• No results found

Populisme in het Duitse publieke debat

6.1 Commentaren in Die Zeit

Er zijn ook voorbeelden van het gebruik van de term populisme in Die Zeit die niet zo makkelijk kunnen worden onderverdeeld in een bepaalde categorie. Zo lijkt Die Zeit zich te profileren als een fervent tegenstander van Volksraadplegingen of ‘Plebiszite’ en doet zij voorstellen hiertoe met regelmaat af als populisme. Volgens oud-hoofdredacteur van Die

Zeit Robert Leicht wordt de roep om volksraadplegingen vrijwel altijd ingegeven door

populisme over een bepaald thema.215 Bovendien leiden volksraadplegingen volgens hem

ook onherroepelijk tot populisme omdat ingewikkelde problematiek dusdanig gesimplificeerd moet worden tot er een voor of tegen keuze overblijft. De simplificering van een probleem tot ja of nee betekent echter volgens Leicht niet dat het probleem in werkelijkheid ook simpeler wordt.216 Hoewel de roep om meer volksraadplegingen wel

elementen van populisme in zich draagt zoals het op een voetstuk plaatsen van de burger en het simplificeren van beleidsmatige kwesties, ontbreken er toch ook belangrijke populistische elementen waardoor een voorkeur voor een volksraadpleging op zichzelf niet als populisme gezien hoeft te worden. Bovendien gaat het bij volksraadplegingen om de gehele stemgerechtigde bevolking en niet slechts om het ‘heartland’ waar populisten zich op plachten te beroepen.

Een ander voorbeeld van een onduidelijk gebruik van de term is het verwijt van redacteur Jens Jessen aan de Duitse publieke omroepen ARD en ZDF dat zij in hun programma-aanbod nauwelijks nog te onderscheiden waren van de commerciële zenders. Aangezien de publieke omroepen, in tegenstelling tot de commerciële zenders, uit publieke middelen gefinancierd werden verloren zij volgens Jessen hun bestaansrecht. Maar wat Jessen nog veel erger vond was dat de publieke omroepen hun publiek en hun ‘opvoedkundige’ en ‘informerende’ taak niet serieus nam. Zij bepaalden hun programma- aanbod namelijk slechts op basis van de kijkcijfers. Volgens Jessen redeneerde de publieke omroep dat wanneer bepaalde programma’s niet voldoende kijkcijfers genereerden dit het gevolg was van het feit dat deze programma’s niet ‘dom’ genoeg waren in plaats van dat de kwaliteit van de programma’s niet goed genoeg was. Volgens Jessen was deze onderschatting van de intelligentie van het kijkerspubliek een typische uiting van

215 R. Leicht, ‚Müller macht den Oskar‘, Die Zeit 02-11-2000. 216 R. Leicht, ‘Einspruch!’, Die Zeit 29-04-1998.

populisme. Jessen legde met andere woorden een verband tussen de onderschatting van het intellectuele niveau van het publiek en populisme.217

De vooraanstaande historicus en politicoloog Jan Werner Müller geeft in een artikel in Die Zeit zijn kijk op het gevaar dat populisme in zich draagt. Volgens hem geloven populisten dat zij de enigen zijn die de ware wil van het volk begrijpen. Daarmee zouden zij volgens hem een gevaar voor de democratie zijn omdat het daarmee een ‘antidemocratische’ en ‘apolitieke’ stroming zou betreffen.218

6.2 Redacteuren van Die Zeit over populisme

In de onderzochte periode is er een aantal artikelen waarin door de auteurs een poging gedaan wordt om een betekenis van de term populisme te geven. Deze beschrijvingen geven een goed beeld van wat in de volksmond zoal onder populisme verstaan wordt. Maar tegelijkertijd tonen ze ook aan dat het om een zeer grillige en waardeonvaste term gaat. De vooraanstaande socioloog en politicoloog Claus Leggewie geeft in een artikel in Die Zeit aan hoe populisme volgens hem ontstaat. Hij onderscheidt twee soorten van populisme. Een populisme vanuit sociale protestbewegingen die opkomt wanneer er sprake is van een representatiecrisis waardoor een aanzienlijke groep van de bevolking zich niet gerepresenteerd voelt door de bestaande partijen. De tweede soort die Leggewie beschrijft is populisme van bovenaf door de grote volkspartijen. Volgens Leggewie zijn volkspartijen aangewezen op een zekere mate van populisme om kiezers te mobiliseren omdat zij anders nooit zouden kunnen verworden tot volkspartijen.219 Die Zeit-

