL (pagina 47-67)

Om te kunnen begrijpen wat in een concreet geval speelt wordt een interpretatieprotocol gebruikt waarmee de per-soonlijke invulling van de in het eerste hoofdstuk genoemde keten van begrippen en van de genoemde axioma’s zichtbaar gemaakt kan worden. Vervolgens worden de in het protocol geordende gegevens besproken met de bedoeling het pro-bleem waarmee de cliënt zich meldde zo te herformuleren, dat een weg naar de oplossing voor hem duidelijk wordt.

De antwoorden op de 6 rubrieken leveren de basis voor een contextanalyse die het mogelijk maakt een bronaanpak van het probleem te formuleren.

Het interpretatieprotocol.

Vraag Element uit

mensbeeld 1. Wat zijn de aanpassingsproblemen

ten opzichte van het werk? Wat is het verband tussen de problemen en de beweegredenen om te kiezen voor dit werk?

Leren aanpassen

2. Wat is het verband tussen de be-weegredenen om voor het werk te kie-zen en het bereiken van het levensdoel door arbeid? Welke rol kiest hij?

Doelgericht handelen

Vraag Element uit mensbeeld 3. Welke leerstrategie gebruikt hij? Sturen van

ontwikkeling 4. Wat is het dominante gevoel en de

dominante attitude?

Gevoel als

kennisdrager en als waarnemingsfilter 5. Welke logica zit achter de uitspraken

en handelingen?

Interne sturing en extern referentie-kader, het cultureel bewustzijn

6. Handelt hij met moed en lef? Actief gebruik maken van de regel-mogelijkheden

In de contextanalyse moet een antwoord gevonden worden op de vragen:

• Welke omgevingsinvloeden zijn er? Wat zijn de kansen en de bedreigingen?

• Welke reactiepatronen of psychologische mechanismen kan ik herkennen in het gedrag van de cliënt?

• Is de cliënt in staat om zicht te krijgen op zijn mogelijkheden en op het functioneren van zijn ego zodat hij met succes tot verandering kan besluiten?

Een aantal psychologische mechanismen die van belang zijn om de sturing van het gedrag te begrijpen worden hieronder besproken. Het zijn reactiepatronen of fenomenen die herken-baar en uitlegherken-baar zijn aan de cliënt en hem in staat stellen er verandering in te brengen.

Achtereenvolgens worden besproken: cognitieve dissonantie, angstregulatie, open taakspanning, de

frustratietolerantie-balans, omgaan met werkdruk, omgaan met voorspoed en emotionele intelligentie.

Cognitieve dissonantie

Wanneer het individu wordt geconfronteerd met naar zijn gevoel tegenstrijdige informatie over zichzelf, dan zal hij de betreffende standpunten proberen te verzoenen door een ver-klaring te ontwikkelen die enerzijds de standpunten afzwakt en anderzijds hem in staat stelt zichzelf te blijven. Op het cognitieve vlak is het dan afgerond — er is een slimme uitleg

— maar op het emotionele vlak blijft de discrepantie bestaan en deze kan op termijn weer conflictueus opgeroepen worden.

Er is dus eigenlijk geen oplossing maar een tijdelijke wapen-stilstand.

Met het mechanisme van cognitieve dissonantie zet je de werkelijkheid naar je hand, ook al geeft de confrontatie met de feiten aan dat je je zelfbeeld, je gevoel en je opinies zou moeten bijstellen.

Hierop kan je geen advies baseren, bij een bronaanpak hoort het opruimen van de cognitieve dissonanties. Meestal is daar moed en lef voor nodig want de werkelijkheid moet onder ogen gezien worden, vluchten kan niet meer. De vragen die tot een antwoord kunnen leiden zijn: Ben ik zo conflictueus dat ik beide conflicterende standpunten moet onderschrijven?

Ontstaat er dan een probleem of kan ik gewoon doorleven?

Moet ik de ballast van een geconstrueerd masker opheffen of ben ik in staat om mezelf zo te veranderen dat ik me eendui-dig kan presenteren?

