• No results found

Monique Bekker en Els Loeb

5.6 Integratie van de structuurelementen

Dat alle structuurelementen en procesfactoren samenhangen is vanzelfsprekend. De wijze waarop de elementen interacteren zorgt voor de dynamiek van de groep. Hoe draagt de groepsbehandelaar zorg voor integratie van deze elementen?

De groepsbehandelaar evalueert iedere bijeenkomst aan de hand van de besproken structuurelementen en stelt zichzelf de volgende vragen:

• Heeft de groep de taak waarvoor zij bij elkaar komen uit kunnen voeren?

• Welke structuurelementen en procesfactoren hebben hieraan bijgedragen? Welke werken belemmerend?

• En welke interventies wil de groepsbehandelaar de volgende bijeenkomst uitvoeren om het groepsproces te bevorderen ten gunste van het uitvoeren van de taak van de groep?

De groepsbehandelaar moet in staat zijn processen te onderscheiden die werk-georiënteerd zijn ten opzichte van die afwerend en vermijdend zijn van de taak. Destructieve krachten moeten worden tegengegaan en constructieve krachten worden gestimuleerd (AGPA, 2007).

Een groep kan sterke weerstand hebben om te praten over de cohesie, interactiepatronen, normen en rollen omdat het evenwicht dat ontstaan is door het merendeel van de groep wordt geaccepteerd. Hier veranderingen in aanbrengen roept angst op. De groep heeft dan onvoldoende zicht op dat het hen belemmert in de ontwikkeling van de groep en daarmee de uitvoering van de taak. Het in standhouden van de gevestigde orde betekent stilstand. De groep komt niet in een volgende ontwikkelingsfase. De taak van de groep bepaalt of dit schadelijk is of niet. Een psycho-educatiegroep verlangt minder verdieping in de

samenwerking dan een groep waarin ingrijpende levensgebeurtenissen worden verwerkt. De groepsbehandelaar kan met de interventies, die bij ieder structuurelement beschreven staan, het groepsproces in zijn geheel bevorderen. Van belang is dat alle elementen mee worden gewogen. Zo kan een informele leider sterke invloed hebben op een norm in de groep die de interactie tussen de groepsleden sterkt bepaalt en daarmee ook de mate van cohesie bepaalt. De groepsbehandelaar kan het groepslid dat de rol van deviant heeft in zijn gedrag gaan bekrachtigen en daarmee bijvoorbeeld de norm die ontstaan is over wat wel en niet besproken kan worden in de groep aan de orde stellen.

Wat een groepsbehandelaar zelf ervaart in het werken met de groep kan heel wisselend en indringend zijn. Zelfreflectie en zelfzorg zijn cruciaal in het omgaan met dat wat het werken met de groep oproept bij de groepsbehandelaar. De groepsbehandelaar zal zich bewust moeten zijn van hoe eigen reactiepatronen helpend dan wel remmend zijn voor het groepsproces. Zeker als de groepsbehandelaar alleen werkt is het raadzaam om deel te nemen aan intervisie, of zo nu en dan een collega te consulteren (AGPA, 2007).

5.7 Samenvatting

• Het groepsproces en de dynamiek van de groep wordt bepaald door de samenhang van de structuurelementen: cohesie, interactie, normen en rollen.

De groepsbehandelaar is zich bewust van de structuurelementen, benadert ze in hun samenhang, en kan door interventies gericht op deze structuurelementen het

groepsproces als geheel bevorderen.

• Onder cohesie wordt verstaan de mate van verbondenheid tussen de groepsleden en van de groepsleden met de taak van de groep. Het is de samenwerkingsrelatie op groepsniveau.

In het bevorderen van cohesie neemt de groepsbehandelaar een meer centrale positie in; verderop in het proces verschuift diens positie meer naar de rand.

• Interacties zijn een noodzakelijke voorwaarde voor het functioneren van een groep en het volbrengen van een taak. Interacties worden bepaald door de interne

Het interactiemodel de Roos van Leary is behulpzaam bij het analyseren en het sturen van de interacties in de groep.

• Normen dragen op groepsniveau bij aan de samenwerking, rollen doen dat op

individueel niveau. Normen schrijven het gedrag voor dat voor het volbrengen van de taak gewenst is. Regels kunnen worden opgelegd, normen ontstaan uit de interactie van de groepsleden.

Als normen belemmerend worden in het bereiken van de taak zal de groepsbehandelaar dit ter sprake brengen.

