• No results found

Het primaat van de concrete aanpak staat haaks op de

In document Wat is van waarde? (pagina 42-45)

sociaal-democratische reflexen van

gedebatteer en gedifficulteer

45 ze enerzijds zich daarop hebben verlaten in

de afgelopen decennia, maar omdat ze zich er tegelijkertijd niet meer in kunnen herkennen. Juist omdat men op de arrangementen van de verzorgingsstaat is gaan leunen, wantrouwt men het functioneren ervan.

Dat uit zich in paradoxale commentaren waarin tegelijk om meer en minder publieke sector wordt gevraagd. De scholen zijn te groot, hun ordebeleid onduidelijk en hun visie te abstract. Maar kom niet aan (de belangen van) ‘mijn kinderen’. De politie is te vaag en te soft, behalve als het gaat om de eigen verkeersboetes. De democratie is onberekenbaar, bevoordeelt de elite en de buitenlanders, en bereikt daaren-boven ook niets. Deze enigszins karikaturale opsomming staat voor een maatschappelijke druk die zich richt tegen bestuurders, publieke functionarissen en uiteindelijk tegen andere burgers.

Ook al spelen dergelijke sentimenten niet bij iedereen, ze komen hoe dan ook tot ons via die media die ‘de lust van de onvrede’ maar al te graag exploiteren. Deze toestand maakt iedereen onzeker, terwijl meer zekerheid juist gewenst is. Wat ontbreekt, is een gemeenschap-pelijk verhaal tussen de instituties, de professio-nals die daarbinnen opereren en de burgers die er tot hun recht moeten komen.

Onverkort behoud van de huidige inrichting van de publieke sector kan nooit het uitgangs-punt van een moderne sociaal-democratische visie zijn. De publieke sector heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot een moloch van grote instituties, te veel verdienende be-stuurders en nodeloos ingewikkelde procedures en afrekenmodellen. De publieke sector kent te veel perverse effecten en is om die reden ook nog eens te duur. De noodzakelijke beweging is veel meer in de richting van lichte structuren, die passen bij de netwerkmaatschappij. Dicht bij de problemen van burgers, ondersteunend aan hun mogelijkheden en met geloof in hun kansen op maatschappelijke verbetering. Veiligheid is zo, naast de concrete aanpak, ook het verhaal van zekerheid en betrokkenheid, in

sociale verbanden die mede door de overheid vormgegeven moeten worden.

Het gaat uiteindelijk om nieuwe verhoudin-gen tussen beleid, beroepskrachten en burgers. Deze staan niet langer in het teken van het institutionele aanbod, maar ook niet in dat van de ongearticuleerde vraag van burgers. Aanbod-sturing riekt naar bureaupolitiek en institutio-nele belangenbehartiging. En vraagsturing legt een te grote nadruk op consumentengedrag van burgers, dat past bij een neoliberale marktpoli-tiek. Deze twee benaderingen dienen te worden afgelost door een verhaal over problemen en kansen als uitgangspunten voor de publieke inrichting.

Bij problemen hebben we het over zaken die burgers direct aangaan, het komen tot gedeelde diagnoses, een ’behandeling’ met betrokkenheid van alle relevante partijen. Uiteindelijk gaat het om een concreet verhaal, maar niet beperkt tot de vraag, maar beredeneerd vanuit een gemeen-schappelijk probleem. Naast deze benadering van probleemsturing dient ruimte te zijn voor een kansenbeleid. Kansen voor individuen en groepen, die zich binnen hun eigen context voordoen.

Het grote verhaal van de zekerheid, waar-binnen veiligheid zich als concreet probleem voordoet, gaat uiteindelijk over problemen en kansen rond concrete individuen en situaties. De verlangde ‘grote beweging’ is paradoxaal ge-noeg die naar klein, betrokken, concreet, lokaal en initiatiefrijk: pragmatisch en idealistisch tegelijkertijd. Niet bij gebrek aan beter, maar omdat de abstracte en vervreemdende kwaliteit van de instituties daarom vraagt.

