• No results found

Het project IJsselmeerdijkkruising bij Workum kan worden opgedeeld in twee fasen, de

offertefase en ontwerpfase. In de offertefase wordt een plan van aanpak opgesteld, over

hoe de ontwerpfase ingericht wordt en welke werkzaamheden daaruit voortvloeien. Hieruit

kan uiteindelijk ook worden opgemaakt welke kosten verbonden zijn aan het ontwerpen.

De volgende documenten zijn gebruikt voor de beschrijving:

Ø Kruising 1200 mm gasleiding met IJsselmeerdijk te Workum (CO-417450.0008 v01)

Ø Offerte; voorlopig ontwerp van de kruising van een ø 1200 mm gasleiding met de

7.3.1 De offertefase

Gasunie heeft GeoDelft gevraagd om een offerte te maken voor het ontwerpen van de

IJsselmeerdijkkruisingen bij Workum en Medemblik. Tijdens de offertefase wordt een

vooronderzoek gedaan op basis waarvan een plan van aanpak wordt opgesteld. In het

vooronderzoek wordt globaal gekeken, wat men kan verwachten qua grondopbouw en

omgevingsfactoren. Dit vormt de basis voor het plan van aanpak, waarin beschreven staat

wat de benodigde werkzaamheden zullen zijn. Tevens moet dit voldoende inzicht geven om

het aantal benodigde sonderingen en boringen te bepalen.

De geboorde gasleiding komt in het tracé van twee bestaande gasleidingen te liggen en

zal een lengte van ongeveer 800 meter hebben op een diepte van ongeveer 19 meter onder

NAP. Het in-/uittredepunt aan de landzijde zal een paar honderd meter van de

IJsselmeerdijk in de Workumer polder liggen. Tussen de IJsselmeerdijk en het

in-/uittredepunt aan de IJsselmeerkant ligt een ondiep gebied, wat wordt aangemerkt als

natuurreservaat. De leiding wordt hier onderdoor geboord. De opdrachtgever heeft de

voorkeur uitgesproken om de kruising uit te voeren door middel van de HDD-methode. Dit

is een gestuurde boring en kan voor lange afstanden worden ingezet, zie bijlage 7.

De ontwerpopdracht, zoals beschreven in het plan van aanpak, bestaat uit de volgende

onderdelen:

Ø Terreinverkenning

Ø Inmeten onderzoekslocatie

Ø Het maken van 9 sonderingen en 4 boringen

Ø Interpretatie van het grond- en laboratoriumonderzoek

Ø Keuze van een geschikt trace/geometrie

Ø Bepalen grondmechanische parameters

Ø Bepalen parameters voor het boorproces

Ø Vaststellen risico’s en maatregelen om risico’s te verkleinen

Ø Leveren van een rapportage met onderzoeksresultaten en situatie tekeningen

In de offertefase wordt niet expliciet aandacht besteed aan mogelijke risico’s die zich

zouden kunnen voordoen bij het doen van sonderingen/boringen of problemen waar men

tegenaan kan lopen bij het ontwerpen van het traject. In deze fase is het verschil tussen

het geven van advies om een bepaalde handelswijze te volgen, met als doel om het proces

goed te laten verlopen, en het beschrijven van risico’s met de bijbehorende

beheersmaatregelen heel klein. Het volgende tekst fragment uit de originele offerte is

hiervan een goed voorbeeld. De opdrachtgever zal uiteindelijk bepalen of het voorgestelde

plan van aanpak wordt gevolgd.

Tekst fragment:

…De grondopbouw (keileem, grind, stenen, potklei), in relatie met de grote lengte en diameter van

de boring, zou mogelijk problemen kunnen opleveren met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de

boring. (Risico) Aanbevolen wordt daarom om naast een aantal sonderingen en boringen ook

laboratoriumproeven te doen om beter inzicht te krijgen in de eigenschappen van het te doorboren

grondmateriaal. (Beheersmaatregel)…

Bron: offerte GeoDelft

7.3.2 Ontwerpfase

Nadat de Gasunie de opdracht heeft gegund aan GeoDelft zijn de werkzaamheden zoals

voorgesteld in de offerte in gang gezet. Het rapport is opgedeeld in vier onderdelen;

beschikbare gegevens, geotechnische en geohydrologische gegevens,

berekeningsresultaten en risico’s bij de uitvoering. De inhoud van de drie laatst genoemde

onderdelen volgt in korte beschrijvingen.

Geotechnische en geohydrologische gegevens

Dit onderdeel bestaat uit een beschrijving van de grondopbouw, grondwaterstanden en

stijghoogtes8, resultaten van labaratorium proeven, en de tracékeuze, zowel horizontaal als

verticaal.

De grond wordt beschreven aan de hand van de gemaakte sonderingen en

grondboringen, die gedaan zijn door de buitendienst van GeoDelft (GeoLab). In het

laboratorium is nog een aantal proeven gedaan om parameters te bepalen, welke nodig zijn

voor berekeningen, die gedaan moeten worden. Een tracé wordt bepaald met de resultaten

en gegevens die dan voorhanden zijn. Hierbij worden de randvoorwaarden die gesteld zijn

door de opdrachtgever in acht genomen en wordt ook gelet op mogelijke risico’s die het

ontwerp en de uitvoerbaarheid kunnen beïnvloeden. Het uittredepunt van de boring kan

niet precies worden bepaald, Om te voorkomen dat de boring niet in de bouwput uit zou

kunnen komen, wordt het intredepunt in de bouwkuip in het IJsselmeer gekozen.

