• No results found

Gebruik maken van cognitieve dissonantie als overlevingsstrategie

In document LEVEN IS LEREN OP GEVOEL (pagina 84-100)

Hoofdstuk 5: Illustratieve casuïstiek

5.2 Gebruik maken van cognitieve dissonantie als overlevingsstrategie

Aanleiding

In de sociale werkvoorziening meldt Bart Verdriet zich bij de psycholoog met de vraag hoe hij het voor elkaar kan krijgen zijn chef te laten inzien dat deze met zijn handicap rekening moet houden. Hij heeft wekelijks met hem een aanvaring over dit onderwerp en hij vindt dat hij werk moet doen dat hij gezien zijn handicap niet mag doen. Dat past niet bij een sociale werkvoorziening die er juist is om rekening te houden met de beperkingen van een werknemer dus dat kan het probleem niet zijn. Blijkbaar zijn Bart en zijn leidinggevende in

een patstelling beland want hij zoekt steun bij de psycholoog.

Het appel dat Bart in het introductie gesprek doet laat zich kernachtig formuleren in een van zijn uitspraken: ‘Zorg dat ik mijn zin krijg.’

De start van de bemoeienis van de psycholoog

Wanneer het Bart duidelijk wordt dat hij niet meteen steun krijgt voor zijn standpunt maar dat nader onderzoek nodig is reageert hij verbaasd en ontstemd. Hij is toch duidelijk geweest en de psycholoog kan toch onmiddellijk aangeven wie er gelijk heeft, hij of zijn baas. Hij heeft toch een dienstver-band met de sociale werkvoorziening en heeft er dus recht op dat men met zijn handicap rekening houdt. Zo stelt hij zich op.

Het onderzoek zoekt antwoord op de volgende vragen:

Kent deze man zichzelf zo goed dat hij weet hoe hij anderen kan inschakelen om zijn zin te krijgen en weert hij eigenlijk de bemoeienis van de psycholoog om inzicht te krijgen in de problematiek af? Past nader onderzoek in zijn strategie?

In het eerste gesprek geeft hij geen blijk van emotionele betrokkenheid bij het probleem. Hij blijft rationeel en met enige distantie praten. In hoeverre raakt het probleem hem?

Waarom komt hij er nu mee naar de psycholoog?

Welke contextelementen verklaren zijn wijze van kijken naar zijn probleem? Wat betekent zijn huidige werk voor hem?

Welke rol speelt werken in zijn leven?

De informatie uit de anamnese, de heteroanamnese en het psychologisch onderzoek

Bart groeit op in een gezin met een jongere broer. Het model dat vader hem geboden heeft is dat je door slimmigheidjes ten koste van anderen (bijvoorbeeld de collega’s) er de kantjes

vanaf kan lopen. Het feit dat hij zijn beroepsopleiding zonder dipoma heeft verlaten terwijl hij de intelligentie en het intellect heeft om de opleiding met succes af te ronden is tekenend.

Hij is een schoolverlater zonder diploma omwille van de vele conflicten met de leerkrachten en de schoolleiding.

Ook zijn broer verlaat in die periode zonder diploma dezelfde school. Dat is geen probleem want ze kunnen gezien hun leef-tijd meteen in de bouw terecht. In de bouw is in die periode een personeelstekort en daardoor kan Bart in tien jaar tijd bij twaalf aannemers terecht. De wisselingen vinden plaats omwille van een financieel beter perspectief of omwille van een verschil van mening met de uitvoerder.

Na die tien jaar komt hij te werken in de sociale werkvoorzie-ning met als beperking een tenniselleboog aan zijn linker arm.

Hij start in een bouwploeg als timmerman en na een jaar is hij in de huidige situatie beland.

Wat valt in dit stadium op?

Hij zwemt steeds uit de fuik zonder te gehoorzamen aan wat de autoriteit van hem verlangt. Hij voorkomt problemen door van werk te wisselen. Op dit moment heeft hij evenwel onvoldoende regelmogelijkheden om op zijn manier de situatie opnieuw naar zijn hand te zetten.