Burgers voelen zich zeker indien zij zich gekend, gehoord en serieus genomen weten. Dat betekent niet het klakkeloos volgen van sentimenten van burgers en vooral geen slappe knieën van bestuurders. Een institutionele beschaving ¬ zoals de sociaal-democratie die vertegenwoordigt ¬ luistert en corrigeert, expliciteert verwachtingen en vraagt om weder-kerigheid. Niet in de vorm van stelselherzienin-gen, geforceerd leiderschapsgedrag en top-down Hans Boutellier Sociale veiligheid als vorm van bestaanszekerheid

46

politiek, maar door te weten wat er speelt (pro-blemen en kansen) en het geven van realistische en betekenisvolle beoordelingen die relevante partijen aanspreken en erbij betrekken.

een sociaal-democratische visie op veiligheid in vijf punten

Vorenstaande beschrijving geeft aanleiding om te komen tot een aantal uitgangspunten voor een veiligheidsbeleid vanuit sociaal-democra-tisch perspectief. 4 Daarin speelt het concrete verhaal van de aanpak van criminaliteit, overlast en antisociaal gedrag, tegen de achtergrond van een groter verhaal van existentiële zekerheid, dat verder strekt dan schade en slachtofferschap, opgelopen door toedoen van andere burgers. 1. Criminaliteit en antisociaal gedrag zijn legitieme sociaal-democratische thema’s. Het streven naar veiligheid is geen vanzelfsprekend onderdeel van het sociaal-democratische verhaal. Dat heeft veel te maken met het mens- en maatschap-pijbeeld (goede condities verhelpen het kwaad), terughoudendheid in morele zaken (fundamen-talistisch moreel relativisme) en angst om te straffen (overdreven lankmoedigheid). Sociaal-democraten geloven uiteindelijk in goede mensen, en dat is een mooi uitgangs-punt. Toch kan dit nooit de overpowering van de ene mens ten opzichte van de andere (een uitdrukking van Nagel) goedpraten. Het recht van de sterkste behoort de staat toe. De demo-cratische rechtsstaat veronderstelt met andere woorden handhaving van de rechtsorde. Dat is het vertrekpunt voor een sociaal-democratisch veiligheidsbeleid. De rechtsstaat betreft niet alleen bescherming tégen de overheid, maar ook bescherming dóór de overheid.

De schitterende verworvenheid dat con-flicten door democratie en recht bespreekbaar blijven, betekent dat men ook de rechten van anderen accepteert. Wie dat via crimineel en antisociaal gedrag niet doet, plaatst zich ‘buiten de orde’ en kan daarvoor vervolgd worden. Burgers hebben het recht op bescherming tegen

onwettige inbreuken op hun sociale rust. Dit impliceert ook de erkenning van de behoefte aan vergelding, dat wil zeggen proportionele leedtoevoeging aan de dader via de rechtspraak. De legitimiteit van het concrete verhaal over de bestrijding van criminaliteit is geworteld in de democratische rechtsstaat.

2. Veiligheid moet ook in de brede zin van zekerheid worden begrepen. De sociale rust van burgers en de kwaliteit van de democratische rechtsstaat kan op talloze manieren onder druk komen te staan. Zowel commune criminaliteit als zware criminaliteit c.q. georganiseerde misdaad verdient een serieuze aanpak. Veiligheid raakt langs die lijnen in objectieve zin de bestaans-zekerheid van burgers. Maar ook de beleving van veiligheid is van belang. Deze dient serieus genomen te worden, ook, of misschien wel juist, omdat daar andere gevoelens van existentiële onzekerheid in schuilgaan.

Veiligheid verwijst ook naar sociale spannin-gen, maatschappelijk onbehaspannin-gen, onvrede met instituties en argwaan ten opzichte van de over-heid. Objectieve criminaliteitscijfers en subjec-tieve veiligheid, commune en georganiseerde criminaliteit kunnen in de wijken verknoopt ra-ken. Het is daarom van belang het veiligheidsbe-leid breed te voeren. In de eerste plaats door een voortvarende aanpak van concrete problemen via geïnspireerde samenwerking. In de tweede plaats door een geloofwaardige strategie ten aanzien van een breder gevoel van onbehagen. In urgente situaties kan van de onrust over de veiligheidsituatie zelfs een organiserende kracht uitgaan. In Rotterdam lukte het een ‘regimeverandering’ te realiseren (zonder PvdA). Veiligheid behoeft een geloofwaardig overheids-beleid: in de concrete aanpak van criminaliteit en overlast en in de institutionele aanspreking van individuen tot burgers (zie punt 3). 3. Veiligheid is een thema van de publieke sector in den brede. Veiligheid als zekerheid is een domi-nant thema voor de open netwerkmaatschappij, waarvoor het optreden van politie en Justitie

