• No results found

Nationale staten moeten ook zelf actie ondernemen om de uit de

In document Wat is van waarde? (pagina 70-74)

hand gelopen financialisering

van onze economie een halt toe te

roepen

73 men, anderzijds zou zij alternatieve vormen

van eigendom en bestuur in de praktijk moeten stimuleren en uitproberen. Het coµperatieve model ¬ zoals van de Rabobank ¬ zou daarbij als inspiratiebron kunnen dienen.

geordende ruimtelijk-economische ontwikkeling

De sociaal-democratie heeft vanaf het begin van haar bestaan gestreefd naar een stads- of gemeen-tepolitiek die een antwoord kon bieden op het klassekarakter van de stedelijke ordening en de uiterst negatieve gevolgen van de urbanisatie voor de arbeidersbevolking. Volkshuisvesting, volksgezondheid, voedselvoorziening, culturele ontwikkeling, onderwijs: het werden centrale thema’s in een ontwikkelingspolitiek voor de stedelijke arbeidersbevolking ¬ en later voor de stedelijke bevolking tout court. Het is deze tradi-tie van het wethouderssocialisme die ook in de huidige tijd inspiratie kan bieden aan het lokaal-politieke project van de PvdA. Datzelfde kan gel-den voor de opvattingen die de sociaal-democra-tie expliciet formuleerde in het Plan van de Arbeid over een evenwichtige industrialisatie in heel Nederland, dus ook in de plattelandsgebieden. Na de oorlog werd het stimuleren van de re-gionale ontwikkeling een van de pijlers van het industrialisatiebeleid. Dat de toen gehanteerde instrumenten niet zonder meer toepasbaar zijn in de huidige economische verhoudingen kan geen alibi zijn om dit vraagstuk eenvoudigweg van de politieke radar te laten verdwijnen. Er zijn nieuwe instrumenten voorhanden ¬ en er zijn mogelijkheden voor een sterkere rol voor het regionale bestuur, zoals het wbs-rapport Een economisch mozaïek. De PvdA en regionale economi-sche politiek uit 2007 heeft laten zien.

De verschillen in groeipad en groeipatroon die zich in de eurozone voordoen stellen ons voor een specifiek probleem, omdat de nationale economieën door de gemeenschappelijke munt aan elkaar zijn gekoppeld. Niet alleen ontstaat ernstige wrijving door verschillen in economi-sche en financiële politiek in de verschillende

landen, de verschillen in economische uitgangs-positie, structuur en ontwikkelingspatroon zijn ¬ zeker in tijden van tegenspoed ¬ nauwelijks te overbruggen in één muntunie. De huidige reactie om het Europese korset om de eurozone nog wat strakker aan te trekken en dwingender en centralistischer vanuit de Europese com-mandocentra te werk te gaan is misschien wel begrijpelijk, maar zal op de langere termijn naar mijn stellige overtuiging contraproductief wer-ken. De ernstige weeffout bij het ontstaan van de emu zou op langere termijn beter kunnen worden gecorrigeerd door juist meer ruimte te scheppen voor de verschillende landen en regio’s om op eigen wijze en naar eigen inzicht hun economische ontwikkeling te begeleiden en vorm te geven.

het belang van ondernemerschap Vanaf het vroege begin van de sociaal-democra-tische beweging bestond er in die kring sterke weerzin tegen het arbeidsloze inkomen van aandeelhouders/dividendtrekkers en de over-heersing van financiële belangen in de onderne-ming. De Fabian Essays in Socialism, een product van het hervormingsgezinde socialisme in het laat negentiende-eeuwse Engeland en in 1894 in het Nederlands vertaald door F.M. Wibaut, brengen waardering op voor de kapitalist als ondernemer. Aanvankelijk ‘was de kapitalist een ondernemer, een bestuurder die hard werkte in zijn zaak en die ontving wat de staathuishoud-kundigen het “ondernemersloon” hebben ge-noemd. Zoolang de kapitalist deze taak vervulde mocht men hem op allerlei wijze beperken en belemmeren; doch missen kon men hem niet.’ Met de scheiding van de ondernemersfunctie van die van kapitaalverschaffer ontstaat echter een geheel nieuwe situatie. De directeur van een bedrijf wordt nu door zijn aandeelhouders gedwongen om voor hen de grootst mogelijke dividenden te verdienen. De oude persoonlijke verhouding tussen de arbeider en de meester is verdwenen; er is niets in de plaats gekomen ‘dan een geldelijke band’. De Fabians, die aanzienlijk Frans Becker Tijd voor tegenwicht