De speurtocht naar de persoon Bart gaat twee kanten op. Er moet een contextanalyse omtrent het laatste jaar op het werk en een persoonsanalyse omtrent zijn functioneren in het gezin en in zijn maatschappelijke omgeving komen.

In een gesprek met zijn leidinggevende wordt duidelijk dat de huidige problemen er al vanaf de start zijn en dat de leiding-gevende niet meer van plan is er nog meer energie in te ste-ken. Zijn oplossing is overplaatsing van Bart naar ander werk.

De leidinggevende heeft naar zijn gevoel veel geïnvesteerd in het vinden van aanpassingen om hem aan het werk te krijgen en te houden. Wat hij daar voor terug krijgt is een lage arbeidsprestatie, een ontevreden werknemer en collega’s van Bart die zich door hem laten meeslepen waardoor grotere on-enigheid in de ploeg is ontstaan dan voor de komst van Bart.

Dat laatste is de druppel die de emmer doet overlopen en die de leidinggevende heeft doen besluiten het conflict met hem aan te gaan om het te winnen.

In de gezinssituatie is Bart dominant en slaagt hij erin om het middelpunt te zijn van het gezin. Alles draait om hem. Zijn vrouw speelt een dienende rol en ontwikkelt daarbij psycho-somatische klachten. Dat zij en de kinderen lijden onder zijn opstelling deert hem niet.

Hij is voor zijn zoon het rolmodel. Deze heeft dezelfde hobby en wil net als zijn vader daarin presteren. Hun gezamenlijke hobby is modelbouw. Het maken van vliegtuigen waarmee in binnen- en buitenland aan wedstrijden wordt deelgenomen.

Vader en zoon maken onderlinge afspraken, ritselen wat, en komen zo aan hun trekken.

Zijn dochter imiteert moeder en vlucht in een zorgende rol voor moeder en de inwonende grootmoeder van vaders kant.

Barts zelfbeeld wordt gedomineerd door zelfgenoegzaamheid.

Hij krijgt een kick wanneer hij het weer voor elkaar heeft gekregen dat wat hij wil ook gebeurt. De weg daar naartoe is voor hem altijd de moeite waard om te bewandelen, hoe con-flictueus die ook is. Bart is van mening dat hij steeds opkomt voor zichzelf maar zich ook steeds volledig inzet voor zijn werkgever. Waar hij moeite mee heeft is dat zijn bazen steeds zeuren wanneer hij de dingen doet zoals hij vindt dat hij ze

moet doen. Het resultaat is goed en dan nog is men soms ontevreden. Dat is onterecht vindt hij.

Uit het persoonlijkheidsonderzoek blijkt dat het voor hem niet telt of hij om zijn doel te bereiken anderen kwetst of benadeelt. Voor hem heiligt het doel echt de middelen. Ook diegenen die hem het meest nabij staan worden niet gespaard.

‘Zijn belang’ staat in het middelpunt van al zijn handelingen.

Dat betekent dat hij alle informatie die hem bereikt of zoekt screent op het criterium word ik er beter van of kan ik er mijn voordeel mee doen.

Bart neemt initiatief om zijn doelen te bereiken en past zich snel aan aan nieuwe situaties. Zijn standpunten kunnen wisse-len wanneer hem dat uitkomt en hij is steevast gefocust op de personen die de macht hebben zodat hij hen in zijn voordeel kan bespelen.

Welke vragen roept deze informatie op?

Bart zoekt steeds de grenzen op, denkend vanuit een interne locus of control. Hij gebruikt daarbij volledig de geboden regelmogelijkheden. Op hem past de slogan ‘eigen belang eerst’. Hij is nooit tevreden, zoekt steeds naar beter en meer.

Hij wil vooral beter zijn dan de ander. De omgeving verstoot hem steeds, behalve diegenen die van hem afhankelijk zijn.

Hij toont geen belangstelling voor anderen, voelt niet met hen mee. Hij gebruikt mensen instrumenteel. Zijn informatie-verwerking is gericht op het verwerven van macht en wordt gestuurd door zijn machtsdenken.