Angstregulatie

Angst heeft twee componenten. Het is een reactie op een ongewenste situatie, op gevaar, angst kan ook ingezet worden als een middel om te kunnen domineren over anderen, het wordt dan de drijfveer van het handelen. Angst is een emoti-onele reactie, een teken van mislukking van de integratie met de omgeving, waardoor verlies van regelcapaciteit dreigt. De eigen boosheid en vijandigheid verstoort de interpersoonlijke relaties, bedreigt de eigen autonomie en eenheid en kan verlammend werken. Het reguleren van angst is nodig om probleemoplossend te kunnen werken.

In de praktijk van de advisering kan je angsten ten overstaan van leidinggevenden of collega’s niet ongemoeid laten. Zij belemmeren te allen tijde een bronaanpak van het probleem.

Vechten of vluchten kan een eerste reactie zijn op angst.

Vervolgens is een bronaanpak van het probleem nodig om de angst en de daaruit voortvloeiende verlamming te doorbreken.

Open taak spanning

Bij een open taakspanning heeft de persoon de intrinsieke motivatie om een eenmaal begonnen taak af te maken en laat hij zich niet afleiden door een andere, wellicht prettigere, taak.

Het gemotiveerd worden omdat een taak nog niet is afgerond wordt het Zeigarnikeffect genoemd.

Het Zeigarnikeffect is een fenomeen dat bruikbaar is om de voortgang van leerprocessen te beïnvloeden en helpt bij de advisering over de condities waaronder het leren begeleid kan worden.

De frustratietolerantie balans

Het kunnen omgaan met frustraties is van essentieel belang wil je in staat zijn enigszins effectief te leren. Het niet kunnen verwerken of loslaten van frustraties leidt ertoe dat ze je leven gaan beheersen en dat je in het verleden blijft hangen zonder er lering uit te trekken. Frustratietolerantie verwijst naar het vermogen om frustraties te verdragen zonder onaangepast gedrag te vertonen. De frustratietolerantiebalans is een maat-staf van de ruimte die je jezelf gunt om met de zaken die niet verlopen volgens je verwachtingen zo om te gaan dat ze je eigen ontwikkeling niet in de weg staan. Wanneer de hoeveel-heid en de intensiteit van de frustraties in balans gehouden worden door strategieën om van de frustraties af te komen, of ze zodanig te parkeren dat ze de geluksbeleving niet in de weg staan, kan je verder gaan met de hoofdtaak van je leven, doorgaan met de toekomst en inspelen op verandering.

Om te beschrijven hoe we met frustraties omgaan is het begrippenschema van Saul Rozenzweig(10) nog altijd bruikbaar.

Hij maakt onderscheid tussen wat je bereikt met je reactie op frustratie en de richting waarin de oplossing gezocht wordt.

Op het snijpunt van die twee dimensies kun je de dominante reactie traceren en van daaruit de richting voor mogelijke verbetering in het omgaan met frustraties definiëren en uit-proberen.

Zijn analyseschema ziet er als volg uit:

Reactie • De frustratie laten bestaan, bij de pakken neer gaan zitten.

• De frustratie afweren, zich verdedigen.

• Zorgen dat de frustratie verdwijnt, in actie komen.

Oplossings-richtingen

• De schuld bij zichzelf zoeken.

• De schuld bij een ander zoeken.

• Geen schuldige aanwijzen.

Dit analyseschema helpt het gedrag van cliënten te begrijpen evenals de emotie waar rekening mee gehouden moet worden om de cliënt in beweging te krijgen en daardoor verbetering in zijn situatie op gang te brengen.

Is er een goede strategie om op frustratie te reageren?

Niet echt. Het is wenselijk om in staat te zijn meerdere strate-gieën te hanteren naargelang het onderwerp van de frustratie en de impact die ze heeft op je persoon. Wanneer de frustratie een intieme relatie bedreigt zal een andere reactie efficiënt zijn dan wanneer je in conflict komt met je chef over de wijze waarop een nieuwe opdracht moet worden aangepakt. Het is dus de kunst om de verschillende werkwijzen zo te kunnen inzetten dat frustraties niet gaan stapelen, dat ze uiteindelijk opgeruimd worden of tenminste zo opgeborgen worden dat ze het heden en de toekomst mogelijk maken. Wanneer je toelaat dat de frustraties je er toe brengen om in het verleden te leven dan kom je niet meer aan zelfrealisatie toe en gaan frustratiecompenserende gedragingen domineren, deze leiden in het uiterste geval tot acting out gedrag, het overwelmd

worden door een emotionele storm waarin de reactie de verhouding ‘oorzaak en gevolg’ uit het oog verliest. Dan is er zeker geen sprake meer van een balans.