redacteur Norbert Kostede verduidelijkte deze twee soorten populisme met enkele voorbeelden uit de Duitse politiek. Volgens hem was de opkomst van de Grünen in de jaren zeventig van de twintigste eeuw een voorbeeld van de eerste variant, terwijl de CSU als permanente regeringspartij gezien kan worden als een goed voorbeeld van de tweede variant. Kostede definieerde vervolgens het rechts-populisme in Duitsland als een verlangen naar afscherming van ‘turbulentie’ en ‘economische crises’ buiten de staatsgrenzen. In de eerste jaren na de Val van de Muur zag hij de crises in het uit elkaar gevallen Oostblok, waar de hereniging van Duitsland een onderdeel van was, als het belangrijkste thema voor populisten. Volgens Kostede gold dit voor zowel links- als rechts-populisme.220

217 J. Jessen, ‚Die Quoten-Idioten‘, Die Zeit 31-08-2000. 218 J.W. Müller, ‘Wir! Sind! Das! Volk!‘, Die Zeit 22-04-2012. 219 N. Kostede, ‚Das Spiel mit der Angst‘, Die Zeit 06-11-1992. 220 Ibidem.

Robert Leicht gaf in 1997 een beschrijving van populisme aan de hand van een toespraak van bondspresident Roman Herzog die hij als typisch populistisch kenmerkte. Herzog had in een toespraak in Berlijn volgens Leicht een poging gedaan om de kloof tussen de politiek en het volk te verkleinen door de gevestigde politiek te bekritiseren op haar functioneren. Volgens Herzog was de politiek slechts in beperkte mate in staat de grote politieke kwesties aan te pakken. Hij vond het daarom nodig dat de politiek een modernisering zou ondergaan. Zonder al te diep op de inhoudelijke voorgestelde modernisering in te gaan vond Leicht dit een populistische opstelling van de bondspresident. Hij noemde de retorische poging om een verbond met het volk aan te gaan door de gevestigde politiek, waar hij deel van uitmaakte, te bekritiseren ‘wohwollender Populismus’. Volgens Leicht is in deze context populisme dus het zich afzetten tegen de gewoonten van het establishment.221 Vijf jaar later gaf hij in een artikel met de toepasselijke

kop: ‘Was ist Populismus?’ een definitie van populisme als een fenomeen dat een bepaalde onvrede adresseert zonder daarbij daadwerkelijk een oplossing te bieden voor de oorzaken van deze onvrede. Volgens Leicht is populisme daarom een ‘oppervlakkig massafenomeen’.222

In tegenstelling tot Leicht zag Die Zeit-redacteur Roger de Weck populisme juist per definitie als iets dat van buiten het establishment komt omdat populisme door het establishment geen zin heeft of zelfs averechts zou werken. Hij begon zijn artikel over de mislukte verkiezingscampagne van de SPD bij de verkiezingen voor de landdag van Hamburg in 1997 dan ook als volgt:

“Das ist das schöne am Populismus: Für die Volksparteien lohnt er sich nicht. Von ihnen erwarten die Menschen etwas anderes als Sprüche und Windbeutel. Doch im Hamburger Wahlkampf war Henning Voscherau der Bürgerfänger der nachsagt was Volkes Stimme ihm zuträgt.“223

Volgens De Weck was het een uiting van populisme om een verkiezingscampagne te voeren op basis van de publieke opinie op bepaalde thema’s in plaats van een gedegen en herkenbaar verkiezingsprogramma.

Werner A. Perger definieerde populisme als een uiting van een afkering van de gehele samenleving als gevolg van een vertrouwenscrisis. De groep mensen die vatbaar zijn voor populisme komt volgens hem uit de onderlaag van de samenleving en bestaat uit

221 R. Leicht, ‘Die Berliner Standpauke’, Die Zeit 02-05-1997. 222 R. Leicht, ‚Was ist Populismus?‘, Die Zeit 01-04-2004.