De volgende vragen moeten beantwoord worden:

• Hoe kan het dat tot nu toe geen zicht te krijgen is op wat hem echt beweegt? Welke emoties geven aanleiding tot zijn

rationele op eigen voordeel gerichte attitude?

• Hoe komt het dat Bart blijkbaar niet leert van zijn handelen?

Hij verzeilt steeds in dezelfde conflicten, herhaalt zichzelf en komt niet tot verbeteracties die een communicatie met de omgeving mogelijk maakt, die tot minder conflicten aanlei-ding geeft?

De nabespreking met Bart waarin de resultaten worden voor-gelegd krijgt dan ook de kleur van een diepte-interview.

Wat komt daaruit naar voren?

Zijn belangrijkste drijfveer is dat zijn zoon leert aan zijn trekken te komen. Hij moet zijn evenbeeld worden en zelfs nog betere resultaten boeken. Zijn zoon moet Nederlands kampioen worden en hij moet leren dat je steeds voordeel moet trekken uit het handelen van anderen.

Zijn emotionele betrokkenheid bij zichzelf en anderen — inclusief zijn gezinsleden — is miniem. Emoties, buiten woede en trots, komen niet expliciet voor. Hij zint altijd op wraak indien iemand hem heeft gekrenkt en schuwt het complotte-ren tegen de kcomplotte-renker niet. Hij is bereid in het samenspannen te handelen vanuit het principe ‘voor wat hoort wat’. Hij is erg gevoelig voor macht en handelt daarbij volgens het wielren-nerssyndroom, te weten buigen voor de wind en trappen naar onder.

Het antwoord op de vraag naar zijn beweegredenen is dan ook dat hij niet gedreven wordt door gedifferentieerde emoties die zijn houding en handelen ten overstaan van anderen sturen.

Hij voelt zich het centrum van de wereld en al zijn gevoelens ten overstaan van anderen zijn gekleurd vanuit zijn zelfzuch-tige houding die tevens alle invloed van anderen c.q.

leiding-gevenden voorkomt of bestrijdt, tenzij het handelen van de leidinggevende past in zijn spel om zijn doel te bereiken. Zijn inzicht in sociale relaties en in hetgeen anderen beweegt is groot. Daardoor kan hij anderen bespelen. Hij gebruikt dat inzicht ten eigen dienste en verdwaalt niet in een emotioneel conflict want wanneer dat dreigt schakelt hij emoties uit en volgt de strikt logische koers vanuit het perspectief van zijn voordeel. Ten opzichte van zijn omgeving kan hij soms wis-pelturig overkomen maar ten opzichte van zichzelf is hij recht door zee en gaat hij desnoods over lijken om zijn doel te bereiken.

Op de vraag of hij niet leert zijn gedrag aan te passen zodat conflictsituaties zich niet herhalen is het antwoord dat hij leeft bij het conflict. Dat is zijn strategie om aan zijn trekken te komen en zijn zin te krijgen. Voor hem is conflicten maken de kortste weg. Elke andere weg zou meer vragen van hem omdat hij dan genuanceerd moet denken en gevoelens moet toelaten en onderzoeken die hij niet paraat heeft. Hij gebruikt het conflict om zichzelf te kunnen blijven. Hij is er trots op zo te zijn en zich zo staande te kunnen houden. Hij houdt het conflicteren dan ook langer vol dan wie ook uit zijn omgeving.

Leert hij dan niet van zijn handelen? Jazeker, indien het nodig is om zijn gedrag aan te passen om zijn zin te krijgen en indien dat tijdelijk vol te houden is, zonder zijn gezicht te verliezen, zal hij dat doen, maar na het bereikte effect zal hij onmiddellijk de aanpassing weer ongedaan maken.

De analyse die voorgelegd wordt

Welke keuzes maakt Bart? Hoe formuleert hij zijn probleem?

Hij kiest volledig voor zichzelf, stelt zich niet welwillend op en vindt dat hij er recht op heeft dat de SW-werkgever aan al zijn wensen voldoet. Hij is tenslotte gehandi-capt.

Welke emoties sturen die keuzes?