74

meer invloed uitoefenden in de vroege sociaal-democratische beweging in Nederland dan vaak wordt aangenomen, keerden zich daar krachtig tegen. ‘Het is van belang, op moreele zowel als economische gronden, om duidelijk te maken, dat het openbaar belang in geen enkel opzicht wordt bevorderd door het bestaan eener klasse van nietsdoende rijken. De schatten die hun voorouders te hunnen behoeve hebben verzameld, komen ongetwijfeld de industrie ten nutte voor zoover ze als kapitaal worden aangewend; doch wat zij in weelde en ledig-heid verteren in geen kapitaal, en komt aan niets anders ten nutte dan aan hun eigen onnut bestaan’, aldus wordt de econoom Cairnes met instemming aangehaald.

Ruim een eeuw later staan ondernemer-schap en innovatie weer centraal bij sociaal-democratisch georiënteerde economen van neo-schumpeteriaanse snit, die niet de markt en marktuitkomsten als het alfa en omega van de economie beschouwen, maar vooral kijken naar wat er in ondernemingen gebeurt en naar de voorwaarden waaronder ondernemerschap en innovatie gedijen. Kuttner en Stiglitz hebben in de vs aandacht gevraagd voor deze bena-dering, in Nederland kan het werk van onder meer Schenk en Dankbaar tot deze richting worden gerekend. Er vloeit een interessante politieke agenda uit voort ¬ zeker als deze zich op duurzame ontwikkeling richt ¬ die tot nu toe niet tot het PvdA-program is doorgedron-gen. Inmiddels ontstaat elders in de Europese sociaal-democratie wel belangstelling voor een politieke economie van (duurzame) innovatie en ondernemerschap. Zelfs industriepolitiek verschijnt weer op de agenda.

publieke verantwoordelijkheid De sociaal-democratische traditie in Neder-land biedt voldoende aanknopingspunten om opnieuw een eigen, zelfstandige koers uit te zetten. Het idee van een gemengde econo-mie, waarin de productieve krachten van het kapitalisme zijn ingebed en georganiseerd

naar maatstaven van sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid zal opnieuw vorm moeten worden gegeven. Een economische orde waarin ondernemerschap en (duurzame) innovatie hun plaats krijgen, naast democratisch onderne-mingsbestuur, een goed geordende en geregu-leerde financiële sector, een robuuste publieke sector, een goede werkplek en evenwichtige inkomensverhoudingen. Een economische orde, kortom, waarin meer publieke ethiek heerst. Een dergelijke koers vraagt om moed en verbeeldingskracht. De huidige economische crisis en de onevenwichtigheid waaraan het he-dendaagse kapitalisme lijdt vereisen tegenwicht en nieuwe spelregels. Daarvoor zijn politieke en maatschappelijke initiatieven nodig ¬ om ordening, stimulans en checks and balances tot stand te brengen. Een krachtig beroep op pu-blieke verantwoordelijkheid en pupu-blieke ethiek ¬ in alle openbaarheid aan de orde gesteld ¬ zou daarvan deel moeten uitmaken.

Markten kunnen in een vrije maatschappij niet zonder moraal, zonder een vertrouwens-basis die verankerd is in maatschappelijke omgangsvormen. Bij de hervorming van de verzorgingsstaat en het sociale zekerheidsstel-sel wordt in toenemende mate op een publieke ethiek (wederkerigheid, een bijdrage aan de maatschappij leveren, rechten en plichten) een beroep gedaan. Maar de financiële crisis heeft laten zien hoezeer in de zakenelite ¬ de goeden niet te na gesproken ¬ de publieke moraal en de vertrouwensbasis zijn aangetast. Daarom zou een sociaal-democratisch program zich ook moeten richten op bevordering van een publieke ethiek en publieke verantwoording in bredere zin: in het publieke domein zelf, als het om staat en burgerschap gaat; in het maatschappelijk middenveld; in het bedrijfsleven; en in de PvdA. Dit artikel is een bewerking van het paper dat Frans Becker schreef voor de conferentie in Madrid, decem-ber 2010, van het door de wbs en Policy Network georganiseerde Amsterdam Process, en is mede gebaseerd op de discussies in de wbs-werkgroep Financiële Crisis.

