• No results found

Corine van der Veer en Ton Sanders

4.3 De praktijk .1 Algemeen

De mate waarin de genoemde werkzame factoren behulpzaam zijn is onder meer afhankelijk van de werkwijze van de groepsleider, de opzet van de groep, de andere groepsleden en kenmerken van het individuele groepslid. Twee categorieën kunnen onderscheiden worden:

factoren binnen alle vormen van groepsbehandeling, en factoren bij specifieke groepen en specifieke groepsleden (naar: Colijn & Snijders,1993). Binnen alle vormen van

groepsbehandeling spelen universaliteit, hoop, informatie en advies geven, catharsis, zelfonthulling, altruïsme, cohesie, interpersoonlijk leren een rol. Bij specifieke groepen, methodes of doelgroepen wordt de focus gelegd op zelf-inzicht, nabootsen, sociale vaardigheden, correctie van gezinservaringen, existentiële factoren.

Er zal verschil zijn in de mate waarop de groepsbehandelaars de werkzame factoren direct dan wel indirect kunnen beïnvloeden. Sommige factoren kunnen soms direct gestuurd worden via directieve of procesgerichte interventies, zoals: informatie en adviezen geven, geven van hoop, ontwikkelen van sociale vaardigheden, nabootsen van gedrag,

zelfonthulling, interpersoonlijk leren. Andere factoren ontstaan meer vanuit de groep en het proces, en kunnen indirect beïnvloed worden door voorwaarden te creëren waarop ze kunnen ontstaan en bekrachtigen als ze zich voordoen, zoals: altruïsme, correctieve ervaringen, cohesie, existentiële factoren, zelfinzicht.

4.3.2 Werkzame factoren en de context van de groep

Afhankelijk van de taken en doelen van de behandelgroep, zullen sommige werkzame factoren meer of minder van invloed zijn op het behandelresultaat. In een gestructureerde behandelgroep is bijvoorbeeld informatie geven een toegankelijke en goed inzetbare interventie, waartegenover in een inzichtgevende psychotherapiegroep het proces sturen richting correctieve ervaringen een belangrijk instrument is van de groepsbehandelaar.

Tevens is het van belang mee te nemen in welke fase de groep zich bevindt. Cohesie, installeren van hoop en universaliteit zijn in de beginfase van de groep het belangrijkste (Mac Kenzie, 1987), terwijl interpersoonlijk leren, nabootsen van gedrag en zelfbegrip in de latere fasen belangrijk worden (MacNair-Semands & Lese, 2000). Kivlighan et al. (2014) raden groepsbehandelaars aan vooral de werkzame factoren te benadrukken die gerelateerd zijn aan goede resultaten op niveau van het groepslid. Zij noemen ook cohesie,

zelfonthulling, zelfinzicht, installeren van hoop en sociaal leren, maar ook interactionele bevestiging en relationele beïnvloeding. Meerdere auteurs benoemen dat er niet gesproken kan worden van de universele werkzame factor, maar eerder een reeks aan sleuteldimensies die interacteren met de klinische setting, diagnostiek, en soorten groepen. Verschillende groepsleden kunnen profiteren van een variatie in werkzame factoren binnen dezelfde groep (Rutan et al., 2014).

4.3.3 Werkzame factoren en effectiviteit van de groep

In de AGPA richtlijnen (Bernard et al., 2008) wordt benoemd dat interventies die gericht zijn op cohesie, zich onder meer richten op gevoelens als erbij horen, acceptatie, betrokkenheid, verbondenheid en loyaliteit aan de groep. Dit wordt in direct verband gebracht met

verbetering van de cliënt (Bloch & Crouch, 1985; Yalom en Leszcz, 2005). Groepsleden die hogere niveaus van verbinding, acceptatie en steun rapporteerden, meldden ook een sterke afname van hun symptomen (Mackenzie & Tschuschke, 1993). Aantrekkingskracht en aansluiting voelen met de groep als geheel, zoals elkaar aardig vinden, vertrouwen, steun, betrokkenheid, en inzet ervaren om te werken met elkaar als groep, wordt in verband gebracht met afname van vroegtijdige drop outs (Mackenzie, 1987) en toename van een stabiele deelname aan de groep. Positieve en geëngageerde uitwisselingen tussen groepsleden onderling wordt eveneens in verband gebracht met verbetering van

symptomen, vooral in het begin van de behandeling (Budman et al., 1989). Burlingame et al.