Eigenbelang en de mimetische begeerte.

Altijd vergelijkt hij zijn situatie met an-deren in zijn omgeving en steeds vindt hij wel elementen die anderen beter voor elkaar hebben. Dit leidt ertoe dat hij zijn voordeel wil maximaliseren. Wanneer hij zijn zin niet krijgt dan vat hij dat op als gedwarsboomd worden en reageert hij vanuit zijn gekrenkte trots en niet vanuit de inhoud.

In welke beweeg-redenen worden de emoties vertaald?

Het werk moet dienstig zijn aan de eigen behoeften en volledig bij hem passen. De werkgever is een instrument om hem te dienen. In de SW betekent dat het zich opstellen als consument van een voor-ziening. De werkgever en zijn collega’s moeten zich plooien. ‘Ik heb eisen waar de werkgever aan moet voldoen. Mijn af-genomen arbeidsvermogen moet door de SW gecompenseerd worden en ik bepaal tot hoever dat gaat’.

Hoe neemt hij waar?

Wat zijn zijn informatiefilters?

Hij verwerkt de binnenkomende informatie vanuit het perspectief van de dienstbaar-heid aan zijn eigen belang. Zaken die daarin niet passen negeert hij tot iemand anders ze dwingend naar voren brengt.

Dan is zijn reactie dat hij dit nu voor het eerst hoort en zal hij ermee aan de slag gaan om ze te laten passen en te plooien in zijn eigen strategie.

Het advies moet het mogelijk maken dat hij kan afwegen welke oplossing hij kiest op basis van de geschetste consequenties van de mogelijke oplossingsrichtingen.

Het advies moet zijn zelfkennis verhogen.

Het advies moet hem uitdagen te leren van zichzelf.

Het advies moet passen binnen de moge-lijkheden van het bedrijf

Het advies moet tot actie leiden.

Wat is de bronaanpak die de psycholoog voorstelt?

Het voorstel is om via een loopbaanplan op korte termijn geschikt werk te zoeken dat tegelijkertijd na verdere opleiding tot passend werk op lange termijn kan leiden. Dat houdt in niet langer in de huidige ploeg blijven werken maar aan ander werk beginnen.

Welke redenering zit hier achter?

Allereerst is de relatie met zijn huidige werkleider en collega’s al zo verziekt dat de verwachting is dat afspraken maken en elkaar daar aan houden niet langer dan een week stand zou houden. Gezien hij een olifantengeheugen heeft en niet

genegen is te vergeven, en, gezien de leidinggevende een escalatie van onvrede naar andere ploeggenoten vreest zal een nieuwe confrontatie niet lang uitblijven. Daarom moet een nieuwe start op een andere werkplek en met andere mensen plaats vinden.

Een persoonverandering in de vorm van een therapeutische ingreep is niet aan de orde omdat Bart naar zijn gevoel goed in zijn vel zit en geen behoefte heeft aan veranderen. Om hem in de nieuwe situatie een goede kans te geven langdurig zonder conflicten te kunnen laten werken, is het nodig dat die situatie een zodanige uitdaging op korte en middenlange termijn inhoudt, dat hij op zijn tenen moet lopen en anderen nodig heeft om te slagen, zodat hij geen tijd heeft om achter-overleunend de situatie te kunnen bestuderen en te bespelen.

Daarom moet het werk worden in een sector die hij tot nu toe nog niet heeft bewandeld. Tegelijkertijd biedt de nieuwe situatie de mogelijkheid dat hij gezien zijn afhankelijkheid van anderen niet op conflicten uit zal zijn omdat hij anders de zwarte piet zou krijgen en omdat hij het geheel onvoldoende zal kunnen overzien om hem zelf uit te delen.

Als nieuw werk dient zich aan een administratieve baan aan, met een doorgroeimogelijkheid naar de dienstverlening op dit terrein in een ambulante functie, waarin het op huisbezoek gaan om informatie te verzamelen de hoofdtaak is. Het bedrijf heeft behoefte aan werknemers die deze taak zelfstandig kunnen vervullen.

