• No results found

Het consumentisme moet overboord: de burger moet niet

In document Wat is van waarde? (pagina 152-155)

langer een klant zijn die klaagt bij

de overheid

155 samenspel van problemen met haar twee

kin-deren op straat dreigt te komen te staan. Haar ouders zijn bereid om haar tijdelijk onderdak te verschaffen. De ouders hebben echter een uitkering en de dochter heeft een bescheiden in-komen. Als er voor de bepaling van de uitkering naar het gezinsinkomen wordt gekeken, verlie-zen de ouders dus hun uitkering vanwege hun behulpzaamheid. En dus zal de dochter eerder een beroep doen op een publieke voorziening dan op haar ouders.

Het Broodfonds heeft ook last van zulke perverse prikkels. Als een zzp’er een arbeids-ongeschiktheidsverzekering afsluit, mag hij die aftrekken voor de belasting. Een bijdrage aan het Broodfonds is niet aftrekbaar. Dat lijkt logisch. Het geld wordt immers alleen op een andere eigen rekening gestort. Maar de facto is het een verzekeringspremie voor een klein-schalig coµperatief. Het zou beter zijn als de bijdrage net als particuliere verzekeringspre-mie wel aftrekbaar is. (Het betekent wel dat er belasting moet worden betaald op het moment dat iemand uit het Broodfonds stapt en de eigen reserve meeneemt).

In alle voorbeelden die nu aan bod zijn geko-men is het beroep op het sociale netwerk vrij-blijvend. De overheid stimuleert het, faciliteert het, maar stelt het niet verplicht. In sommige gevallen zou zo’n verplichtende aanpak echter wel op zijn plaats zijn. Bijvoorbeeld als het gaat om de reclassering van gedetineerden. Sinds enige tijd is het mogelijk om voorwaarden te stellen aan de voorlopige invrijheidsstelling. We weten heel goed dat de kans dat iemand recidiveert sterk afhangt van de sociale inbed-ding van een ex-gedetineerde. Waarom wordt er dan geen beroep gedaan op zijn sociale net-werk? Organiseer een Eigen Kracht-bijeenkomst waarin de gedetineerde met zijn netwerk een plan bedenkt om te voorkomen dat hij weer de fout in gaat. Het opstellen van zo’n plan kan zelfs een voorwaarde zijn voor de vroegtijdige invrijheidsstelling. Deze aanpak is natuurlijk niet voor alle gedetineerden geschikt. Maar dat onderscheid kunnen rechters maken.

minder vaste rechten en plichten Kiezen voor het versterken van sociale veer-kracht vergt ook een mentale omwenteling bij de burgers. Het consumentisme moet over-boord. De burger is geen klant meer die klaagt bij de overheid en dan op zijn grillige wensen bediend wenst te worden. De burger is mede-producent van de samenleving. Hij moet met behulp van zijn bondgenoten zijn lot in eigen hand nemen. Samen met een aantal anderen heb ik dat streven onlangs de Wikistad ge-noemd.5 Het is een verwijzing naar Wikipedia. Zoals dat een encyclopedie is waaraan iedereen een bijdrage kan leveren, zo moet een Wikistad, een stad zijn waar mensen zelf de problemen aanpakken en oplossen en waarbij de overheid zich dienstbaar opstelt ten opzichte van dit vermogen van mensen. Wij hebben ons toen gericht op de stad Amsterdam. Maar het verster-ken van de sociale veerkracht kan overal. We kunnen ook streven naar een Wikiland. Op dit moment wordt de verhouding tussen de overheid en de burger geregeld in termen van individuele rechten en plichten. Voor soci-ale netwerken is in dit schema geen plaats. Het verschil kan goed duidelijk worden gemaakt aan de hand van het verschil tussen de toekennin-gen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en op basis van de Wet Maatschap-pelijke Ondersteuning. In de eerste wettelijke regeling wordt niet naar het netwerk van het individu gekeken. Een indicatieorgaan bepaalt op basis van individuele kenmerken op hoeveel zorg iemand recht heeft. De Wet Maatschap-pelijke Ondersteuning denkt wel in termen van sociale veerkracht. Van het individu wordt verwacht dat die eerst steun zoekt bij het eigen netwerk. Maar in zo’n regeling is niet altijd duidelijk waar de burger recht op heeft. Toch past het in een streven naar sociale veerkracht om meer regelingen te organiseren zoals de wmo is geregeld. Dat zou ook een oplossing zijn voor de ongekende groei van de persoonsgebonden budgetten. Op dit moment kan iedereen die een indicatie krijgt voor zorg Pieter Hilhorst Sociale veerkracht als vangnet

