• No results found

3. Populisme en de tegenstellingen tussen Oost en West

3.3 Het gemeenschappelijke verleden

De hiervoor behandelde voorbeelden van populisme komen vooral vanuit de linkerkant van het politieke spectrum. Maar uiteraard ziet Die Zeit ook populisme op rechts in de context van de Oost-West tegenstellingen. Een goed voorbeeld hiervan is te zien in de discussie over eventuele vervolging van DDR-spionnen en andere SED-functionarissen. In de eerste jaren na de val van de Muur ontstond er een groot debat over de vraag hoe de Bondsrepubliek moest omgaan met het verleden van de SED-dictatuur. Met de hereniging werd de DDR-geschiedenis immers ook een onderdeel van de geschiedenis van de Bondsrepubliek. De vraag was nu of, en zo ja, hoe de DDR-spionnen, Stasi-functionarissen en grensbewakers gestraft moesten worden voor hun daden. Zij voerden immers de wet uit die op dat moment van kracht was in de DDR. De grensbewakers die vluchtelingen neerschoten traden op in naam van de wet van het systeem waarin zij leefden. Dat dit systeem fout was, daar waren de meesten het na de val van de Muur wel over eens. Maar in

81 H. A. Winkler, ‚Von den eigenen Sünden ablenken‘, Die Zeit 11-11-1994. 82 R. Leicht, ‚Die linke Einheit – Traum und Trauma‘, Die Zeit 04-11-1994.

hoeverre moesten individuen hiervoor bestraft worden? Hierover bestond nu grote onenigheid in Duitsland. Er ontstond dan ook automatisch een tweedeling binnen Duitsland tussen de mensen die onder het regime geleefd hadden en zij die dat niet hadden. Volgens veel Oost-Duitsers konden West-Duitsers niet oordelen over de wandaden die begaan waren omdat zij niet konden weten in welke situatie zij zich toen bevonden en wat de eventuele consequenties waren van het niet uitvoeren van opdrachten. Veel Oost-Duitsers verweten West-Duitsers dan ook een ‘ongepast moreel superioriteitsgevoel’. Vanwege deze moeilijkheden ontstond er een breed draagvlak voor het verlenen van amnestie. Vooral van rechtse West-Duitse parlementariërs stuitte deze wet echter op groot verzet. De latere hoofdredacteur Robert Leicht noemt deze weerstand tegen de amnestiewet in een opiniestuk in 1991 populisme. Omdat zij zich volgens hem lieten leiden door een volkse verontwaardiging in plaats van dat zij de situatie op een rationele manier beschouwden.83

Langzaam maar zeker werden de Oost-West tegenstellingen minder benoemd en ontspande de relatie tussen de oude en de nieuwe deelstaten. Ook in Die Zeit werd er minder geschreven over populisme in de Oost-West context. Dit wil echter niet zeggen dat de integratie nu voltooid was. Er bleven problemen bestaan in de integratie van Oost- en West- Duitsland. Die Zeit bleef artikelen publiceren over populisme in deze context, zij het minder frequent dan tot 1995. In 1996 nam redacteur Klaus Hartung waar dat de PDS in Berlijn langzaam maar zeker haar ‘Ost-Populismus’ losliet en zich realistischer begon op te stellen. Zo stelde Hartung dat de PDS (eindelijk) erkende dat er te veel ambtenaren werkzaam waren in Berlijn. Daarnaast stond de PDS open voor de privatisering van verschillende publieke diensten.84 Volgens Mario Kaiser en Roland Kirbach profileerde de PDS zichzelf

nog steeds als ‘Ost-Partei’ maar in plaats van dat zij alleen de ‘verliezers van de Wende’ bedienden spraken zij nu ook de winnaars aan. Volgens de auteurs was dit het gevolg van een meer gematigde opstelling van de PDS. Zij profileerden zich niet langer als de tegenstander van alles dat kapitalistisch was maar waren een redelijk alternatief geworden voor de sociaaldemocratische SPD.85

Toch bestonden er ook nog grote stigma’s tussen Oost en West. Redacteur Toralf Staud schreef in 1999 in een artikel dat rechtsextremisme en buitenlanderhaat in Oost- Duitsland aan de orde van de dag waren. Volgens Staud vonden in Hoyerswerda pogromachtige taferelen plaats gericht tegen buitenlanders, waarbij omstanders afwachtend stonden toe te kijken. Staud betoogde dat de Oost-Duitse maatschappij het open en tolerante

83 R. Leicht, ‚Zweierlei deutsche Vergangenheit‘, Die Zeit 06-09-1991. 84 K. Hartung, ‚Ist Berlin hauptstadtwürdig?‘, Die Zeit 27-09-1997. 85 M. Kaiser en R. Kirbach, ‚Gysis rote Wundertüte‘, Die Zeit 07-10-1999.