Dat betekent dat hij eerst een jaar op kantoor in de admini-stratie moet werken en dat hij een vaardigheidstraining moet volgen en daarna de ambulante functie kan krijgen.

Bart gaat op het voorstel in. Hij aanvaardt de stelling dat

terugkeren in zijn eigen functie een doodlopende weg is omdat de leidinggevende uiteindelijk meer macht heeft dan hij en hij ziet wel wat in die zelfstandige ambulante functie want die biedt eigen speelruimte. Tevens biedt de vaardigheidstraining hem wellicht meer instrumenten om in de communicatie met de ander zijn eigen belang op een meer acceptabele manier dan hij nu kon te berde te brengen.

Is dit een bronaanpak?

Omdat een persoonsverandering niet aan de orde is dient de oplossing hem in staat te stellen aan zijn trekken te komen zonder in conflicten te belanden en tegelijkertijd perspectief te bieden op een blijvende arbeidssituatie. Duidelijk is al dat hij gezien zijn afnemend arbeidsvermogen niet veel langer in zijn oude vak kan blijven. Door deze stap te zetten kan hij zichzelf blijven, zich prettig voelen en zich aan de verandering aan-passen. Het werkende principe dat dit plan kan doen slagen is dat hij in werk belandt waar hij op zijn tenen moet lopen.

Wanneer hij inziet dat hij afhankelijk is van zijn collega’s en daardoor tot samenwerken komt, dan hebben Bart en het bedrijf een structurele stap gezet naar een blijvende arbeids-relatie. Zijn structurele afhankelijkheid in het begin zal hem de mogelijkheid geven zich van een andere kant te laten zien dan tot nu toe, en, goodwill te kweken door zich als een construc-tieve werknemer te manifesteren. Het probleem waarmee hij zich nu meldt bestaat dan niet meer.

De afloop

Bart heeft vijf jaar met succes gewerkt op deze afdeling in de twee genoemde functies. Uiteindelijk zijn de drie ambulante functies — waarvan hij er een invulde — afgeschaft. Dit is niet gebeurd omdat Bart daar werkte. Het laatste half jaar zijn

er wel irritaties bij de leidinggevenden over het onvoldoende functioneren van het groepje van drie. Zij vullen eigengereid hun werk in en de leiding verliest langzaamaan grip op hen.

Dat heeft zeker geholpen om de functies te doen verdwijnen en op een andere manier de benodigde gegevens te verzame-len. Voor Bart wordt gezocht naar nieuw werk waarbij de toe-gepaste strategie van 5 jaar geleden opnieuw uitgeprobeerd zal worden. Hij zoekt actief mee want hij heeft ervaren dat de eerste drie en half jaar voor hem rustig en prettig zijn verlo-pen. Daarna werd hij zo vertrouwd met het werk dat zijn oude behoefte aan slinks domineren de kop weer opstak. Dat deed hij door nieuwe werkwijzen op eigen initiatief in te voeren en zich meer en meer oncontroleerbaar op te stellen. Dat ziet hij in maar hij zegt daar niets tegen te kunnen doen.

Analyse zoals die volgens het theoretisch kader moet plaats vinden

Wat is zijn probleem gerelateerd aan het werk en zijn keuze voor dit werk?

Barts probleem is dat hij in zijn huidige werk niet volledig zelf kan bepalen hoe hij zijn werk doet. Zijn werkleider is niet meer gevoelig voor zijn argumenten en eist van hem dat hij zich aanpast en dat hij presteert net zoals zijn collega’s.

Dit terwijl in Barts opinie dit werk een voortzetting is van zijn werk in het reguliere bedrijfsleven, waar hij steeds zijn zin kon doordrijven door zo nodig van werkgever te veranderen. Nu kan hij deze strategie niet meer hanteren gezien zijn handicap en moet hij zich voegen of ander werk gaan doen waarvan hij inschat dat hij nog minder leermogelijkheden krijgt dan nu.

Hij zit dus klem en probeert via een autoriteit, in dit geval de

Hij zit dus klem en probeert via een autoriteit, in dit geval de

In document LEVEN IS LEREN OP GEVOEL (pagina 84-100)