47 altijd tekort zal schieten. Uiteindelijk heeft het

te maken met de mate waarin mensen zich ‘thuis’ voelen op de straten en op de pleinen, in de scholen en op het werk. Een plein moet veilig zijn om kinderen er te kunnen laten spelen. In de realisatie van de grotere strategie over zekerheid speelt de publieke sector voor sociaal-democraten een cruciale rol. Niet de markt en niet de gemeenschap op zichzelf, maar het samenspel daarvan met een zelfbewuste publieke sector geeft de doorslag. En juist daar is de Partij van de Arbeid op achterstand komen te staan. De lange mars door de instituties van Den Uyl was zo succesvol dat zij heeft geleid tot hun verstopping en verlamming.

Voor een aansprekende publieke sector dient veel te worden teruggewonnen: daadwerkelijke betrokkenheid bij de problemen en kansen van burgers en samenleving in plaats van geves-tigde belangen en bureaucratische reflexen. Daarin kan van burgers wederkerigheid worden verwacht. Dit is een algemeen punt dat de betekenis van het veiligheidsbeleid overstijgt. Maar het is cruciaal voor het grote verhaal van de zekerheid. Burgerschap realiseert zich in de organisaties van de publieke sector.

4. Interventiestrategieën dienen zowel disciplinerend als emanciperend te zijn. Een sociaal-democratisch veiligheidsbeleid betekent optreden en straffen, maar ook blijven geloven in de mogelijkheden van mensen. Niemand wordt definitief afge-schreven en iedereen verdient in ieder geval een menswaardige behandeling, ook in detentie. Dit geldt zelfs voor mensen voor wie terugkeer naar de samenleving niet meer mogelijk is.

Concreet gaat het hier om mogelijkheden voor behandeling in een gedwongen kader, in goede nazorg na detentie en om introductie van vor-men van herstelrecht waar dat mogelijk is. (Her-stelrecht is de verzamelnaam van initiatieven om daders tot inkeer te laten komen door hen te confronteren met het leed dat zij het slachtoffer hebben aangedaan. Dit kan via een gesprek met het slachtoffer, maar ook via een gebaar zoals een brief, een boodschap of schadevergoeding.) Ook verdergaand dient meer te worden ingezet op de relatie tussen ontwikkeling en begrenzing. Dit geldt voor de opvoeding, voor de scholen en voor de publieke ruimte. Meer in het bijzonder gaat het ook om de legitimiteit en de kwaliteit van ‘achter de voordeurstrategieën’. De overheid heeft hier een legitieme titel indien de belangen van de betrokkenen worden meege-wogen in de aanpak, er duidelijke standaarden zijn voor de interventies en er sprake is van (democratische) controle op de uitvoering. 5. De inrichting van de rechtshandhaving vraagt om subsidiariteit, democratische controle en lokale sturing. Handhaving is geen doel op zich. Uitein-delijk gaat het om de naleving van de wet door burgers. Naleving kan ook op andere manieren worden bevorderd: door opvoeding, door expli-citering van verwachtingen, door wederkerig-heid, door te wijzen op rechten en op plichten. Het gebruik van publieke diensten dient gepaard te gaan met benadrukking van de ver-wachtingen. Goed onderwijs veronderstelt uit-geruste kinderen, die ontbeten hebben voordat ze op school komen, en betrokken ouders. Vraag dat van ze! Betaalbare huisvesting in een pret-tige woonomgeving is alleen te leveren indien de huurders zich daarnaar gedragen.

In het principe van subsidiariteit schuilen mogelijkheden voor naleving die onvoldoende worden benut. Daarenboven is een expliciete visie op de organisatie van politie, Justitie, parajustitiële organisaties (zoals reclassering en Halt), stadstoezicht en veiligheidshuizen van belang. Hier is sprake van uitbreidende functies van risicobeheersing, toezicht en controle. Hans Boutellier Sociale veiligheid als vorm van bestaanszekerheid

De lange mars door de instituties

In document Wat is van waarde? (pagina 42-45)