• Rollen in de groep zijn behulpzaam bij de taakverdeling. Naast afgesproken rollen zijn er ook informele rollen die ontstaan in de interactie met elkaar én samenhangen met de persoonlijke stijl van het groepslid.

De groepsbehandelaar bevordert voldoende roldifferentiatie en gaat rolfixatie en rolvervaging tegen.

• Regelmatige intervisie of consultatie bij een collega is aan te bevelen om de

ervaringen en opgeroepen gevoelens in het werken met de groep te kanaliseren en een constructief vervolg te geven.

• •

5.8 Aanbevolen literatuur

Bekker, M.E. (2016). Groepsdynamica: Werken in en met groepen. Amsterdam: Boom.

Haas, W. de (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg.

Amsterdam: Boom Nelissen.

Hoijtink T.A.E. (2001). De kracht van groepen; normen en rollen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Kiesler, D.J. (1996). Contemporary Interpersonal Theory and Research. New York: Wiley.

5.9 Geraadpleegde literatuur

American Group Psychotherapy Association (2007). Practice Guidelines for Group Psychotherapy, Science to Service Task Force.

Bandura, A. (1986). Social Foundations of Thought and Action. Englewood Cliffs, NJ, Prentice Hall.

Bekker, M.E. (2016). Groepsdynamica: werken in en met groepen. Amsterdam: Boom.

Bekker, M.E. (2014). Focus op groepsdynamica. Amsterdam: Boom Lemma.

Berk T. (2005). Leerboek Groepspsychotherapie. Utrecht: de Tijdstroom.

Bond, G.R. (1983). Norm regulation in therapy groups. In R.R. Dries & K.R. MacKenzie (Eds).

Advances in group psychotherapy (p. 171-190). New York: International Universities Press.

Bowlby, J. (1969). Attachment and Loss: Volume 1. London: Penguin Books.

Burlingame G.M., Mc Cleddon, D.T. & Alonso, J. (2011). Cohesion in group therapy.

Psychotherapy, 48 (1), 34-42.

Burlingame, G.M., Strauss B. & Joyce A.S. (2013). Change Mechanisms and effectiveness of small-group treatments. In M.J. Lambert (ed.). Bergin and Garfield’s Handbook of

Psychotherapy and Behaviour. 6th ed., p. 640-689.

Dijk, A. van (2015). Beïnvloed anderen, begin bij jezelf. Zaltbommel: Thema.

Dijkstra, P. (2014). Sociale Psychologie. Den Haag: Boom Lemma.

Forsyth, D.R. (1990). Group Dynamics. Pacific Grove: Brooks/Cole Publishing.

Haas W. de (2008). Groepsbegeleiding en groepsbehandeling in de gezondheidszorg.

Amsterdam: Boom Nelissen.

Hafkenscheid, A. (2004a). De interpersoonlijke communicatietheorie van Donald J. Kiesler (1). De theorie. PsychoPraxis 6 (1) 15-19.

Hafkenscheid, A. (2004b). De interpersoonlijke communicatietheorie van Donald Kiesler (2). De praktijk. PsychoPraxis 6 (2), 56-61.

Hoijtink T.A.E. (2001). De kracht van groepen; normen en rollen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Johnson, D.W. & Johnson, F. (2011). Groepsdynamica, theorie en vaardigheden. Amsterdam:

Pearson Education.

Kiesler, D.J., (1996). Contemporary Interpersonal Theory and Research. New York: Wiley.

Leary, T. (1957). Interpersonal Diagnosis of personality. New York: The Ronald Press.

Levine, B. (1982). Groepspsychotherapie. Deventer: van Loghum Slaterus.

Main, M. & Goldwyn, R. (1988). An adult attachment classification system. Unpublished manuscript. University of California, Department of Psychology, Berkeley.

Oomkes, F. (2006). Communicatieleer. Amsterdam: Boom.

Remmerswaal J. (2001/2004). Handboek Groepsdynamica. Soest: Nelissen.

Whitney, K. (1994). Improving Group Task Performance: The Role of Group Goals and Group Efficacy. Human Performance, 7 (1), 55-75.

Yalom, I.D. (2005). Groepspsychotherapie in theorie en praktijk. Deventer: Bohn Stafleu Van Loghum.

Young, J. E., Klosko, J.S. & Weishaar, M.E. (2005). Schemagerichte therapie. Handboek voor therapeuten. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.