Daarnaast is het risico op een blow-out9 aan de zijde van het uittredepunt hoger, waardoor

het bentoniet in het IJsselmeer terecht zou kunnen komen. Als laatste wordt de geometrie,

of anders gezegd het verticale tracé, bepaald. Hierbij houdt men rekening met verschillende

grondlagen waar de boring doorheen zal voeren. Ook hierin wordt een bepaalde

risicoafweging gemaakt. Aan de hand van de geldende omstandigheden en risico’s die

daaraan verbonden zijn, wordt een optimaal ontwerp gemaakt.

Berekeningsresultaten

In dit onderdeel worden een aantal berekeningen gemaakt voor het dimensioneren van

het ontwerp. Hierbij wordt aandacht besteed aan de volgende uitvoeringsaspecten;

muddrukken, trekkrachtbelasting op de leiding en mogelijke kwelproblematiek bij het

uittredepunt. De berekeningen worden gemaakt met de parameters die verkregen zijn uit

de bodemonderzoeken die eerder plaats hebben gevonden. Binnen de bestaande

ontwerppraktijk wordt veelal gebruik gemaakt van de modelleringprogramma’s binnen LISA

en MDRILL. Hiermee wordt aandacht besteed aan de bepaling van grondmechanische

parameters voor onder andere, de uit te voeren sterkteberekeningen en bepaling van

optredende en de te verwachten trekkrachten. Hierbij zal de nauwkeurigheid van de

uitkomstwaarde afhankelijk zijn van de nauwkeurigheid van de invoerparameters.

Risico’s bij de uitvoering

Bij het uiteindelijke advies en ontwerp is ook aandacht besteed aan een aantal risico’s

die te maken hebben met het uitvoeringaspect van het ontwerp. De volgende risico’s zijn

door middel van ervaring door de geotechnisch adviseur geïdentificeerd:

Ø Mogelijk optreden van een Blow-out – de druk in het boorgat is hoger dan de

gronddruk waardoor de grond omhoog wordt gedrukt.

Ø Mogelijk optreden van kwel10 - het niveau van de leiding aan de uittredekant ligt ter

hoogte van het eerste watervoerende zandpakket.

Ø Mogelijk openbarsten van de bodem van de bouwkuip – bij de aansluiting van de

gestuurde boring op de vervolgleiding zal een kuip gegraven worden tot onder het

grondwaterniveau, wat er voor kan zorgen dat de bodem van de kuip openbarst.

Ø Geotechnische risico’s – hierin wordt aandacht besteed aan onverwachte situaties die

te maken hebben met het grondpakket zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid van

zwerfkeien in de ondergrond.

Ø Voorruimen en intrekken van de leiding – om het intrekken van de leiding goed te

laten verlopen onder de gevonden omstandigheden, wordt geadviseerd om meerdere

ruimgangen te laten plaatsvinden.

8

De stijghoogte is de waterdruk op een bepaald niveau in het grondpakket.

9

Een Blow-out is een calamiteit die kan optreden bij het boren van een leiding. Bij de eerste boring

(pilot-boring) wordt in het boorgat een bentoniet mengsel onder druk gezet om het geboorde gat stabiel/open te

houden en geboorde grond te verwijderen. Als de grond erboven onvoldoende tegendruk kan bieden tegen de

benodigde druk zal de grond openbarsten.

10

Wanneer water onder druk uit de grond komt spreekt men van kwel. Dit kan ontstaan doordat in een

watervoerende grondlaag een hogere waterdruk heerst dan ter hoogte van het maaiveld niveau.

Er worden per risico verschillende beheersmaatregelen geadviseerd aan de

opdrachtgever. Dit gebeurt op basis van ervaringen, hierbij wordt ook een schatting geven

van de effectiviteit van de maatregel. Het is aan de opdrachtgever om te bepalen welke

beheersmaatregel hij wenst te gebruiken.

Aan de hand van de rapportage is een aantal vragen gesteld door de opdrachtgever, die

betrekkingen hebben op een aantal ongeïdentificeerde risico’s.

7.3.3 Aanvullende vragen vanuit de opdrachtgever

Naar aanleiding van het rapport heeft de opdrachtgever een aantal aanvullende vragen

gesteld en op sommige punten verduidelijking gevraagd.

Ø Geohydrologische schematisatie – de opdrachtgever zou graag een schematisatie

ontvangen van het geohydrologisch profiel.

Ø Zoutgehalte grondwater – tijdens het opstellen van de rapportage is geen rekening

gehouden met de eventuele aanwezigheid van zout in het grondwater. Als er een

bepaalde mate van zout in het grondwater aanwezig is, heeft dit invloed op het

bentonietmengsel wat gebruikt wordt bij de boring. Een te hoog zoutgehalte kan

leiden tot instabiliteit van het boorgat.

Ø Kwelproblematiek – Men vraagt zich af of er geen kwel ontstaat bij het uittredepunt

ten gevolge van een extreme hoogwaterstand in het IJsselmeer tijdens de bouwfase.

In de rapportage is hier aan voorbij gegaan, omdat men op basis van ervaring

geconcludeerd heeft dat dit niet voor zal komen. De opdrachtgever heeft aangegeven

graag een berekening hiervan te krijgen, waarschijnlijk zal hij die moeten overleggen

bij het aanvragen van vergunningen bij het waterschap.

Ø Langsloopsheid11 – Ook ziet men graag berekeningen van de langsloopsheid van de

leiding. Ook hier is op basis van ervaring gezegd dat de mogelijkheid van het

ontstaan van langsloopsheid uitgesloten is en daarom niet opgenomen in de

rapportage.

Een aantal van de aanvullende vragen kunnen direct worden toegeschreven aan

gegevens, die nodig zijn voor het aanvragen van vergunningen bij het waterschap. Het is

interessant om te kijken of onderdelen van aanvullende vragen van de opdrachtgever wel

worden geïdentificeerd in de GeoQ benadering.