156

uit de awbz een beroep doen op een pgb. Het betekent dat iemand die de zorg in eigen hand wil nemen, eerst een hele procedure door moet om zijn individuele tekortkomingen te bewij-zen. Pas als iemand een pgb heeft, kan iemand zijn eigen plan opstellen. Waarom wordt dat niet omgedraaid? Laat iemand bedenken hoe hij het leven met een handicap met behulp van zijn sociale netwerk denkt te organiseren en wat hij daarvan van de overheid nodig heeft. Vaak zullen deze plannen goedkoper zijn dan het persoonsgebonden budget. Maar als mensen eerst een budget krijgen, zijn ze natuurlijk gek om het niet helemaal op te maken.

Denken in termen van sociale veerkracht betekent niet dat de burger zijn rechten verliest. Het is wel een aansporing om een juridische strijd voor te zijn. Neem een conflict in de buurt over geluidsoverlast van een café. Om de omwo-nenden te beschermen heeft de overheid regels opgesteld. De ondernemers voelen zich daar-door beklemd. Als een conflict escaleert, zal een burger steeds luider van de overheid handhaving van de regels proberen af te dwingen en de ondernemer zal via bezwaar en beroepsprocedu-res proberen om zich aan de regels te onttrek-ken. Maar er is ook een alternatieve werkwijze mogelijk die veel meer gebruikmaakt van sociale veerkracht. Waarom worden ondernemer en omwonenden niet gestimuleerd om onderling afspraken te maken over de omvang van het terras, de openingstijden en de wijze waarop geluidsoverlast wordt beheerst? Als zij onder-ling tot overeenstemming komen, verstrekt de overheid een vergunning conform de afspraken. Komen ze niet tot overeenstemming dan wor-den de strikte algemene regels gehanteerd. Denken in termen van sociale veerkracht vergt een mentale verandering van de burger. Het mobiliseren van het eigen netwerk is namelijk niet makkelijk. Mensen vragen vaak liever hulp van de overheid dan van vrienden of familie. Het eerste voelt als het claimen van een recht, het tweede als het bedelen om een gunst. Een samen-leving waarin het gewoon wordt om een beroep op anderen te doen, ontstaat dan ook niet vanzelf.

gelijkheid, vrijheid en broederschap Hoe meer van mensen wordt verwacht dat zij hun netwerk mobiliseren om hun lot in eigen handen te nemen, hoe groter het effect van de ongelijkheid in het sociale kapitaal tussen men-sen. De een heeft een veel krachtiger netwerk dan een ander. Als de overheid meer vertrouwt op sociale veerkracht kan dat de ongelijkheid vergroten. Het is ook vaak de eerste reactie van mensen op het idee van sociale veerkracht: ‘En wat nu als mensen geen netwerk hebben?’ Het is een terechte vraag. Er zijn mensen die nauwe-lijks hulpbronnen hebben. Dat maakt hen juist zo kwetsbaar. Maar er is ook vaak sprake van een onderschatting van het sociale netwerk van mensen. Als aan hulpverleners wordt gevraagd of een gezin geschikt is voor een Eigen Kracht-conferentie wordt er vrijwel altijd in eerste instantie ‘nee’ gezegd.6 Het gezin is niet voor niks in de problemen gekomen. Ze schatten in dat het gezin hooguit een paar mensen zal kun-nen mobiliseren. Maar als het aan het gezin zelf wordt gevraagd, noemen zij veel meer mensen die zouden kunnen helpen.

Maar zelfs als iemand geen netwerk heeft, betekent dit nog niet dat de overheid de zorg dan maar naar zich toe moet trekken. Als ie-mand zich meldt bij de sociale dienst en hij kan niemand uit zijn eigen netwerk meenemen, dan kan de sociale dienst hem in contact brengen met een vrijwillige mentor die zich om hem wil bekommeren. Zo’n mentor kan iemand uit zijn isolement halen. De afgelopen jaren zijn er op allerlei terreinen maatjesprojecten opgezet. Het aantal mensen dat zich als mentor opgaf, over-trof vaak de vraag naar het aantal mensen dat een mentor wilde. Er is sprake van een altruïs-meoverschot, zoals Evelien Tonkens het zo mooi omschreef.7 Zulke maatjesprojecten kunnen de verschillen in sociaal kapitaal temperen. Denken in termen van sociale veerkracht levert nog een andere ongelijkheid op. Het betekent dat mensen die met dezelfde tegenslag worden geconfronteerd niet dezelfde behande-ling krijgen. Voor de overheid is een gelijke

157

In document Wat is van waarde? (pagina 152-155)