waardesysteem van West-Duitsland min of meer opgelegd had gekregen in zeer korte tijd. Hierdoor had de bevolking nauwelijks de tijd gekregen zich de democratische waarden toe te eigenen. In de DDR werden burgers die zich tegen beleid keerden of zich anderszins niet aan de regels hielden bestraft. Zij waren hierdoor volgens Staud niet gewend zich kritisch op te stellen ten opzichte van wat zich om hen heen afspeelde. Als gevolg hiervan konden rechts-extremisten hier vrijuit hun gang gaan zonder dat dit op weerklank uit de Oost-Duitse samenleving stuitte.86 Staud kreeg hierop meerdere zeer kritische brieven van lezers die zich

de stigmatiserende uitlatingen over Oost-Duitsers sterk aantrokken. Zij verweten hem kleinburgerlijk populisme en vonden dat hij de integratie tussen Oost- en West-Duitsland met zijn artikel gefrustreerd had.87 Met dit artikel bewees Staud dat er zelfs na bijna tien jaar

na de Val van de Muur nog wel degelijk spanningen bestonden tussen Oost- en West- Duitsland. Dit werd ook duidelijk in 2004 rondom het debat over de hervormingen van het Duitse sociale stelsel en de arbeidsmarkt die bekend werden onder de naam van de Hartz- hervormingen, vernoemd naar de voorzitter van de commissie Peter Hartz die de hervormingen had voorgesteld. Bij de hervormingen van Hartz IV werden werkeloosheidsuitkeringen en andere sociale uitkeringen samengevoegd wat voor veel betroffenen neerkwam op een korting in hun uitkering. Voorafgaand aan deze hervormingen ontstond er kritiek van diverse Oost-Duitse politici die vonden dat de burgers in Oost- Duitsland veel sterker getroffen zouden worden door de hervormingen dan die in West- Duitsland.88 Door de gehele breedte van het politieke spectrum ontstond tegenstand tegen de

geplande hervormingen van Hartz IV. Volgens politiek redacteur van Die Zeit Matthias Geis gebruikten zowel rechtse als linkse politici dezelfde populistische retoriek om dezelfde kiezersgroep aan te spreken. Elke partij die geen deel uitmaakte van de coalitie van SPD, CDU en Grünen wendde zich van hen af en profileerde zich als tegenstander van het ‘etablierte’ systeem. Ook onder de bevolking zou er volgens Geis toentertijd een dieptepunt zijn in het vertrouwen ten opzichte van de grote volkspartijen.89 Klaus Hartung zag echter

behalve een onderscheid tussen Oost- en West-Duitsland, ook verschillen tussen de Oost- Duitse deelstaten onderling. Zo had Sachsen volgens Hartung veel sneller de aansluiting gevonden met West-Duitsland dan bijvoorbeeld Brandenburg. In Sachsen bloeide de industrie terwijl Brandenburg was blijven hangen in een DDR-mentaliteit die het moest hebben van de agrarische sector. Volgens Hartung had Sachsen zich al vrij snel onttrokken

86 T. Staud, ‚Die importierte Moral‘, Die Zeit 08-04-1999. 87 ‚Ostdeutsches Schreckgespenst‘, Die Zeit 29-04-1999. 88 G. Lütge, ‚Populismus pur‘, Die Zeit 29-07-2004.

aan de geschiedenis die hen belemmerd had terwijl Brandenburg nog niet helemaal uit de ‘communistische droom’ ontwaakt was. Dientengevolge was er volgens Hartung een soortgelijke animositeit ontstaan tussen deze twee deelstaten als tussen Oost- en West- Duitsland als geheel.90

Wanneer er over populisme gesproken werd in Die Zeit was er één naam die telkens weer opdook, Oskar Lafontaine. Nadat hij in 1999 uit de SPD getreden was, stelde hij zich op als criticaster van de SPD in het algemeen, en van Schröder in het bijzonder. Hij publiceerde een boek waarin hij geen spaan heel liet van de SPD en het beleid van de regeringen Schröder. In een boekbespreking zette redacteur Tobias Dürr enkele uitspraken uit het boek op een rij om het hoge populistische gehalte ervan aan te tonen.91 In het laatste

hoofdstuk kom ik hier nog nader op terug. Lafontaine wilde echter niet als buitenstaander naar de politiek blijven kijken en hij maakte dan ook zijn rentree in de politiek bij de

