• No results found

Mijn psychologisch mensbeeld is gestoeld op diverse inspiratiebronnen die voor mij kleur geven aan

In document LEVEN IS LEREN OP GEVOEL (pagina 25-30)

Hoofdstuk 2: Mijn mensbeeld vertaald in psychologische

2.1 Mijn psychologisch mensbeeld is gestoeld op diverse inspiratiebronnen die voor mij kleur geven aan

de kernbegrippen leren, zelf sturen en zich ontwikkelen in samenhang met anderen

Om te beginnen Alfred Adlers (3) gedachtegang.

De mens is een sociaal wezen dat in een continu proces zijn eigen omgeving creëert. Dat actieve en creatieve proces gaat uit van de eigen waarneming van de wereld en volgt zijn eigen fantasie over van wat de leidende principes in de wereld zijn.

De mens handelt teleologisch. Hij streeft ernaar zichzelf vanuit zijn eigen logica betekenis te geven. Zijn gedragingen worden geïntegreerd door de niet altijd bewuste keuze van een

leidend ideaal en in de ontwikkeling daarvan binnen de be-staande gemeenschap. Leven is zich ontwikkelen en daardoor ontstaat ten opzichte van anderen competitie om ambities waar te kunnen maken. Het creatieve zelf is weliswaar leidend maar kan niet om grensbepalende factoren als het erfelijk materiaal, de socialisatiedruk en de persoonlijke geschiedenis, heen.

Een tweede belangrijk concept is het begrip mimetische be-geerte zoals beschreven door Hans Achterhuis (4).

De mimetische begeerte maakt van de mens een sociaal wezen doordat het de medemens ten tonele voert. De mens

is een wezen dat steeds naar anderen kijkt om te bepalen wat hij zelf wil bereiken. Wat men behoort te bezitten, te doen, te voelen of zelfs te denken wordt bepaald door wat anderen bezitten, doen, voelen of denken.

Mimesis is het Griekse woord voor nabootsing. De mens vergelijkt alles en iedereen steeds met zichzelf en zichzelf met alles en iedereen.

Het wordt dan ook duidelijk dat door zo te handelen eigen-belang, afgunst, jaloezie, concurrentie en streven naar macht om belangen veilig te stellen de drijfveren zijn van het han-delen van de mens. Mensen imiteren elkaar. In de nabootsing ligt dan de oorsprong van de menselijke cultuur. De afgunst die tussen de mensen bestaat zorgt voor ontwikkeling en werkt normaliserend. Dit speelt vooral in een cultuur waar de gelijkheid tussen mensen de overheersende waarde is en waar het bevredigen van de behoeften stuit op de schaarste aan realisatiemogelijkheden van die behoeften.

Er ontstaat strijd over het bezitten van objecten wanneer de ene mens hetzelfde begeert als de ander. En dat komt heel vaak voor. Het streven naar macht wordt voor het individu pas constructief wanneer hij een keuze kan maken voor een domein waarin het goed wil zijn en wanneer hij zich kan be-perken in het willen concurreren met de anderen op de andere gebieden. Wanneer de mimetische begeerte leidt tot het willen scoren op vele of zelfs alle terreinen dan bouwt het individu zijn eigen ondergang in.

Wat betekent dat nu voor het begrijpen van de werkende mens? Je leert de persoon kennen tijdens het ontdekken welke keuze achter het werk zit, of het concrete werk te-gelijkertijd een object van macht insluit, hoe het werken met anderen gaat en welke problemen in het werk ontstaan

wanneer de mimetische begeerte oorzaak wordt van ongeluk-kig of ontevreden worden.

Wat moet dan veranderen na het verwerven van het inzicht?

Opnieuw kiezen het werk dienstbaar maken aan de nieuwe inzichten.

Een derde inspiratiebron is de sociale leertheorie van Juan Rotter (5, 6).

Hij gaat ervan uit dat je als individu gelooft dat je, binnen grenzen, je eigen lot kan bepalen. Dit geloof is van kritisch belang omdat dat de manier bepaalt waarop je omgaat met stress en met de uitdaging om je aan te passen aan de om-standigheden die de maatschappij jou voorschotelt.

Hoe wordt het sociaal leren gestuurd?