Als de frustratietolerantiebalans negatief wordt dan kan het individu blijven stilstaan bij de frustratie en ervan genieten of de frustratie zo behandelen dat ze verdwijnt (oplossen) of niet meer hinderlijk is voor verdere ontwikkeling (verwerken).

Van je eigen regelcapaciteiten gebruik maken is kiezen uit de volgende mogelijkheden:

• Aanpassen aan de nieuwe situatie door ze in te passen in je bestaan.

• Oplossen van de frustratie en doorgaan.

• Verwerken van de frustratie, ze een plaats geven en als leer-moment te gebruiken.

• Genieten van de frustratie, het koesteren van zelfmedelijden en dat gebruiken als alibi om niet te veranderen, gebruik maken van ziektewinst, in werksituaties de attitude van con-sument verkiezen boven die van werknemer.

• Kiezen voor lijden en de slachtofferrol.

Agressie en angst zijn reacties op frustratie. Zij kunnen het verwerken van de frustratie bemoeilijken.

Oplossen van problemen c.q. het verwerken van frustraties houdt volgens mij steeds in het kunnen dragen van enig risico in de overtuiging dat wanneer het niet volledig naar je ver-wachting loopt je daar weer mee om kunt gaan.

Het zoeken naar een oplossing betekent dat je bereid bent te experimenteren, al is het maar vechten of vluchten. Wanneer je evenwel alleen maar in beweging wilt komen met garanties op succes belemmert dit juist de kans op verbetering van jouw situatie en jouw invloed op hoe de verbetering eruit gaat zien.

Een andere radicale stap is het ophouden een oplossing te willen vinden, ophouden met denken omdat dat toch geen resultaat oplevert. Dan glijdt je af in depressiviteit, al of niet versterkt door het zwelgen in schuldgevoelens. Er is geen toekomst meer, het verleden domineert, en je bent niet meer aan zet.

Het gezichtspunt van waaruit frustraties benaderd worden kan je afleiden uit de wijze waarop de cliënt zijn waarneming van het conflict, de frustratie en de daarin voorkomende spelers beschrijft. De intensiteit waarmee relaties en feiten beschre-ven worden zijn een parameter voor de relevantie ervan voor de spreker.

Deze emotionele terugkoppeling van wat er gebeurt, is recht-streeks te verbinden met de gevoelens die het gedrag sturen en de sterkte waarin men vast wilde houden aan de gekozen oplossingsstrategie. Ook al was die niet succesvol. De weer-stand tegen verandering bij de cliënt maak je als psycholoog groter wanneer je deze emoties negeert. Je moet er juist gebruik van maken om de cliënt uit de impasse te helpen.

Wat begint als angst, onzekerheid of probleem, moet je laten overgaan, via de opbouw van kennis erover, in inzicht dat zelf-sturen mogelijk maakt. Het gevoel zelf weer te kunnen zelf-sturen brengt de weg naar het omgaan met frustraties op gang en leidt tot een balans tussen de frustratie en de tolerantie ervoor.

Het gevoel zelf te kunnen bepalen moet vervolgens onder-steund worden door een cognitieve vertaling die het naar buiten treden met een oplossing voor anderen inzichtelijk maakt.

De emoties die we ervaren zijn in de kern de cybernetische registratie van de negatieve en positieve terugmelding binnen het systeem van de werkelijkheid die we opbouwen als gevoel.

Omgaan met werkdruk

Veel gesprekken met werknemers beginnen met een klacht over de werkdruk. Te veel werkdruk of te weinig uitdaging wordt dan gegeven als de oorzaak van problemen op het werk. Dat is ook dikwijls zo. De oplossing wordt dan spontaan gezocht in minder of meer werk. Dat is evenwel niet altijd de weg.

Karasek (11) betoogt dat — wil men werkdruk kunnen begrij-pen — men drie onderliggende factoren in ogenschouw moet nemen. Allereerst de hoeveelheid werk die in een bepaalde periode verzet moet worden. Hij noemt dat de werklast.