WASG, de West-Duitse tegenhanger van de PDS. Deze twee partijen gingen in 2005 onder

leiding van Lafontaine en Gregor Gysi een samenwerkingsverband aan onder de naam

Linkspartei PDS. In een commentaar op deze nieuw ontstane verbinding analyseerde oud-

hoofdredacteur Robert Leicht deze beide politici. Volgens Leicht vertegenwoordigde Lafontaine het ‘West-populisme’ en Gysi het ‘Ost-populisme’. Beide populisten hadden volgens hem gemeen dat zij vrijwel overal tegen waren maar nergens vóór. Ze ontbeerden daadwerkelijke ideeën over hoe de maatschappij beter gemaakt zou kunnen worden. Hij kwalificeerde het ‘verbond tussen Oost en West’ dan ook als een anti-partij. Ondanks zijn afkeer van populisme zag Leicht echter een voordeel in het ‘lege populisme’ van de nieuwe Linkspartei omdat hij dacht dat deze partij rechts-populisme, dat hij als veel gevaarlijker kwalificeerde, wind uit de zeilen zou kunnen nemen.92 Ook Christoph Seils

becommentarieerde de nieuwe partij toen anderhalf jaar later de fusie officieel zou worden.

Die Linke was volgens hem een populistisch verbond van anti-elitaristen die onderling

minder gemeen hadden dan ze naar buiten toe wilden laten merken. Tussen de WASG uit het Westen en de PDS uit het Oosten bestonden nog steeds zeer grote culturele verschillen die volgens Seils tot uiting kwamen in diverse deelstaten waar de nieuwe partij voet aan de grond wilden krijgen. Volgens Seils was ook het verschil tussen de politieke stijlen van Lafontaine en Gysi exemplarisch voor de scheve verhoudingen binnen de partij. Veel PDS’ers waren bijvoorbeeld zeer ontevreden over Lafontaine, maar durfden volgens Seils

90 K. Hartung, ‚Osttrotz und Aufbruchspathos‘, Die Zeit 16-09-2004. 91 T. Dürr, ‚Völkischer Populismus, links gewendet‘, Die Zeit 06-04-2005. 92 R. Leicht, ‚Ein Pas de deux zweier Populisten‘, Die Zeit 13-06-2005.

geen kritiek te leveren uit angst de nieuwe partij hiermee te beschadigen.93 Ook bijna twee

jaar later ziet Seils nog steeds verschillen tussen Die Linke in het Westen en in het Oosten. Volgens Seils was Die Linke in Oost-Duitsland inmiddels een volkspartij geworden door de blijvende onvrede aldaar. In West-Duitsland werd er volgens hem met Lafontaine echter nog steeds puur populisme bedreven waardoor de partij zichzelf daar in de marge hield.94

Zelfs twintig jaar na de hereniging bestonden er dus nog grote verschillen tussen Oost- en West-Duitsland. Althans, dat werd door velen zo ervaren. Socioloog Heinz Bude uitte zich in twee interviews in Die Zeit over dit fenomeen en probeerde te duiden in hoeverre dit verschil daadwerkelijk bestond. Volgens Bude bestond Oost-Duitsland als zodanig niet meer. In het dagelijkse leven was er volgens hem geen onderscheid tussen de zorgen en belangen van de burgers in het Oosten en die in het Westen. Dit onderscheid bestond echter nog wel als politieke entiteit en in de hoofden van met name de Oost- Duitsers. Er bestonden ook grote verschillen tussen verschillende regio’s binnen West- Duitsland net zoals tussen verschillende regio’s binnen Oost-Duitsland. In het Oosten werden deze verschillen door de burger echter meer als verschillen ervaren in tegenstelling tot in het Westen waar deze verschillen veel meer als realiteit geaccepteerd werden.95

Daardoor bestond er volgens Bude in de hoofden van de Oost-Duitsers een andere zelfperceptie dan in het Westen. Dit onderscheid tussen Oost- en West-Duitsland kwam volgens Bude tot uiting in de verschillen tussen de manier waarop populisme zich in West- en Oost-Duitsland manifesteerde. Bude vond dat een democratisch systeem op een zekere mate van populisme aangewezen is om naar behoren te functioneren. Hij zag echter een verschil tussen de manieren waarop het ‘populistische potentieel’ zich manifesteerde in Oost- en West-Duitsland. In Oost-Duitsland keerde het populisme zich tegen de grote volkspartijen terwijl in West-Duitsland het populisme vanuit de grote volkspartijen kwam. Als voorbeeld hiervoor noemde hij Karl-Theodor zu Guttenberg die een populisme vanuit de Union vertegenwoordigde. Bude zag Guttenberg als exemplarisch voor dit West-Duitse populisme.96