De acties van individuen zijn te voorspellen op basis van hun waarden en verwachtingen. De verwachtingen worden be-invloed door de ervaringen en de wens van het individu om succes of mislukking toe te schrijven aan de waarneming of je vanuit je zelf tot resultaat bent gekomen of dat anderen je hebben gestuurd. De waarneming zelf te kunnen beïnvloeden maakt dat het individu sneller tevreden is met de situatie.

2.2 Om te kunnen sturen moet je jezelf kunnen begrij-pen. Wat is daar voor nodig?

Jezelf begrijpen is het ontdekken welke leermechanismen je hanteert, hoe je keuzes maakt en wat de echte beweegrede-nen zijn die achter de voor anderen en jezelf waarneembare gedragingen zitten.

Van belang daarbij is dan ook er achter te komen welke invloeden je vanuit de omgeving op jezelf toelaat en welke

psychologische mechanismen je hanteert om de informatie die tot je komt zo te filteren dat ze binnen je doelen past en geen cognitieve of emotionele storm opwekt.

Hoe kan je tot dit inzicht komen?

Gedrag komt tot stand uit de wisselwerking tussen persoon-lijke en situationele factoren. Elk individu heeft in elke situ-atie verschillende gedragsmogelijkheden. Aan de hand van de geschatte bijdrage aan het resultaat van de verschillende gedragsmogelijkheden wordt een prioriteit gesteld. Deze wordt bepaald door enerzijds de verwachting welk gevolg het gedrag zal hebben en anderzijds de waarde die aan het gevolg van het gedrag wordt gehecht. Deze beoordeling kan per situatie verschillen. Er is sprake van een ‘aangeleerde’ verwachting.

De aangeleerde verwachting wordt genoemd intern georiën-teerd zijn wanneer de verwachting is dat je alles zelf in de hand hebt of extern georiënteerd, wanneer je opvatting is dat het toeval, het noodlot of een andere persoon jouw leven beheerst en de bestaande beslissingsruimte in beslag neemt.

Het geloof in een eigen beslissingsruimte is dan ook relevant.

Of je invloed denkt te hebben op het effect van je gedrag is hierbij van belang.

De waarneming van hoe de controle op het eigen gedrag plaats vindt is immers van invloed op de wijze waarop we omgaan met onzekerheden, met de op te lossen problemen.

Zij heeft effect op het al of niet zelf grijpen van de kansen die zich voordoen. Het geloof van mensen dat zij hun eigen lot kunnen bepalen, binnen grenzen, is dan ook van kritisch belang voor de manier waarop zij omgaan met levensvraag-stukken, levenstaken en de stress die ontstaat wanneer het beoogde resultaat zich niet onmiddellijk aandient.

De waargenomen controle is de gegeneraliseerde verwachting of interne of juist externe controle op het gebeuren effectief is

ten opzichte van het beoogde doel. Het is dan ook de ver-wachting waaraan de oorzaak van succes of falen toegeschre-ven kan worden.

Ligt het aan je eigen inspanning of wordt de uitkomst bepaald door externe invloeden? Dit is van belang om te weten of je zelf machtig genoeg bent om situaties te beheersen.

Hierbij moet men zich wel realiseren dat de externe beheer-singsoriëntatie niet synoniem is aan machteloosheid.

Machteloosheid is het gevolg van het ontbreken van, of het onduidelijk of onaanvaardbaar zijn van, de middelen om het gewenste resultaat te bereiken. Zij ontstaat onafhankelijk van de beheersingsoriëntatie.

Volgens de sociale leertheorie van Rotter is gedrag gebaseerd op enerzijds de verwachting dat op het gedrag een bepaalde bekrachtiging volgt en anderzijds dat het individu deze be-krachtiging belangrijk vindt.

Wanneer machteloosheid gaat domineren dan kan het indi-vidu kiezen voor de strategie van aangeleerde hulpeloosheid.

Aangeleerde hulpeloosheid is dan een gegeneraliseerd ant-woord van passiviteit en apathie. Het is op te vatten als een gedragsmatige consequentie van een gebrek aan vertrouwen in de mogelijkheden tot effectieve beïnvloeding van de eigen levenssituatie. Het werkt tevens als een self-fulfilling-prophecy waardoor het gevoel van hulpeloosheid op basis van een negatieve zelfwaardering wordt bestendigd. Hierbij is het van belang om te realiseren dat de beschermende en hulpvaardige reactie van de omgeving op de zich hulpeloos gedragende persoon gedragsversterkend werkt.

In document LEVEN IS LEREN OP GEVOEL (pagina 25-30)