Vervolgens voert hij de factor regelmogelijkheden op. De ge-dachte is hierbij dat je meer werklast kunt verzetten wanneer je de kans krijgt om zelf invloed uit te oefenen op de wijze waarop je de taak kunt vervullen, en, dat het effect ervan het grootst is wanneer de geboden kansen (regelmogelijkheden) aansluiten bij de mogelijkheden van de persoon (regelcapa-citeiten). Tenslotte noemt hij als derde factor de emotionele ondersteuning die je ervaart of kunt vinden bij de uitvoering van het werk. Als je bij iemand terecht kunt voor steun kan je meer aan, hou je het langer vol en heb je meer plezier in je werk. Deze analyse van werkdruk wordt gebruikt om na te gaan vanuit welke invalshoek verandering in de werkdruk het meest succesvol zal zijn.

Hetzelfde in andere woorden uitgelegd is dat arbeidsgeschikt zijn betekent dat men de balans tussen draagkracht en draag-last in evenwicht kan houden. De draagkracht wordt bepaald door het hebben ontwikkeld van kennis van de verwerkings-mogelijkheden, van het copingvermogen ten opzichte van de wisselende eisen die gesteld worden en door het georgani-seerd hebben van voldoende ondersteuning. Deze kan bestaan uit emotionele steun door leidinggevenden, collega’s of een thuisfront dat je bemoedigt wanneer dat nodig is.

Een langdurige discrepantie tussen draaglast en draagkracht heeft gevolgen die de arbeidsgeschiktheid kunnen ondermij-nen. Er kunnen veranderingen optreden in affectieve-, cogni-tieve-, fysiologische- en motorische functies en het aanpas-singsvermogen kan er door verminderen. Dit wordt zichtbaar in het gedrag. Deze signalen moet je als psycholoog opmer-ken, omdat ze een indicatie zijn voor de te nemen maatrege-len waarvan je verbetering kan verwachten.

Als factoren die in de werksituatie de werkdruk hoog maken worden door de werknemers genoemd: Werkbelasting, toe-komstonzekerheid, gebrek aan steun, gebrek aan participatie, intrapersoonlijke conflicten, rolconflicten, rolambiguïteit en te hoge verplichtingen en verantwoordelijkheden.

Een vroegtijdig ingrijpen in deze fenomenen via een bron-aanpak of via het aangrijpen van compensatiemogelijkheden voorkomt arbeidsongeschiktheid. Arbeidsongeschiktheid stelt immers een probleem van een andere dimensie aan de orde.

In die situatie moet men leren leven zonder gebruik te kunnen maken van het middel bij uitstek om in je ‘leven’ te kunnen voorzien: betaalde arbeid.

Een voor mij werkbare hypothese om te kunnen omgaan met stress en zijn gevolgen is de diathese-stresshypothese. Zij is werkbaar omdat de inhoud ervan communiceerbaar is met de cliënt op een wijze waaruit deze de kracht kan putten om in beweging te komen in plaats van ontmoedigd bij de pakken neer te gaan zitten.

De hypothese stelt dat veel inefficiënte gedragspatronen het gevolg zijn van een erfelijke ontvankelijkheid (diathese) gecombineerd met een stressverhogende omgeving en het ontbreken van een aangeleerde manier voor stresshantering.

Gedragsstijlen die niet het gewenste resultaat ten opzichte van het kunnen omgaan met stress opleveren zijn aangeleer-de hulpeloosheid die tot passiviteit leidt, zelfaangeleer-destructief gedrag door het steeds zoeken van het conflict, gebrek aan professi-onele distantie waardoor een burn-out zijn kans krijgt, gebrek aan psychische robuustheid of gehardheid, een pessimistische instelling en een gebrek aan flexibiliteit waardoor te weinig intrinsieke weerstand tegen stress veroorzakende factoren ingebracht kan worden.

Seligman (12) definieert optimisme in termen van de manier waarop mensen voor zichzelf hun successen en mislukkingen verklaren. Mensen die optimistisch zijn wijten een mislukking aan iets dat veranderd kan worden zodat ze een volgende keer wel slagen. Pessimisten wijten de mislukking aan henzelf, aan een blijvende karaktertrek die ze niet bij machte zijn te veranderen. Deze stelling biedt een aanknopingspunt voor het starten hoe te leren omgaan met het aangedragen probleem.