223 R. de Weck, ‘Hamburg hat gewählt: Die Politik des Stammtischleindeckdich beschert die SPD nur Verluste‘, Die Zeit 26-09-1997.

verliezers van de moderniteit.224 Perger legt hier dus een direct verband tussen de

ontvankelijkheid voor populisme en de achtergestelde economische toestand van mensen. Een opvatting die hij enkele jaren later zou herhalen.225 Ook dit causale verband komt niet

zo direct terug in de beschrijvingen van populisme door de politicologen zoals behandeld in het eerste hoofdstuk. Cultuurcorrespondent Thomas E. Schmidt voorspelde in een vooruitblik op het nieuwe jaar 2007 dat dit het jaar van het populisme zou worden. Hij gaf hierbij ook echter meteen aan dat de term populisme volgens hem een ondoorzichtig begrip is. Hij zag populisme als een communicatiestrategie die zich richt op datgene dat door het ‘politieke apparaat’ niet opgelost kan worden.226 Christoph Dieckmann citeerde en

onderschreef de uitspraak van SPD-politicus Walter Sickert die over het populisme van Oskar Lafontaine zei: ‘als je iets wilt dat niet realiseerbaar is dan is dat populisme’.227

Matthias Geis gebruikte eveneens een uitspraak van een SPD-politicus om zijn begrip van populisme te beschrijven. Hij haalde SPD-politicus Kurt Beck aan die gezegd had dat populisten vaak een wedstrijd hielden ‘wie doet de meest irreële voorstellen die mooi klinken maar in werkelijkheid nog geen drie dagen houdbaar zijn’.228 Tweeënhalf jaar later

stelde Geis dat populisme te herkennen is aan de ‘wanverhouding tussen de schreeuwerige toon waarop bepaalde problemen gethematiseerd worden en de karige oplossingen die voor deze problemen worden aangevoerd’.229 Redacteur Mark Schieritz definieert populisme

in het algemeen als ‘een politiek die probeert de gunst van de massa voor zich te winnen’.230

Het betreft hier dus zeer uiteenlopende beschrijvingen van populisme. De vraag is dan ook in hoeverre de beschuldigingen van populisme in alle gevallen even terecht te noemen zijn. De Duits/Britse socioloog en oud-FDP-politicus Ralf Dahrendorf publiceerde in 2003 een artikel waarin hij de term populisme analyseerde. Hij stelde hierin onder meer dat het beschuldigen van populisme een vorm van populisme op zichzelf zou kunnen zijn. Iemand van populisme beschuldigen werd namelijk in zijn ogen nogal eens gebruikt als demagogische vervanging van argumentatie in een discussie.231 Zo geredeneerd zou Die Zeit

in bepaalde gevallen zelf dus ook van populisme beschuldigd kunnen worden. Iets dat overigens ook meermaals gebeurd is door lezers in ingezonden brieven en commentaren op

224 W.A. Perger, ‘Lohn der Kühnheit‘, Die Zeit 31-12-2003. 225 W.A. Perger, ‚Zum Gruseln‘, Die Zeit 15-03-2007. 226 T.E. Schmidt, ‘Das neue Jahr‘, Die Zeit 28-12-2006.

227 C. Dieckmann, ‘Der große Mann der kleinen Leute‘, Die Zeit 24-05-2007. 228 M. Geis, ‘Politischer Klimawandel’, Die Zeit 12-07-2007.

229 M. Geis, ‚Die bellen doch nur‘, Die Zeit 28-02-2010.

230 M. Schieritz, ‘Das haben die Banker nicht verdient‘, Die Zeit 24-01-2010.

231 R. Dahrendorf, ‚Acht Anmerkungen zum Populismus‘, in: Transit. Europäische Revue 25 (2003) 156.

artikelen.232 De beschrijvingen van populisme door de verschillende redacteuren wijken

soms ook nogal af van die van Florian Hartleb. In een interview in Die Zeit in 2013 herhaalde hij nog eens wat volgens hem populisme inhoudt. In het interview werd Hartleb gevraagd om de populistische Italiaanse partij MoVimento 5 Stelle onder leiding van de komiek Beppe Grillo te duiden. Hij zag deze partij als typisch populistisch. Om dit te onderbouwen gaf hij aan dat er twee essentiële kenmerken zijn van populistische partijen. Ten eerste vertegenwoordigen ze een anti-elitair sentiment. En daarnaast wordt er één leider in het middelpunt geplaatst die de politiek tot een ‘one-man-show’ moet maken. Hartleb stelt echter verderop in het interview dat elke partij tot op zekere hoogte aangewezen is op een bepaalde mate van populisme. Zonder polarisering zou er geen campagne plaats kunnen vinden en zou het politieke systeem niet kunnen functioneren. Maar men kan pas spreken van een populistische partij of beweging wanneer deze zich gericht en destructief tegen de politieke elite of een ander gemeenschappelijk vijandsbeeld keert.233 Hartleb erkent met

andere woorden dat er ook binnen de volkspartijen bepaalde elementen van populisme aanwezig zijn ook al passen deze vormen van populisme niet geheel binnen zijn eigen gegeven definitie.

232 ‚Das ist ungerecht!‘, Die Zeit 14-11-2002.