(2011) geven op basis van wetenschappelijk onderzoek een praktisch overzicht van de domeinen van interventies, die cohesie versterken:

• Interventies betreffende de groepsstructuur

• Bijvoorbeeld: een helder rationale beschrijven, duidelijke procedures afspreken, onder andere over aanwezigheid en vertrouwelijkheid;

• Verbale stijl en interacties

• Bijvoorbeeld: voordoen van het geven van persoonlijke informatie in het hier-en-nu, gepaste zelfonthulling en op een gepaste manier feedback leren geven en ontvangen;

• Installeren en handhaven van een adequaat emotioneel behandelklimaat

• Bijvoorbeeld: reguleren van een balans tussen emotionele steun en confrontatie, verwelkomen van kritiek door de behandelaar, het bevorderen van een open en betroken houding.

Hoofdstuk 8 gaat verder in op de verschillende interventies, die een groepsbehandelaar tot zijn beschikking heeft.

4.4 Samenvatting

• In deze richtlijn worden twaalf werkzame factoren in groepsbehandeling

omschreven: universaliteit, altruïsme, hoop, correctieve ervaring van belangrijke gezinservaringen, ontwikkelen van sociale vaardigheden, nabootsen van gedrag, cohesie en acceptatie, existentiële factoren, zelfonthulling en catharsis,

interpersoonlijk leren, zelfinzicht.

• Waar in individuele behandelingen de behandelrelatie tussen cliënt en behandelaar, een van de meest belangrijke werkzame factoren is in de behandeling, wordt in groepsbehandeling cohesie gezien als de belangrijkste werkzame factor.

• Cohesie is op zichzelf een sterke werkzame factor, maar ook een voorwaarde voor de andere factoren om effectief te zijn.

• De groepsleider is zich bewust van de werkzame factoren in de groep en laat deze optimaal naar voren komen in de keuzes die hij maakt bij het opzetten, begeleiden en evalueren van een groep.

• Om de cohesie optimaal te beïnvloeden zorgt de groepsbehandelaar voor groepsstructuur, voldoende verbale interactie met de groepsleider en tussen de groepsleden en een adequate emotioneel klimaat in de groep (Burlingame et al., 2011).

4.5 Aanbevolen literatuur

Colijn, S. & Snijders, H. (1993). Therapeutische factoren. In T. Berk (Ed). Handboek Groepspsychotherapie, pag. A6.3 –A6.21, Houten/Zaventem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Haas, W. (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg: een praktische handleiding op basis van de groepsdynamica. Amsterdam: Boom Nelissen.

Snijders, J.A. (2006). Werken met groepen. Interventies in behandelgroepen. Utrecht: Bohn Stafleu Van Loghum.

Yalom, I. & Leszcz, M. (2005). Theory and Practice of Group Psychotherapy. New York: Basic Books.

4.6 Geraadpleegde literatuur

Barker, P. (2008). Psychiatric and mental health nursing: the craft of caring. CRC Press.

Berk, T. (2011). Groepstherapie toen en nu. Berk. ISBN 978-1-4452-9747-7.

Bernard, H., Burlingame, G., Flores, P., Greene, L., Joyce, A., Kobos, J. C., Leszcz, M., Mac Nair-Semands, R.R., Piper, W.E., Mc Eneaney, A.M., & Feirman, D. (2008). Clinical practice guidelines for group psychotherapy. International Journal of Group Psychotherapy, 58 (4), 455-542.

Bloch, S., & Crouch, E. (1985). Therapeutic factors in group psychotherapy. Oxford University Press.