75

Literatuur

Frans Becker e.a., Een economisch

mozaïek. De PvdA en regionale economische politiek, wbs,

Am-sterdam 2007.

Arnoud W.A. Boot, De ontwortelde

onderneming. Ondernemingen overgeleverd aan financiers?, Van

Gorcum, Assen 2009. Paul Bordewijk, ‘De bank als

nuts-bedrijf’, in: s&d 2009/9. Colin Crouch, Post-Democracy,

Po-lity Press, Cambridge 2004. Ben Dankbaar, ‘Innovatie en

ken-niseconomie’, in: Politieke visies

op innovatie, Projectbureau

Innovatieplatform, Den Haag 2005.

Paul Kalma, Links, rechts en de

voor-uitgang, Mets&Schilt/wbs,

Amsterdam 2004 (waaraan het citaat van Tawney is ontleend). E.V.K. FitzGerald e.a., Geld zonder

grenzen. Nieuwe regels voor het ka-pitaalverkeer, wbs, Amsterdam

2000.

Andrew Gamble, The Spectre at the

Feast. Capitalist Crisis and the Po-litics of Recession, Palgrave

Mac-millan, New York 2009. Anton Hemerijck e.a. (eds.),

Af-tershocks. Economic Crisis and Institutional Choice, Amsterdam

University Press, Amsterdam 2009.

Barbara Hogenboom e.a.,

Onderne-men of overneOnderne-men. Corporate go-vernance en de sociaal democratie,

wbs, Amsterdam 2001. Donald Kalff, Modern kapitalisme.

Alternatieve grondslagen voor grote ondernemingen, Business

Contact, Amsterdam/Antwer-pen 2009.

Robert Kuttner, Everything for Sale.

The Virtues and Limits of Markets,

University of Chicago Press, Chicago 1997.

Egbert Kalse en Daan van Lent,

Bankroet. Hoe bankiers ons in de ergste crisis sinds de Grote Depres-sie stortten, Prometheus,

Amster-dam/Rotterdam 2009. Charles P. Kindleberger, The World

in Depression 1929-1939,

Univer-sity of California Press, Berke-ley/ Los Angeles 1973.

Charles P. Kindleberger and Robert Z. Aliber, Manias, Panics and

Cra-shes. A History of Financial Crises,

Macmillan Publishers, Basin-stoke 2005.

Paul Langley, The Everyday Life of

Glo-bal Finance: Saving and Borrowing in Anglo-America, Oxford

Uni-versity Press, Oxford 2008.

Plan van de Arbeid. Rapport van

de commissie uit N.V.V. en S.D.A.P., Amsterdam 1935.

Priorities for a new political economy: Memos to the left, Policy

Net-work, Londen 2011.

Robert B. Reich, Superkapitalisme en

de bedreiging voor onze democra-tie, Business Contact,

Amster-dam/Antwerpen 2007.

Socialisme (‘Fabian Essays in

Soci-alism’), vertaald door F.M. Wi-baut. Eerste Deel: Grondslagen, Amsterdam 1891.

Joseph Stiglitz, Freefall. Free Markets

and the Sinking of the Global Eco-nomy, Penquin Group, Londen

2010.

Menno Tamminga, De uitverkoop

van Nederland. Hoe een onderne-mend land geveild werd,

Prome-theus/nrc Boeken, Amster-dam/Rotterdam 2009. J.M. den Uyl, Inzicht en uitzicht.

Op-stellen over economie en politiek.

Met een inleiding van M. van Rossem, Bert Bakker, Amster-dam 1988.

Olav Velthuis & Liesbeth Noor-degraaf-Eelens, Op naar de

volgende crisis! Over het verleidend vermogen van de financiële markt,

Klement, Kampen 2009. Th. Van der Waerden, ‘De

gemeen-schap en het bankwezen. Een pleidooi voor een centrale circu-latiebank van overheidswege’, deel 1 en 2, in: De Socialistische

Gids, 1934 nr. 4 resp. 5.

Martin Wolf, Fixing Global

Finan-ceHow to Curb Financial Crises in the 21ste Century, Yale University

Press, New Haven and Londen 2009.

76

Over de auteur Annemarieke Nierop is eindredacteur

van s&d

diensteneconomie

In document Wat is van waarde? (pagina 70-74)