Een van de stress bevorderende factoren die in werksituaties een expliciete plaats verdient is mobbing.

Het systematisch direct of indirect blijven hameren op gedrags- of persoonskenmerken door leiding of collega’s, om de persoon te kwetsen of te dwingen zich te gaan gedragen zoals de pester dat wil, is een dikwijls verborgen maar altijd fnuikend gedrag voor het slachtoffer. Dit leidt altijd tot lijden bij het slachtoffer en dit kan zich jaren lang en op verschil-lende werkplekken doorzetten, zodat een hiervoor kwetsbare persoon uiteindelijk door anderen van zijn werk beroofd wordt.

Het omgaan met werkdruk en met stress wordt zichtbaar in de gedragskeuze die men maakt op basis van de parate kennis, van de genomen vrijheidgraden in zijn handelen en van de gevonden sociale ondersteuning.

Omgaan met voorspoed

Omgaan met voorspoed is een opgave die moeilijker is dan op het eerste gezicht lijkt. Voorspoed ontstaat wanneer je succes hebt en dat succes langere tijd aanhoudt. De kunst is om het succes dat de voorspoed veroorzaakt om te zetten in een geluksgevoel zonder dat het succes je handelen zo beïnvloedt dat de voorspoed verdwijnt.

Wat is succes?

Succes ontstaat wanneer je erin slaagt je verwachtingen waar te maken en wanneer dat wat je presteert in de ogen van anderen begerenswaardig geworden is. Deze prestatie wordt onderwerp van de mimetische begeerte van anderen en deze kan soms jaloezie opwekken. Succes heeft dus altijd een persoonlijke en een sociale component.

Succes motiveert. Wanneer je succes hebt nodigt dat uit om te doen wat nodig is om dat gevoel opnieuw te kunnen

beleven. Heel dikwijls betekent dat, dat je steeds een grotere inspanning moet leveren om opnieuw succes te kunnen herbe-leven. Dat kan erg moeilijk worden in situaties die niet alleen van je eigen inspanning afhankelijk zijn maar waar anderen een essentiële bijdrage moeten leveren om deze succesbren-gende prestatie te kunnen herhalen. In die situatie moet je een oplossing vinden voor de wederzijdse afhankelijkheid van de partners in het ontstaan van het succes.

Nog moeilijker wordt het wanneer je prestatie afhankelijk was van een toevallige samenloop van gunstige omstandigheden of van condities die niet geheel tot je regelcapaciteiten behoren zoals vrij zijn van gezondheidsproblemen.

Succes kan bijdragen aan het gevoel gelukkig te zijn maar leidt niet automatisch tot geluk. Om gelukkig te worden is het nodig dat het individu zijn eigen bijdrage aan de voorspoed voldoende kan relativeren en zich heeft voorbereid op het gelukkig blijven in een periode van minder voorspoed of zelf rampspoed. Want uiteindelijk breekt die periode aan.

Voorspoed is inflatoir, werkt verslavend en corrumpeert.

Inflatoir…

Een conditie als gezond zijn houdt in dat het zeker is dat deze verandert. Vroeg of laat komen er gezondheidsproblemen bij iedereen. Wij hebben de illusie dat we door gezond te leven de gezondheidsproblemen kunnen uitstellen maar we weten tevens dat we de genetische aanleg (nog) niet kunnen beïn-vloeden en dat betekent dat het vrij zijn van gezondheidspro-blemen niet al te lang duurt. Al snel leef je met kwalen die niet storend hoeven te werken op de voorspoed, indien je ze in de hand kunt houden en vooral leert ermee om te gaan. Maar

vroeg of laat bedreigt een gezondheidsprobleem de voorspoed.

Verslavend…

Het kunnen realiseren van je voornemens doet je zoeken naar nog meer en/of beter presteren. De mimetische begeerte zorgt ervoor dat er vergelijkingsmateriaal genoeg is. Sommige individuen hebben die zucht naar beter geïnternaliseerd en

Het kunnen realiseren van je voornemens doet je zoeken naar nog meer en/of beter presteren. De mimetische begeerte zorgt ervoor dat er vergelijkingsmateriaal genoeg is. Sommige individuen hebben die zucht naar beter geïnternaliseerd en

In document LEVEN IS LEREN OP GEVOEL (pagina 47-67)