Braaten, L. J. (1990). The different patterns of group climate critical incidents in high and low cohesion sessions of group psychotherapy. International Journal of Group Psychotherapy, 40 (4) 477–93.

Budman, S. H., Soldz, S., Demby, A., Feldstein, M., Springer, T., & Davis, M. S. (1989).

Cohesion, alliance and outcome in group psychotherapy. Psychiatry, 52(3), 339-350.

Burlingame, G. M., McClendon, D. T., & Alonso, J. (2011). Cohesion in group therapy.

Psychotherapy, 48(1), 34-42.

Burlingame, M, Strauss, B. & Joyce, A.S. (2013). Change mechanisms and effectiveness of small group treatments. In: Bergin and Garfield’s Handbook of Psychotherapy and Behavior Change. New Jersey, Wiley & Sons

Colijn, S. & Snijders, H. (1993). Therapeutische factoren. In T. Berk (Ed). Handboek Groepspsychotherapie, pag. A6.3 –A6.21, Houten/Zaventem, Bohn Stafleu Van Loghum.

Fehr, S. S. (2013). Introduction to Group Therapy: A Practical Guide. New York, The Haworth Press.

Fuehrer, A., & Keys, C. (1988). Group development in self-help groups for college students.

Small Group Behavior, 19(3), 325-341.

Haas, W. (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg: een praktische handleiding op basis van de groepsdynamica. Amsterdam, Boom-Nelissen.

Hayes, A. M., Castonguay, L. G., & Goldfried, M. R. (1996). The study of change in

psychotherapy: A reexamination of the process–outcome correlation paradigm. Comment on Stiles and Shapiro (1994). Journal of Consulting and Clinical Psychology, 64,5, 909-914.

Hoijtink, T. A. E. (2001). De kracht van groepen. Normen en rollen. Groepspraktijk, (1).

Houten-Diegem, Bohn, Stafleu, van Loghum.

Kazdin, A.E. (2007). Mediators and mechanisms of change in psychotherapy research. Annual Review of Clinical Psychology, 3, 1–27

Kivlighan, D.M. & Kivlighan III, D.M. (2014). Therapeutic factors. Current theory and research. In: J.K. Delucia-Waack (ed.). Handbook of Group Counselling & Psychotherapy.

California: Sage.

Leszcz, M., & Malat, J. (2012). The interpersonal model of group psychotherapy. In: J.L.

Kleinberg (Ed.) The Wiley-Blackwell handbook of group psychotherapy, 33-58.

MacKenzie, K. R. (1987). Therapeutic factors in group psychotherapy: A contemporary view.

Group, 11(1), 26-34.

MacKenzie, K. R., & Tschuschke, V. (1993). Relatedness, group work, and outcome in long-term inpatient psychotherapy groups. The Journal of psychotherapy practice and research, 2(2), 147-156.

Martin, D. J., Garske, J. P., & Davis, M. K. (2000). Relation of the therapeutic alliance with outcome and other variables: a meta-analytic review. Journal of consulting and clinical psychology, 68(3), 438-450.

MacNair-Semands, R.R. & Lese, K.P. (2000). Interpersonal problems and the perception of therapeutic factors in group therapy.Small Group Research, 31, 158-174.

Rutan, J.S., Stone, W.N., & Shay, J.J. (2014). Psychodynamic group psychotherapy. New York:

The Guilford Press.

Sharpe S. (2013). Therapeutic factors, interpersonal learning and group cohesion. Sternberg college Working in Groups.

Snijders, J.A. (2006). Werken met groepen. Interventies in behandelgroepen. Utrecht: Bohn Stafleu van Loghum.

Tschuschke, V., & Dies, R. R. (1994). Intensive analysis of therapeutic factors and outcome in long-term inpatient groups. International Journal of Group Psychotherapy, 44(2), 185-208.

Wampold, B. (2001). The great psychotherapy debate: Models, methods, and findings. New Jersey: Lawrence Erlbaum.

Yalom, I & Leszcz, M. (2005). Theory and Practice of Group Psychotherapy. New York, Basic Books.